nr. 26
BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 november 2008
Naar aanleiding van mijn brief van 18 september 2008 (Kamerstuk 31 700
X, nr. 3) over de uitvoering van de motie Kortenhorst/Szabó (Kamerstuk
30 300 X, nr. 38), heeft u op 30 september 2008 verzocht (08-DEF-B-161)
om informatie over de huidige stand van zaken van het project «overtollige
regelgeving».
De reorganisatie van Defensie van de afgelopen jaren, die gepaard ging
met de invoering van een nieuw besturingsmodel, had tot doel het expeditionaire
vermogen van de krijgsmacht te vergroten en een nieuw evenwicht tot stand
te brengen tussen ambities, taken en middelen. Voorts is in de vorige kabinetsperiode
besloten tot een verkleining met 30 procent van de omvang van de centrale
bestuursstaf en andere staven, een doelstelling die in latere jaren verder
is aangescherpt. De organisatie moest dus kleiner en beter worden om bestuurlijke
overlast te verminderen en de bestuurskracht en besluitvaardigheid te vergroten.
Onder leiding van de secretaris-generaal worden de komende jaren nieuwe werkwijzen
ingevoerd, zoals SPEER en FINAD. Dit gebeurt in de wetenschap dat het tijdens
een reorganisatieproces niet ongewoon is dat tijdelijk een toename in bureaucratie
is waar te nemen, terwijl de kwaliteit van het beheer tijdelijk juist kan
teruglopen. Nieuwe structuren, processen en regels worden ingevoerd terwijl
de oude regels nog niet zijn afgeschaft. Personeel moet wennen aan de nieuwe
inrichting en iedereen moet zich de nieuwe rol eigen maken. Rolvastheid is
daarbij nog niet vanzelfsprekend. Dit vergt tijd, ook op het gebied van de
(her)inrichting van regelgeving. De aanpak van de bureaucratie was gericht
op de veelheid aan externe en interne regels, de vele overlegorganen en de
omslachtige procedures die de snelheid en slagvaardigheid van het bestuur
aantasten. Onderdeel daarvan was ook het project «Orde in regels, regels
in orde», dat vooral gericht was op overtollige wet- en regelgeving.
In eerste instantie is onder werknemers geïnventariseerd welke regels
zij als onnodig of kostenverhogend beleven. Deze inventarisatie heeft een
groot aantal reacties opgeleverd die in een aantal gevallen verband hielden
met wet- en regelgeving. Veel reacties betroffen echter ook zaken die
daar niet op waren terug te voeren. Alle reacties zijn beoordeeld en er zijn
afspraken gemaakt om tot een vermindering van interne regels te komen en de
overige zaken aan te pakken. Er is intussen een concreet toetsingskader voor
de opstelling en de bewaking van interne regelgeving. Dit kader is een hulpmiddel
om te kunnen beoordelen of het wijzigen of schrappen van regels of de invoering
van nieuwe regels het gewenste effect teweeg brengt. Verder is een gedragslijn
opgesteld om bij de totstandkoming van wet- en regelgeving bij andere departementen
het defensiebelang in het oog te houden. Defensie heeft er namelijk belang
bij tijdig over informatie over lopende ontwikkelingen te beschikken. Door
in een vroeg stadium te signaleren waar de belangen van de krijgsmacht in
het geding zijn, kan worden voorkomen dat elders regelgeving wordt ontwikkeld
die mogelijk belemmerende effecten kan hebben. Ten slotte heeft het project «Orde
in regels, regels in orde» opnieuw het belang onderstreept van een transparant
en toegankelijk centraal informatiesysteem voor wet- en regelgeving. Er wordt
nu gewerkt aan zo’n systeem.
Met de uitgevoerde maatregelen is Defensie er nog niet. De uitdunning
en harmonisering van regels maakt het gemakkelijker ze op te nemen in geautomatiseerde
systemen die op hun beurt toegankelijk zullen moeten zijn. Dit is een belangrijk
element in de pogingen het beheer te verbeteren. Ook in het project SPEER
wordt nauwkeurig bezien of regels werkelijk nodig zijn en hoe ze eenvoudiger
zijn toe te passen. De verbetering van het beheer en, in dat kader, de invoering
van SPEER vergt een meerjarig traject dat beheerst moet worden afgelegd. Op
veel werkplekken zal de vertrouwde werkwijze veranderen. Dergelijke aanpassingen
zullen gepaard moeten gaan met een goede voorbereiding, goed overleg en aanvullende
opleidingen en er is tijd nodig voor gewenning. Over het verloop van deze
processen zijn afspraken gemaakt. Omdat veranderingen zorgvuldig en verantwoord
moeten worden uitgevoerd, zullen de aanpassingen in de werkwijze van de bureaucratie
die met de invoering van SPEER gepaard gaan tot omstreeks 2013 doorgaan. In
de komende jaren hebben de vermindering van de werklast, de professionalisering
van de bedrijfsvoering en de verbetering van de ondersteuning prioriteit.
Regelgeving is soms onnodig ingewikkeld en nieuwe processen verlopen niet
altijd even soepel. Eenvoud heeft de voorkeur en het vermijden van te veel
regelgeving heeft daarom voortdurend de aandacht van het management.
De minister van Defensie,
E. van Middelkoop