nr. 75
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VERKEER EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 juli 2009
Zoals ik uw Kamer heb toegezegd in de brief Project Renovatie Bruggen:
onderzoek kunstwerken, van 19 september 2008 (Kamerstuk 31 700 XII,
nr. 3) en het AO bedienen op afstand (Kamerstuk 31 700 A, nr. 14)
geef ik u hierbij mijn eerste beeld over de mogelijk noodzakelijke renovatie/vervanging
van de zogenaamde natte kunstwerken (stuwen, schutsluizen, gemalen, spuisluizen,
uitwateringssluizen, stormvloedkeringen en een aantal bruggen met pijlers
in de vaarweg).
De problematiek bij deze kunstwerken is grotendeels vergelijkbaar met
de problematiek bij de stalen en betonnen bruggen (brief Project Renovatie
Bruggen: onderzoek kunstwerken, 19 september 2008). Het gaat in beide
gevallen om kunstwerken, die door veranderde omstandigheden en intensiever
gebruik dan was beoogd bij het ontwerp, wellicht een kortere levensduur kennen.
Er is daarnaast een aantal verschillen:
• Bij natte kunstwerken zit de problematiek in belangrijke mate op
niet zichtbare en moeilijk te inspecteren plaatsen (onder water, onder de
grond).
• De wijze van beoordelen en techniek die nodig zijn om hier goed
zicht op te krijgen, zijn vrij nieuw en deels nog in ontwikkeling
• Natte kunstwerken zijn gemiddeld aanzienlijk ouder dan de stalen
en betonnen bruggen (circa 1/3 is gebouwd vóór 1940)
De kern van de problematiek bij de natte kunstwerken is dat de samenloop
van de effecten van veroudering, intensiever gebruik (veel meer en grotere
schepen met meer waterverplaatsing, verhoging van waterstanden in de stuwpanden),
vermoeiing van staalconstructies en betonrot het functioneren van de waterwegen
en waterhuishouding gaat aantasten. De mate en het tempo waarin zijn nog onvoldoende
duidelijk. In een aantal gevallen zal dit betekenen dat kunstwerken eerder
vervangen of gerenoveerd moeten worden. De toekomstige stijging van de waterspiegel
(ten gevolge van klimaatverandering) vergroot het probleem. Op korte termijn
is nog geen sprake van een veiligheidsrisico; wel van mogelijk
grote economische schade bij daadwerkelijk van uitvallen van kunstwerken.
De inschatting van de kosten van renovatie, reparatie en vervanging en
het tijdspad waarin deze kosten optreden kent nog een grote mate van onzekerheid.
Het is duidelijk dat het nodig is om inspecties uit te voeren, zodat een
helder beeld ontstaat, duidelijk wordt welke acties nodig zijn om de problematiek
beheersbaar te houden, te voorkomen dat kunstwerken uitvallen en om een beter
beeld te krijgen van de benodigde vervangingsinvesteringen.
Rijkswaterstaat heeft reeds een start gemaakt met deze inspecties. De
kunstwerken met de grootste risico’s voor veiligheid en economisch belang
worden het eerst geïnspecteerd.
Rijkswaterstaat bekijkt samen met TNO hoe zo efficiënt mogelijk kan
worden geïnspecteerd om zo snel mogelijk een voldoende betrouwbaar beeld
neer te zetten. De eerste resultaten van dit onderzoek worden rond de zomer
2010 verwacht. Zodra deze resultaten bekend zijn zal ik u nader informeren.
Om per object de exacte staat van onderhoud vast te stellen zijn diepgaande
inspecties per object nodig. Vanwege het grote aantal objecten, de complexiteit
en de hiervoor benodigde specialistische marktcapaciteit, zal hiermee enige
jaren gemoeid zijn.
De staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,
J. C. Huizinga-Heringa