nr. 65
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 juli 2009
Bij deze bied ik u de door het Nicis Kennis Institute in mijn opdracht
uitgevoerde evaluatie van de uitvoering van het Besluit subsidies Topprojecten
herstructurering bedrijventerreinen, kortweg de Topper-regeling genaamd, aan.1
In de brief van 19 december 2006 over de voortgang van het Actieplan
Bedrijventerreinen (Kamerstukken II, 2006–2007, 30 800 XIII, nr. 35)
is aangekondigd dat de Topper-regeling in 2008 geëvalueerd zal worden
en dat er dan zal worden besloten over het al dan niet voortzetten van de
Topper-regeling.
In het Bestuursakkoord rijk-provincies 2008–2011 (Kamerstukken II,
2008–2009, 31 700 VII, nr. 44) heeft het rijk de belangrijke
rol van de provincie bij de uitvoering van het bedrijventerreinenbeleid onderschreven.
Kernpunt is versterking van de regionale uitvoeringsstrategie. Mede op basis
van het eindadvies van de commissie Noordanus en van de ervaringen met de
Topper-regeling wordt de uitwerking daarvan in overleg tussen rijk en provincies
nader vormgegeven.
Als gevolg van de afspraken in het genoemde Bestuursakkoord heeft het
kabinet besloten de Topper-regeling ultimo 2008 stop te zetten. Dit besluit
heeft uiteraard uitwerking op de evaluatie van de Topper-regeling gehad. Die
evaluatie is niet gericht geweest op besluitvorming over het al dan niet voortzetten
van de Topper-regeling – dat besluit staat immers al vast – maar
draagt nu het karakter van een terugblik op de bereikte resultaten en op het
aangeven van elementen die bij de uitwerking van het nieuwe rijksbeleid voor
bedrijventerreinen een nuttige rol kunnen vervullen. Ik merk hierbij op, dat
deze elementen uitsluitend op het terrein van het instrumentarium liggen waarmee
het nieuwe beleid ten uitvoer gelegd zal worden.
De uitkomsten van de evaluatie worden meegenomen bij de vormgeving van
het nieuwe instrumentarium voor bedrijventerreinen. Over de uitkomsten van
dit traject wordt u in het najaar van 2009 nader geïnformeerd.
De minister van Economische Zaken,
M. J. A. van der Hoeven