31 700 XI
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI) en van de begrotingsstaat van het Waddenfonds voor het jaar 2009

nr. 97
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 juli 2009

In mijn brief van 22 juni jl. (Kamerstuk 31 700 XI, nr. 89) heb ik u verzocht in te stemmen met de door mij voorgestelde aanpassingen in de artikelstructuur van de VROM-begroting 2010. Deze hebben als doel om de toegankelijkheid van de begroting te verbeteren en de samenhang binnen de artikelen te versterken, waarbij het mogelijk is om zowel heldere algemene doelstellingen als operationele doelstellingen met bijbehorende indicatoren te presenteren. De door mij voorgestelde artikelindeling sluit tevens beter aan bij de organisatiestructuur van VROM, waardoor sturing en beheersing worden vereenvoudigd. Naar aanleiding van vragen tijdens het wetgevingsoverleg Jaarverslag 2008 VROM van 24 juni jl. (Kamerstuk 31 924 XI, nr. 12) heb ik met mijn brief van 29 juni jl. (Kamerstuk 31 700 XI, nr. 90) een nadere toelichting gegeven op de conversie van de oude naar de nieuwe artikelstructuur. Deze brief is onderwerp van gesprek geweest in het voortgezette wetgevingsoverleg over het Jaarverslag 2008 VROM van 2 juli jl. (Kamerstuk 31 924 XI, nr. 12).

Tijdens dit voortgezette wetgevingsoverleg heb ik toegezegd u nader inzicht te verschaffen in de gevolgen van de door mij voorgestelde wijziging van de artikelstructuur van de VROM-begroting 2010. Via deze brief geef ik hieraan invulling. Ik ga achtereenvolgens in op de gevolgen van de voorgestelde wijziging voor de effect- en prestatie-indicatoren en de doorrekening van de structuur 2010 op basis van de cijfers uit de begroting 2009. Ik ga ervan uit dat deze aanvullende informatie voldoende inzicht geeft in de door mij voorgestelde verbeteringen.

I. Effect- en prestatie-indicatoren begroting 2010

Zoals ik heb aangegeven in mijn brief van 29 juni jl. streef ik naar verdere verbetering van mijn begroting. De door mij voorgestelde artikelstructuur is daar een wezenlijk onderdeel van. De verbetering van mijn begroting blijkt uit het feit dat de begroting beter aansluit bij mijn beleid en de samenhang tussen diverse beleidsterreinen beter naar voren komt. Uitgangspunt daarbij is voor mij dat de kwaliteit van de effect- en prestatie-indicatoren voorop staat, waarbij zoveel als mogelijk de indicatoren uit de begroting 2009 terugkomen in de begroting 2010. Concreet betekent dit dat in de begroting 2010 een aantal indicatoren verder wordt verbeterd. Zo zijn indicatoren voor de werking van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening, Verstedelijking, geluidhinder en klimaatadaptatie toegevoegd. Ook is een indicator voor het Clean Development Mechanism (CDM) en Genetisch gemodificeerde organismen (ggo’s) ontwikkeld. Enkele indicatoren komen niet meer terug in de begroting omdat deze niet meer aansluiten bij de beleidsdoelen.

In bijgaande bijlage «Effect- en prestatie-indicatoren 2010» ga ik nader in op de indicatoren die ik wil opnemen in de begroting 2010, en de belangrijkste verbeteringen ten opzichte van 2009.1 Ook staat aangeven waar de indicatoren staan in de begroting 2009, zodat onderlinge vergelijkbaarheid mogelijk blijft.

In deze bijlage wordt niet ingegaan op de in de begroting 2009 op artikel 9 «Handhaving en toezicht» opgenomen twee tabellen met nalevingsindicatoren.

Deze tabellen worden niet meer in de begroting 2010 opgenomen. De belangrijkste reden daarvan is dat de VROM-inspectie met de rapportage «Staat van Toezicht» wil voorzien in een instrument waarmee de ontwikkelingen in de kwaliteit van de leefomgeving, de staat van de naleving en de bijdrage van het toezicht op de wet- en regelgeving van VROM in beeld worden gebracht. Het toezichtsterrein van VROM is dermate breed dat de Staat van Toezicht niet in één keer gerealiseerd kan worden, maar in een aantal jaren wordt opgebouwd. Vanaf 2010 zullen twee tot drie onderwerpen worden uitgewerkt tot themarapportages. Deze rapporten zullen ter informatie naar de Tweede Kamer worden gestuurd. Daarnaast zal de Tweede Kamer jaarlijks worden geïnformeerd over de belangrijkste bevindingen uit de te ontwikkelen overzichtsrapportage.

II. Doorrekening structuur 2010 op basis van cijfers 2009

In bijgaande bijlage «VROM Conversietabel 2009–2010» presenteer ik u het resultaat van de (indicatieve) doorrekening van de cijfers (voor de jaren 2009 tot en met 2013) uit de begroting 2009 naar de door mij voorgestelde artikelstructuur 20101.

Door middel van een «pijlverwijzing» is indicatief aangegeven wanneer een operationeel doel uit de begroting 2009 in zijn geheel op hetzelfde artikel terugkomt in de begrotingsstructuur 2010. In alle andere gevallen (operationeel doel uit 2009 komt in de begrotingsstructuur 2010 terug op een ander operationeel doel van hetzelfde artikel dan wel ander artikel) wordt aangegeven naar welk(e) artikel(en) het operationeel doel verhuist dan wel vandaan komt.

Zo is te lezen dat de inhoud van het operationeel doel «Ruimtelijk instrumentarium ontwikkelen en beheren» van artikel 1 (Optimaliseren van de ruimtelijke afweging) uit de begroting 2009 in de begrotingsstructuur 2010 is opgenomen onder de artikelen 1 (Optimaliseren van de ruimtelijke afweging), 7 (Versterken van het internationale milieubeleid) en 10 (Leefomgevingskwaliteit). Dit is in overeenstemming met mijn brief van 29 juni jl. (pagina 3) waarin ik heb gemeld dat artikel 1 blijft gehandhaafd en dat het instrument Interreg (2009: € 4,763 mln) vanwege het internationale karakter wordt geïntegreerd in artikel 7 en dat de budgetten Kennis, onderzoek en projecten klimaat (FES), die een nauwe samenhang hebben met de leefomgevingskwaliteit (2009: € 10,045 mln), worden samengevoegd met de relevante budgetten in het nieuwe artikel 10.

Een tweede voorbeeld is het in de begrotingsstructuur 2010 vervallen van artikel 5 (Verbeteren milieukwaliteit in de bebouwde leefomgeving). Het begrotingsbedrag 2009 ad € 129,958 mln. wordt als volgt in de begrotingsstructuur 2010 opgenomen:

• € 40,0 mln. voor het «Verbeteren van de lokale luchtkwaliteit» gaat naar het operationeel doel «Verbeteren luchtkwaliteit» in artikel 3 (Klimaatverandering en luchtkwaliteit);

• € 55,7 mln. van het operationeel doel «Bevorderen van duurzame mobiliteit» wordt voortaan als operationeel doel «Stimuleren van duurzame mobiliteit» van artikel 3 verantwoord;

• € 28,159 mln. voor het «Verminderen van geluidhinder» wordt samengevoegd met andere budgetten op het nieuwe artikel 10 (operationeel doel «Tegengaan van geluidhinder»);

• de € 6,099 mln. voor «Geïntegreerd milieubeleid voor andere overheden» wordt voor € 4,195 mln. opgenomen op artikel 10 (operationeel doel «Tegengaan van geluidhinder») en voor € 1,904 mln. op artikel 3 (operationeel doel «Verbeteren luchtkwaliteit»).

Voorts gaat bodemsanering (2009: € 143 mln) van artikel 4 naar het nieuwe artikel 10. Voor ruimtelijke ontwikkelingen wordt de ondergrond steeds belangrijker. Het beleid voor bodem omvat daarom meer dan alleen sanering. Dit komt tot uitdrukking in de nieuwe operationele doelstelling «realiseren van duurzaam gebruik bodem, ondergrond en grondwater» in artikel 10. Het merendeel van de middelen in 2010 wordt ingezet voor bodemsanering, dat vaak wordt ingepast in ruimtelijke gebiedsontwikkeling. Aparte indicatoren bieden inzicht in de voortgang van bodemsanering.

Ik ga er van uit u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. M. Cramer


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven