Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2008-2009 | 31700-X nr. 14 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2008-2009 | 31700-X nr. 14 |
Vastgesteld 20 oktober 2008
De vaste commissie voor Defensie1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
Wat betekent de verdere verkleining van het defensiebudget (de omvang van de Defensiebegroting voor 2009 bedraagt € 8 472 367, in de jaren 2010, 2011 en 2012 bedraagt de Defensiebegroting resp. € 8 347,9, € 8 239,1 en € 8 049,2) voor de inrichting van de krijgsmacht in de komende jaren? Zullen opnieuw reducties moeten worden uitgevoerd bij de krijgsmacht? Zo ja, welke? Zo neen, hoe moet deze achteruitgang van het budget dan wel worden gerealiseerd? Waarom wordt deze verdere verkleining van het defensiebudget doorgezet terwijl nog afgewacht moet worden wat de uitkomst zal zijn van het onderzoek dat wordt ingesteld naar de omvang van de defensiebegroting en dat door een commissie onder leiding van de heer Zalm wordt begeleid?
Hoe beoordeelt de u de reële daling van de defensie-uitgaven in de periode 2008–2011, in het licht van de ontwikkelingen in de veiligheidssituatie en de bondgenootschappelijke verplichtingen van Nederland? Hoe ontwikkelen zich bovendien de defensie-uitgaven in deze periode als percentage van het Bruto Nationaal Product?
Hoe kan de defensieorganisatie «in rustiger vaarwater» worden gebracht wanneer de meerjarencijfers m.b.t. de defensiebegroting weer een dalende lijn vertonen?
Er is geen sprake van een reële daling van de defensie-uitgaven. Bij het coalitieakkoord zijn extra middelen onder meer uit verkoopopbrengsten aan de defensiebegroting toegevoegd. Door de fasering van deze extra middelen ontstaat het beeld dat middelen worden ingeleverd. Dit is niet juist. De nu geraamde verkleining van het defensiebudget in de jaren 2010, 2011 en 2012 hangt samen met de lagere verkoopopbrengsten en de nu voorziene lagere uitgaven voor HGIS (crisisbeheersingsoperaties en attachés) voor de jaren 2012 en 2013. Deze daling wordt onder andere veroorzaakt door het aflopen van het mandaat voor de huidige missie in Uruzgan in 2010. Een voor deze factoren gecorrigeerd defensiebudget (loonen prijspeil 2008) toont een vrijwel stabiel defensiebudget. Dit blijkt uit het volgende overzicht:
Omschrijving/Jaren | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 |
---|---|---|---|---|---|
Stand OB 2009 | 8 472 367 | 8 347 938 | 8 293 102 | 8 049 208 | 8 045 573 |
AF: Crisisbeheersingsoperaties (HGIS) | – 326 100 | – 322 500 | – 278 000 | – 198 000 | – 198 000 |
Attachés (HGIS) | – 20 688 | – 20 688 | – 20 688 | – 20 688 | – 20 688 |
Verkoopopbrengsten | – 344 308 | – 332 758 | – 325 600 | – 141 258 | – 91 258 |
Netto defensiebudget | 7 781 271 | 7 671 992 | 7 668 814 | 7 689 262 | 7 735 627 |
Er zijn dan ook geen consequenties voor de inrichting van de krijgsmacht. Verdere reducties zijn niet voorzien. De ambities en doelen zoals gesteld in de begroting, inclusief het «in rustiger vaarwater» brengen van de organisatie, zijn met deze begroting verzekerd.
De defensie-uitgaven als percentage van het Bruto Nationaal Product dalen in deze periode geleidelijk van 1,4 naar 1,3. De uitkomst van de Verkenningen, waaraan in de vraag wordt gerefereerd, zal voor de huidige kabinetsperiode geen financiële consequenties hebben.
Hoe heeft de defensiebegroting zich ontwikkeld (in vergelijkbare bedragen) in de jaren 1990 t/m 2009? Hoe hebben de uitgaven van de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) t.b.v. buitenlandse missies van Nederlandse militairen zich ontwikkeld (vanaf het moment dat men begon dergelijke bijdragen vanuit de HGIS in te zetten – eveneens in vergelijkbare bedragen op jaarbasis)? Welke bedragen zijn in de jaren voordat vanuit HGIS bijdragen werden geleverd voor buitenlandse missies van Nederlandse militairen, vanuit de defensiebegroting zelf voor dat doel uitgegeven (dus bedragen die corresponderen met hetgeen nu vanuit de HGIS wordt betaald maar die toen kennelijk vanuit de defensiebegroting zelf werden betaald – eveneens in vergelijkbare bedragen en eventueel gebaseerd op ramingen)?
In onderstaande tabel is zowel de ontwikkeling van het defensiebudget zoals vastgesteld in de respectievelijke begrotingen, als de gerealiseerde additionele uitgaven voor crisisbeheersingsoperaties (exclusief VN-contributies) vanaf 1990 weergegeven.
Begroting | Defensiebudget (bedragen x € 1000) | Crisisbeheersingsoperaties Realisatie |
---|---|---|
1990 | 6 472 555 | 1 610 |
1991 | 6 446 327 | 20 625 |
1992 | 6 392 373 | 78 844 |
1993 | 6 395 007 | 119 312 |
1994 | 6 110 377 | 111 404 |
1995 | 6 133 678 | 91 064 |
1996 | 6 169 640 | 107 667 |
1997 | 6 191 434 | 83 529 |
1998 | 6 338 814 | 87 143 |
1999 | 6 416 563 | 194 473 |
2000 | 6 439 344 | 158 517 |
2001 | 6 616 631 | 144 517 |
2002 | 7 017 321 | 128 025 |
2003 | 7 311 688 | 179 666 |
2004 | 7 667 939 | 177 842 |
2005 | 7 673 084 | 162 141 |
2006 | 7 768 659 | 259 515 |
2007 | 7 911 655 | 303 828 |
2008 | 8 144 743 | 335 4001 |
2009 | 8 472 367 | 326 1001 |
1 Geraamde bedragen uit de ontwerpbegroting 2009
Tot 1 januari 1997 werden de additionele uitgaven voor crisisbeheersingsoperaties door Defensie gedragen. Vanaf die datum worden de uitgaven gefinancierd uit de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS).
Waarom wordt in de begroting maar één doelstelling van de vijf doelstellingen uit het beleidsprogramma van het kabinet genoemd?
In het Beleidsprogramma van het kabinet, dat uit zes pijlers en 74 doelstellingen bestaat, heeft Defensie de primaire verantwoordelijkheid voor doelstelling vier binnen Pijler I, te weten «Een moderne krijgsmacht die wereldwijd maatwerk kan leveren in grotere en kleinere crisisbeheersingsoperaties en bij het opbouwen van veiligheidsorganisaties in landen die we daarin willen ondersteunen». Aan deze doelstelling wordt dan ook uitgebreid aandacht besteed in de beleidsagenda. Daarnaast staat in de beleidsagenda vermeld welke bijdragen Defensie levert aan de overige Pijlers van het Beleidsprogramma, ter ondersteuning van de doelstellingen van de overige departementen.
Hoe beoordeelt u de afstoting van vele zware wapensystemen in het licht van de geo- en veiligheidspolitieke ontwikkelingen met betrekking tot Rusland? Is het waar dat Rusland zijn defensiebudget in één jaar met 25% verhoogt?
Het Russische optreden in Georgië en de krachtige Russische uitspraken over mogelijke toetreding van Oekraïne en Georgië tot de Navo wijzen op het streven van Moskou naar behoud of herstel van macht en invloed in gebieden van de voormalige Sovjet-Unie. De onlangs aangekondigde verhoging van het defensiebudget, die voor een belangrijk deel beoogt de verouderde krijgsmacht te moderniseren, bevestigt het beeld van een assertiever en economisch sterker geworden Rusland. De ontwikkeling van de Russische defensiebestedingen worden nauwgezet gevolgd en beoordeeld. De verhoging van het Russische defensiebudget van 23,1 procent bedraagt door de inflatie van 10 procent in Rusland overigens effectief ongeveer 13 procent. Nederland blijft zich, zoals aangekondigd in de beleidsbrief Wereldwijd Dienstbaar, onverminderd inzetten voor verdere transformatie van de eigen krijgsmacht alsmede die van bondgenoten en partners in Navo- en EU-verband. De Navo- en EU-lidstaten worden gestimuleerd te investeren in expeditionaire capaciteiten. Expeditionaire strijdkrachten zijn geschikt om het volledige scala van operaties uit te voeren, inclusief territoriale verdediging. De investeringsquote van 20 procent die Defensie hanteert is een belangrijke voorwaarde voor het behoud van de slagkracht van onze krijgsmacht.
Welke gevolgen heeft het afzien van de BTW-verhoging voor de defensiebegroting? Om welk bedrag gaat het? Is dit reeds in de begroting verwerkt?
De BTW-verhoging, die was voorzien voor 2009, is niet in de begroting verwerkt. De ontwerpbegroting 2009 is volgens voorschrift van het ministerie van Financiën opgesteld in het loon- en prijspeil van 2008. Het niet doorgaan van deze verhoging heeft derhalve geen gevolgen voor de defensiebegroting.
In hoeverre bestaat de ambitie om de oefening JPOW voor Nederland te behouden?
Het is de onverminderde ambitie de oefening Joint Project Optic Windmill voor Nederland te behouden.
Wat zijn de kosten die gemoeid zijn met het gelijktrekken van uit- en thuiswonenden m.b.t. de reiskostenvergoeding?
Hoeveel militairen zullen naar verwachting de kazerne verlaten indien zij reiskosten betaald krijgen? Hoe groot is het bedrag dat bespaard wordt als voor deze militairen niet meer in (uitbreiding van) huisvesting voorzien hoeft te worden?
Iedere militair krijgt in beginsel een tegemoetkoming in de reiskosten. De hoogte van deze tegemoetkoming is afhankelijk van een aantal factoren, waaronder de vraag of de militair een eigen huishouding voert. De exacte hoogte van de tegemoetkoming is ook afhankelijk van de vraag of de militair dagelijks heen en weer reist tussen zijn woning en zijn plaats van tewerkstelling. Tevens is daarbij relevant de duur van de reistijd. Door deze verschillende factoren kan niet worden vastgesteld wat het effect van het verhogen van de tegemoetkoming in de reiskosten is op het aantal militairen dat gebruik maakt van huisvesting van rijkswege en wat de daaraan gerelateerde baten zijn. Omdat geen inzicht bestaat in het gedragseffect kan ook niet worden bepaald wat de kosten zijn van het gelijktrekken van uit- en thuiswonenden.
Kunt u in een matrix, voor al het bij Defensie werkzame personeel inclusief de agentschappen, de volgende informatie weergeven voor de jaren 2003, 2004, 2005, 2006, 2007 en 2008:
– de initiële raming voor de bezoldiging voor het personeel, gespecificeerd naar militair-, burger- en extern ingehuurd personeel;
– de gerealiseerde bezoldiging voor het personeel, gespecificeerd naar militair-, burger- en extern ingehuurd personeel;
– de omvang van de vrijval ontstaan door het verschil tussen de initiële raming en de realisatie;
– de wijze waarop en aan welk begrotingsartikel deze vrijval het daaropvolgende jaar is aangewend?
In onderstaande tabel zijn de initiële salarisgegevens voor burger- en militair personeel opgenomen (met uitzondering van de baten-lastendiensten, zie daarvoor de tweede tabel). De gegevens met betrekking tot extern ingehuurd personeel worden zoals eerder aan de Kamer gemeld niet als zodanig geraamd, maar maken impliciet deel uit van het budget voor burger- en militair personeel.
Burgerpersoneel | Militair personeel | |||||
---|---|---|---|---|---|---|
Begroting | Budget* | Realisatie | + over/– tekort | Budget* | Realisatie | + over/– tekort |
2003 | 748,7 | 748,4 | 0,3 | 2 084,6 | 2 108,7 | – 24,1 |
2004 | 712,6 | 683,9 | 28,7 | 1 992,9 | 2 022,6 | – 29,7 |
2005 | 648,4 | 651,7 | – 3,3 | 1 989,7 | 2 006,5 | – 16,8 |
2006 | 694,4 | 689,7 | 4,7 | 2 134,0 | 2 065,6 | 68,4 |
2007 | 654,4 | 679,5 | – 25,1 | 2 145,0 | 2 028,3 | 116,7 |
2008 | 727,9 | 2 281,1 |
* Om een goede vergelijking mogelijk te maken zijn de gepresenteerde bedragen opgebouwd uit de ontwerpbegroting van het betreffende jaar en verhoogd met de loonbijstelling op basis van de vigerende CAO-afspraken. Hiermee is het loonpeil van budget en realisatie vergelijkbaar. De realisatiecijfers voor 2008 zijn nog niet bekend.
De in dit overzicht gepresenteerde vrijval in het salarisbudget wordt veroorzaakt door vacatures in het formatiebestand. Die vrijval is grotendeels benut voor de inhuur van personele capaciteit en is daarnaast – conform de begrotingsregels – gebruikt voor het oplossen van budgettaire knelpunten door tegenvallers op andere artikelonderdelen.
Voor de baten-lastendiensten is in onderstaande tabel de raming en realisatie weergegeven. Bij de baten-lastendiensten is geen sprake van vrijval van budget zoals bij de andere defensieonderdelen. Onder- en overrealisatie van budgetten komt uiteindelijk ten laste of ten gunste van het resultaat (conform de Regeling Baten-lastendiensten 2007) en moet ook in relatie worden gezien met de omzet.
burgerpersoneel | militair personeel | inhuur | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
begroting | budget | realisatie | vrijval | budget | realisatie | vrijval | budget | realisatie | vrijval |
2003 | 98,0 | 93,4 | 4,6 | 6,8 | 6,5 | 0,3 | 25,0 | 14,0 | 11,0 |
2004 | 114,2 | 95,3 | 18„9 | 7,4 | 6,2 | 1,2 | 14,5 | 26,9 | – 12,4 |
2005 | 206,0 | 199,1 | 6,9 | 25,6 | 21,2 | 4,4 | 24,4 | 86,5 | – 62,1 |
2006 | 201,9 | 214,5 | – 12,6 | 24,2 | 18,7 | 5,5 | 41,6 | 97,4 | – 55,8 |
2007 | 228,1 | 231,5 | – 3,4 | 20,2 | 18,4 | 1,8 | 58,0 | 65,3 | – 7,3 |
2008 | 250,4 | – | – | 18,8 | – | – | 67,4 | – | – |
De jaren 2003 en 2004 bevatten uitsluitend DTO-gegevens. Paresto is in 2005 opgericht en de gegevens voor de DVD zijn voor de jaren 2003 en 2004 onvolledig. De realisatiegegevens voor het jaar 2008 zijn nog niet bekend..
Hoeveel vrouwen werken er als militair personeel, onderverdeeld in rang, in elk krijgsmachtonderdeel van Defensie in de jaren 2003, 2004, 2005, 2006, 2007 en 2008?
Hoeveel mannen werken er als militair personeel, onderverdeeld in rang, in elk krijgsmachtonderdeel van Defensie in de jaren 2003, 2004, 2005, 2006, 2007 en 2008?
In voorgaande jaren zijn identieke vragen gesteld en beantwoord. Daarom wordt hier volstaan met een overzicht van de afgelopen drie jaar. Het overzicht geeft het aantal voltijdsequivalenten (VTE) gemeten op 1 januari van het jaar, ongeacht het soort plaatsing. De leerlingen van bijvoorbeeld het KIM en de KMA zijn verdeeld naar de operationele commando’s. Hierdoor ontstaat een trendbreuk met de rapportagewijze in vorige jaren.
Hoeveel vrouwen werken er als burgerpersoneel, onderverdeeld in BBRA-schalen, in elk krijgsmachtonderdeel van Defensie in de jaren 2003, 2004, 2005, 2006, 2007 en 2008?
Hoeveel mannen werken er binnen Defensie als burgerpersoneel, onderverdeeld in BBRA-schalen in elk krijgsmachtonderdeel van Defensie in de jaren 2003, 2004, 2005, 2006, 2007 en 2008?
In voorgaande jaren zijn identieke vragen gesteld en beantwoord. Daarom wordt hier volstaan met een overzicht van de afgelopen drie jaar. Het overzicht geeft het aantal voltijdsequivalenten (VTE) gemeten op 1 januari van het jaar, ongeacht het soort plaatsing.
Zie het antwoord op vraag 10.
Hoeveel personeelsleden werken op 1 januari 2007 en 2008 in deeltijd? Kunt u dit specificeren naar aantal uur per week dat wordt gewerkt? Hoeveel vrouwen en hoeveel mannen zijn dit?
Welke functies werden in deeltijd vervuld op 1 januari 2007 en 2008?
Aantal deeltijdwerkers naar geslacht in 2007 en 2008 (1 januari):
Aantal deeltijdwerkers naar aantal uur per week in 2008:
Het aantal medewerkers dat in deeltijd werkt is groter dan het aantal deeltijdfuncties. Om in de behoefte van medewerkers te kunnen voorzien wordt waar mogelijk toegestaan dat voltijds functies in deeltijd worden ingevuld door ofwel meerdere deeltijdmedewerkers op één functie te plaatsen of door de herverdeling van het werk. Een bruikbaar overzicht van deeltijdfuncties is dan ook niet te geven. Deeltijdwerk komt vooral voor onder burgerpersoneel met administratieve en ondersteunende functies alsmede op beleidsfuncties.
In welke functies is het aandeel vrouwen relatief groot? In welke functies is het tekort aan vrouwen relatief groot, terwijl daar wel vrouwen gewenst zijn?
Het aandeel van vrouwen als burger in dienst bij Defensie is relatief groot in de administratieve en secretariële functies. Vooral in de technische functies is het aandeel vrouwen klein, terwijl een groter percentage vrouwen in deze functies zeer gewenst is. Het aandeel vrouwelijke militairen is relatief groot in de logistieke en medische functies. In de technische functies en gevechtsfuncties is het aandeel relatief klein.
Hoeveel vrouwen maakten op 1 januari 2007 en 2008 gebruik van kinderopvang in elk krijgsmachtonderdeel? En hoeveel vrouwen maakten op die datum gebruik van voorschoolse- dan wel naschoolse opvang?
Hoeveel mannen maakten op 1 januari 2007 en 2008 gebruik van kinderopvang in elk krijgsmachtonderdeel? En hoeveel mannen maakten op die datum gebruik van voorschoolse- dan wel naschoolse opvang?
De bijdrage voor de kosten van kinderopvang wordt aangevraagd bij en uitgekeerd door de Belastingdienst. De werkgever heeft daarom geen zicht op het gebruik van kinderopvang door zijn werknemers. Defensie heeft thans zelf drie kinderdagverblijven bij de werkplek, namelijk in Oirschot/Eindhoven, Woensdrecht en Gilze-Rijen. In totaal worden in Oirschot/Eindhoven en Gilze-Rijen ongeveer 70 kinderen van defensiemedewerkers opgevangen. Woensdrecht registreert niet de werkgever van de ouders. Er is nog een aantal kinderdagverblijven in ontwikkeling bij Defensie. Het Commando Zeestrijdkrachten is in de eindfase van de ontwikkeling van een kinderdagverblijf op het Marineterrein in Den Helder en het Commando Luchtstrijdkrachten verwacht nog in 2008 een kinderdagverblijf te openen in De Peel.
Welke instrumenten zullen specifiek worden benut voor een zorgvuldige selectie van het personeel? Wat is de stand van zaken met betrekking tot de invoering van de desbetreffende instrumenten? Welke informatie leveren de desbetreffende instrumenten? Welke instrumenten gaat u specifiek benutten om de uitstroom en doorstroom te beschrijven?
De instrumenten die worden gebruikt zijn een psychologische keuring, een selectie-interview, een medische keuring en een veiligheidsonderzoek. Deze instrumenten worden al jaren gebruikt en onlangs zijn de objectiviteit van het selectie-interview bij kandidaten met een verschillende culturele achtergrond en de actualiteit van de medische eisen nog eens tegen het licht gehouden. In de uitwerking van het Actieplan Werving en Behoud dat u 15 oktober jl. is gestuurd wordt hier nader op ingegaan.
Welke concrete maatregelen treft u om vrouwen de gelegenheid te bieden om binnen schooltijden te werken en zorgtaken te verrichten?
Welke concrete maatregelen treft u om mannen de gelegenheid te bieden om binnen schooltijden te werken en zorgtaken te verrichten?
Hoeveel kost het extra om mannen en vrouwen de gelegenheid te geven om zorgtaken te verrichten en binnen schooltijden te werken? Welke consequenties heeft dit voor de herverdeling van taken? Welke consequenties heeft dit voor de missies?
Defensie kent verschillende mogelijkheden voor zowel mannen als vrouwen om de werktijden zo in te richten dat wordt gewerkt binnen de schooltijden. Allereerst bestaat de mogelijkheid in deeltijd te werken en in overleg met de leidinggevende de werktijden aan te passen aan de schooltijden. Overleg met de leidinggevende en maatwerk zijn daarbij sleutelwoorden. Ook wanneer niet in deeltijd wordt gewerkt is het mogelijk om de werktijden aan te passen aan de schooltijden. Daarnaast komt het voor dat een functie door meerdere medewerkers wordt gedeeld. De leidinggevende verdeelt daarbij het werk binnen de toegestane formatieruimte. Vaak is sprake van herverdeling van taken. In deze constructies is er geen sprake van extra kosten. Gevolgen voor de missies zijn er niet. De mogelijkheden te werken in deeltijd of met flexibele werktijden wordt voor militairen opgeschort tijdens een missie.
Hoeveel vrouwen zijn er heringetreden bij het militair personeel binnen de diverse rangen van Defensie in de jaren 2003, 2004, 2005, 2006, 2007 en 2008?
Hoeveel vrouwen zijn er heringetreden bij het burgerpersoneel binnen de diverse BBRA-schalen van Defensie in de jaren 2003, 2004, 2005, 2006, 2007 en 2008?
Hieronder treft u het aantal vrouwen dat is heringetreden bij het militair personeel naar rang (2005–2008). Voor 2008 gaat om de realisatie tot en met september.
Hieronder treft u het aantal vrouwen dat is heringetreden bij het burgerpersoneel naar schaal (2005–2008). Voor 2008 gaat het om de realisatie tot en met september.
Wat is op dit moment de stand van zaken voor wat betreft de accreditatie van de opleidingen die worden aangeboden aan de Koninklijke Militaire Academie (KMA) en het Koninklijk Instituut voor de Marine (KIM)?
Defensie streeft al geruime tijd naar de civiele erkenning van haar wetenschappelijke opleidingen. De grote inspanning die dat vraagt van het ministerie, vooral van de Nederlandse Defensie Academie (NLDA), moet de komende periode vruchten afwerpen. De Faculteit Militaire Wetenschappen (FMW) van de NLDA verzorgt het wetenschappelijk onderwijs voor KIM en KMA. In november 2008 zal de opleiding Militaire Bedrijfswetenschappen worden gevisiteerd. Het streven is in 2009 de overige bacheloropleidingen eerst te laten visiteren en daarna te accrediteren.
Wat is de stand van zaken voor wat betreft de schadeloosstelling voor veteranen? Hoeveel veteranen hebben hier mogelijk recht op? Om welk totaal bedrag gaat het hierbij?
Wat is de stand van zaken voor wat betreft de schadeloosstelling voor veteranen? Hoeveel veteranen hebben hier mogelijk recht op? Om hoeveel geld zou het daarbij gaan?
Het overleg met de Centrales van Overheidspersoneel over dit onderwerp is nog niet voltooid. Er is dan ook niets te zeggen over de aantallen militaire oorlogs- en dienstslachtoffers die mogelijk een aanspraak krijgen en de daarbij behorende kosten.
Wat waren de kosten van het «Benchmark»-onderzoek naar de effectiviteit van het gebruik van een wervingsbonus in het kader van het actieplan Werving en Behoud? Kunt u bij de beantwoording de verschillende kosten specificeren, waarbij in ieder geval de kosten voor de externe inhuur voor de uitvoer van het onderzoek expliciet worden vermeld?
Voor de benchmark is gebruik gemaakt van capaciteit in de eigen organisatie, zonder noemenswaardige additionele kosten of uitgaven.
Hoeveel vrouwen zijn in de jaren 2003, 2004, 2005, 2006, 2007 en 2008 afgestudeerd aan de KMA? Kunt u per jaar aangeven hoeveel vrouwen van de oorspronkelijke instroom er in de daaropvolgende jaren, tot en met heden, werkzaam zijn (gebleven) bij Defensie?
Hoeveel vrouwen zijn in de jaren 2003, 2004, 2005, 2006, 2007 en 2008 afgestudeerd aan het KIM? Kunt u per jaar aangeven hoeveel vrouwen van de oorspronkelijke instroom er in de daaropvolgende jaren, tot en met heden, werkzaam zijn (gebleven) bij Defensie?
In de jaren 2003 tot en met 2008 zijn de volgende aantallen vrouwen afgestudeerd aan de KMA en het KIM:
Jaar | KMA | KIM |
---|---|---|
2003 | 29 | 18 |
2004 | 54 | 23 |
2005 | 36 | 25 |
2006 | 44 | 16 |
2007 | 16 | 16 |
2008 | 29 | 5 |
Het is niet mogelijk de gevraagde uitstroom per jaargang te bepalen. In het kader van het rapporteren over het gender- en diversiteitsbeleid wordt de uitstroom per rang weergegeven.
Wat zijn de exacte wervingsresultaten tot op heden? Op welke wijze gaat u de tekorten bij de vliegers, de luchtverkeersleiders, special forces, technisch-, ICT-, EOD- en medisch personeel oplossen? Hoe groot zijn deze tekorten nu, toegespitst per functie?
Elk half jaar ontvangt u een rapportage in het kader van het Flexibel Personeelssysteem (FPS) waarin ook de cijfers van de wervingsresultaten (belangstellenden, sollicitanten, aanstelbaren, instroom) staan. Voor de meest recente gegevens verwijs ik u naar de laatste rapportage van 29 augustus 2008 (Kamerstuk 31 243, nr. 9).
In de nadere uitwerking van het Actieplan Werving en Behoud dat u 15 oktober jl. is gestuurd, wordt nader ingegaan op de maatregelen om de tekorten op te lossen. Het gaat om de invoering van een wervingsbonus, het gebruik van bindingspremies, loopbaangesprekken met alle mensen in een schaarse categorie in 2008, uitbreiding van de IDR-constructie voor bepaalde medische vakgebieden en het terugdringen van het opleidingsverloop.
Kunt u aangeven hoeveel vacatures extra de krijgsmacht nog kan dragen met het huidig ambitieniveau? Wanneer zal de uitstroom naar uw inschatting een weerslag hebben op de uitvoering van operationeel taken?
Het aantal vacatures dat nog zal ontstaan is mede afhankelijk van de arbeidsmarktpositie van Defensie. De verwachting is dat het aantal vacatures op termijn zal afnemen door onder andere de maatregelen in het kader van het Actieplan Werving en Behoud. Voor de komende periode is de verwachting dat enkele categorieën een bezetting van minder dan 80 procent zullen hebben. Door zorgvuldig om te gaan met deze schaarse capaciteiten zal de uitvoering van de operationele taken mogelijk blijven.
Kunt u aangeven waar we in de begroting de niet betaalde salarissen voor de meer dan 7000 vacatures terug kunnen vinden? Worden deze middelen gereserveerd? Zo neen, wat gebeurt er met dit geld? Kunt u aangeven welke activiteiten er met de gereserveerde 50 miljoen euro voor werving in 2009 gedaan zullen worden? Heeft u bij deze activiteiten een concrete doelstelling, bijvoorbeeld op vlak van het aantal te werven militairen? In de nadere uitwerking van het Actieplan Werving en Behoud dat u 15 oktober jl. is gestuurd, wordt hier nader op ingegaan.
Welke verbeteringen op het gebied van het voorraadbeheer hebben in 2008 plaatsgevonden en wat staat er voor 2009 op de planning?
Er wordt onderscheid gemaakt tussen maatregelen op het gebied van fysiek en administratief voorraadbeheer die zijn opgenomen in de verschillende plannen van de defensieonderdelen en de defensiebrede, randvoorwaardelijke verbeteringen.
De maatregelen van de defensieonderdelen die in 2008 en 2009 worden getroffen hebben vooral betrekking op de administratieve en fysieke beheersmatige handelingen en processtappen, te weten de ontvangst, de opslag, het in bruikleen geven, het in onderhoud geven, de registratie/inventarisatie en de aflevering/overdracht van voorraadartikelen. De maatregelen zijn gericht op een goede registratie/inventarisatie om daarmee de administratieve en fysieke voorraadverschillen terug te dringen. Dit gebeurt onder andere door een intensivering van controlemaatregelen.
Zoals ook de Algemene Rekenkamer in haar bezwaaronderzoek «sturing en beheersing» heeft geconstateerd, is het slagen van dergelijke specifieke maatregelen per defensieonderdeel afhankelijk van een aantal defensiebrede, generieke randvoorwaarden, namelijk de actualisering van verouderde regelgeving, de vervanging van verouderde c.q. versnipperde IV-systemen, het wegwerken van de vervuiling van databestanden en het zorgen voor deskundige personele capaciteit. Hiertoe wordt een meerjaren verbeterplan Professionaliseren Materieelbeheer Defensie opgesteld, dat in maart 2009 beschikbaar moet zijn.
Op het gebied van regelgeving is eind 2007 het Voorschrift Materieelbeheer Defensie uitgebracht. Op basis van dit voorschrift voeren de defensieonderdelen risicoanalyses uit en worden oude regelingen herschreven. Eind 2008 wordt het Voorschrift Assortimentsmanagement van kracht, met normenkaders voor het beheer van de centrale voorraden (depots) van Defensie.
De verouderde en versnipperde IV-systemen voor voorraadbeheer worden op termijn vervangen door SAP-systemen. In dat proces wordt tevens de vervuiling in de databestanden weggewerkt. De projectorganisatie Speer heeft hierin een regiefunctie. In 2009 zal de eerste materieellogistieke module worden ingevoerd. Grote delen van de defensieorganisatie zullen echter tot na 2010 nog gebruik moeten maken van de huidige systemen. Tot die tijd worden nog noodzakelijke aanpassingen en verbeteringen in deze systemen doorgevoerd om het voorraadbeheer te optimaliseren. Dit betreft onder meer de IV-ondersteuning voor cryptobeheer, wapenbeheer en munitiebeheer.
Ten slotte wordt ook ruimschoots aandacht besteed aan de inzet van voldoende en deskundig personeel, onder andere door het terugplaatsen van beheerders bij de eenheden, verbetering van de opleiding en vorming en het langer op functie houden van dit personeel.
Waar wordt in de begroting helder hoeveel geld er is ingeboekt voor de inhuur van externen? Is er een indicatie te geven van op welke onderdelen meer externen ingehuurd zullen gaan worden in 2009, en op welke wijze is daarmee rekening gehouden in de huidige begroting?
Zoals eerder aan de Kamer is gemeld zijn in de begroting de uitgaven voor de inhuur van externen niet zichtbaar. De inhuur van externen voor projecten wordt in het projectbudget geraamd. Op basis van de vastgestelde organieke omvang van de organisatie wordt een financiële raming opgesteld. De in de loop van het begrotingsjaar benodigde inhuur van personele capaciteit om vacatures te vullen wordt niet apart begroot, maar bekostigd uit de vrijval. Zie ook het antwoord op vraag 9. De omvang van de inhuur voor 2009 is mede afhankelijk van het aantal vacatures. Om die reden kunnen nog geen uitspraken worden gedaan over de inhuur in 2009.
Waarom kon nog niet bij deze Defensiebegroting voor 2009 een aanzet worden gemaakt om de toelichting bij de operationele doelstellingen meer «VBTB-proof» te maken en de prestatie-/sturingsgegevens van de ondersteunende diensten (Defensie Materieel Organisatie (DMO) en Commando Dienstencentra (CDC)) te concretiseren?
Mede naar aanleiding van de motie-Eijsink/Boekestijn (Kamerstuk 31 444 X, nr. 15) is een eerste aanzet gegeven tot het meer «VBTB-proof» maken van de begroting 2009. De uitgaven van de operationele eenheden van de krijgsmachtdelen zijn conform de «CKMar-methodiek» toegerekend aan de operationele doelstellingen. Voor de ondersteunende diensten (DMO en CDC) vergt het, gezien de aard van deze organisaties en de uiteenlopende activiteiten en diensten, meer tijd om tot een bruikbare opzet van prestatie-/sturingsgegevens te komen.
Kunt u per Krijgsmachtdeel nader toelichten en specificeren wat wordt bedoeld met: «De grote reorganisaties hebben hun vruchten afgeworpen, maar ook hun tol geëist»? Welke vruchten zijn afgeworpen, welke tol is geëist?
De ingrijpende reorganisaties die na de val van de muur bij Defensie zijn uitgevoerd vloeiden onder andere voort uit de Defensienota 1991, de Prioriteitennota 1993, het Strategisch Akkoord 2002 en de Prinsjesdagbrief 2003. De opschorting van de dienstplicht, een reductie met 11 700 functies, de drastische reductie van de aantallen hoofdwapensystemen zoals tanks, schepen, maritieme patrouillevliegtuigen en jachtvliegtuigen, de afstoting van de kazerne in Seedorf, de Vliegbases Twenthe en Soesterberg, de oprichting van het Commando Diensten Centra en de Defensie Materieel Organisatie, de versterking van de functie van Commandant der Strijdkrachten onder gelijktijdige afschaffing van de functie van bevelhebber van de krijgsmachtdelen en het omvormen naar een expeditionaire krijgsmacht zijn enkele van de vele maatregelen die sinds de val van de muur zijn genomen. Het strekt te ver alle maatregelen sinds 1991 op te noemen en omdat Defensie niet met afzonderlijke projecten maar met migratieplannen werkt is een overzicht per krijgsmachtdeel niet te geven. De migratieplannen van de defensieonderdelen zijn op 11 februari 2005 aan de Kamer aangeboden. Getuige de huidige wereldwijde inzet van de krijgsmacht in grotere en kleinere missies en het feit dat de Nederlandse krijgsmacht tot de modernste ter wereld behoort, kan worden gesteld dat de achtereenvolgende reorganisaties zeker hun vruchten hebben afgeworpen. De tol waarover in de begroting wordt gesproken betreft de onrust die in de organisatie is ontstaan door jarenlange ingrijpende reorganisaties en de onzekerheid over het behoud van werk. De omvorming van de organisatie, waarbij onderdelen zijn afgestoten, staven zijn opgeheven, hoofdkwartieren zijn verhuisd, nieuwe organisaties zijn opgericht en een nieuw personeelssysteem is ingevoerd, heeft veel gevraagd van het personeel. Defensie heeft alle zeilen moeten bijzetten om het nieuwe evenwicht tussen de taken van de krijgsmacht en de beschikbare middelen te bereiken. Vrijwel geen onderdeel van Defensie is de afgelopen jaren gevrijwaard gebleven van ingrijpende veranderingen en veel personeelsleden zijn van werkplek veranderd, hebben moeten wennen aan veranderde werkomstandigheden of hebben Defensie verlaten. Om die reden, met investeren in personeel als prioriteit, is het streven naar rust en stabiliteit in de organisatie als belangrijk aandachtspunt in de beleidbrief Wereldwijd Dienstbaar uit 2007 genoemd.
In hoeverre is stabiliteit in de organisatie een haalbare doelstelling, gezien de huidige personele onderbezetting en de ambitieuze doelen uit de brief «Wereldwijd Dienstbaar» van 18 september 2007?
De uitvoering van de doelen uit Wereldwijd Dienstbaar verloopt volgens plan en leidt niet tot overmatige onrust in de organisatie. Wereldwijd Dienstbaar heeft onder andere tot doel deze stabiliteit te bevorderen. De huidige ondervulling legt extra beslag op het personeel, vooral in schaarse categorieën en in verband met de uitzenddruk. In het Actieplan Werving en Behoud, waarvan de nadere uitwerking u op 15 oktober jl. is toegestuurd, wordt daarom specifieke aandacht besteed aan de invloed van de onderbezetting en de vertrekredenen van het personeel, en de maatregelen om personeel te behouden.
Wat betekent: «De huidige (inter-)nationale verplichtingen vergen bovendien veel van de krijgsmacht, zowel in uitvoering en de voorbereiding als in de ondersteuning en opleidingen en training» concreet? Kunt u duidelijk maken:
– wat de kortste opleidingsduur, en training is na in dienst treden van militairen die de afgelopen twee jaar zijn uitgezonden;
– waaruit de uitvoering, voorbereiding en ondersteuning, personeel zowel als materieel, bestaat in verhouding tot de daadwerkelijke inzet in missie gebieden?
– Wat «kost» een militair op missie in Uruzgan aan personele inzet ter voorbereiding, ondersteuning, opleidingen en training?
De opleidingsduur per militair is afhankelijk van de functionele eisen die aan het personeel worden gesteld. Het hieronder beschreven opleidingstraject kan echter als indicatie dienen. Voor manschappen geldt dat zij de initiële opleiding doorlopen alvorens zij met de eigen eenheid mogen worden uitgezonden. Na deze initiële opleiding volgt bij uitzending altijd nog een missiegerichte opleiding/voorbereiding. De duur daarvan is afhankelijk van de complexiteit van de missie. In het algemeen kan worden gesteld dat 60 procent van de tijd wordt besteed aan de voorbereiding op een missie en 40 procent aan de daadwerkelijke uitvoering van een missie. Voor mariniers beslaat de initiële opleiding 30 weken, voor matrozen en soldaten 20 tot 60 weken, afhankelijk van de gekozen specialisatie. Voor individuele uitzendingen moet ook de opvolgende functionele opleiding zijn voltooid. De totale opleidingsduur bedraagt dan één tot twee jaar. Bij officieren wordt een onderscheid gemaakt in drie categorieën. Bij specialisten, zoals artsen, fysiotherapeuten, journalisten en IT-personeel, beslaat de initiële opleiding zes of tien weken. De reguliere officiersopleiding bedraagt vier tot vijf jaar. Indien ten slotte wordt gekozen voor een verkorte opleiding, bedraagt de initiële officiersopleiding anderhalf jaar.
De totale kosten per militair in de voorbereiding op de missie in Uruzgan zijn niet zonder meer te herleiden. De huidige bedrijfsvoering van de krijgsmacht maakt geen duidelijke scheiding tussen activiteiten in het kader van de voorbereiding, ondersteuning, opleiding en training voor de missie in Uruzgan en overige activiteiten.
Al het materieel van Defensie wordt volgens reguliere onderhoudsconcepten in stand gehouden, voor zowel gebruik onder vredesomstandigheden als bij inzet in crisisbeheersingsoperaties. Bij inzet wordt de toewijzing van materieel afgestemd op de complexiteit van de logistieke aanvoerlijnen en de voorziene slijtage. Daarnaast kunnen de risico’s in het missiegebied aanleiding geven ondersteuning zoals hoger onderhoud niet ter plaatse te verlenen. De logistieke keten wordt daaraan aangepast.
Zie het antwoord op vraag 1.
Welke consequenties zullen, voor de inrichting van onze krijgsmacht, worden verbonden aan de weer sterk toegenomen assertiviteit van Rusland op veiligheidspolitiek gebied? Hoe wordt deze toegenomen assertiviteit beoordeeld door de Midden-Europese NAVO-landen zoals Polen, Tsjechië, Slowakije en Hongarije? Welke middelen heeft Nederland om een adequate bijdrage te leveren aan het geven van tegenweer aan een eventueel hernieuwde dreiging vanuit Oost Europa? Hoe wordt de hernieuwde assertiviteit van Rusland op veiligheidspolitiek gebied beoordeeld door de NAVO?
Voor de gevolgen van de toegenomen assertiviteit van Rusland op veiligheidspolitiek gebied voor de inrichting van de Nederlandse krijgsmacht, verwijs ik naar het antwoord op vraag 4. De Navo heeft de Russische erkenning van de onafhankelijkheid van Zuid-Ossetië en Abchazië veroordeeld en heeft besloten dat er geen sprake kan zijn van business as usual met Rusland. Dit betekent onder meer dat de Navo-Rusland Raad (NRR) voorlopig niet meer bijeenkomt. Hoewel enkele Navo-lidstaten de behoefte hebben concrete maatregelen te nemen om de in hun ogen toegenomen Russische dreiging het hoofd te bieden, is de algemene mening dat er geen twijfel bestaat aan de toereikendheid van het artikel 5-principe van wederzijdse bijstand binnen het Navo-verdrag. Niettemin zal een nieuwe dreigingsanalyse worden gemaakt en wordt de Navo contingency planning kritisch bezien. Nederland steunt deze benadering. Tegelijkertijd onderstreept Nederland het belang van een voortgaande dialoog met Rusland. Rusland blijft immers een strategische partner waarmee samenwerking noodzakelijk is om oplossingen te zoeken voor tal van belangrijke internationale (veiligheids-)kwesties (non-proliferatie, MOVP, energiezekerheid, Afghanistan, klimaatbeheersing etc.).
Zullen bij de verkenningen ook de toegenomen assertiviteit van Rusland op veiligheidspolitiek gebied, het sterk vergrote veiligheidspolitieke profiel van de Volksrepubliek China, de instabiliteit in belangrijke delen van Azië (zoals in Afghanistan en Pakistan) en in belangrijke delen van Afrika (zoals in Tsjaad, Soedan, Somalië enz.), de toename van de piraterij, de groeiende vraag naar grondstoffen enz. worden verdisconteerd?
De verkenningen dienen, op grond van de op langere termijn te verwachten ontwikkelingen en mogelijke scenario’s, zonder beperkingen beleidsopties te formuleren met betrekking tot de toekomstige ambities voor de Nederlandse defensie-inspanning, de daaruit voortvloeiende samenstelling en toerusting van de krijgsmacht en het daarbij behorende niveau van de defensiebestedingen. Daarbij wordt vanzelfsprekend een scala van factoren en ontwikkelingen, zoals in de vraag genoemd, in beschouwing genomen.
Beschouwt u de verkenningen als een «black box» waarvan de resultaten eerst «eind 2009» beschikbaar komen? Zo ja, op welke wijze wordt de Kamer tussentijds geïnformeerd?
Met de verkenningen beoogt het kabinet een inhoudsvolle bijdrage te leveren aan de politieke oordeelsvorming over de toekomst van de krijgsmacht en het daarmee samenhangende niveau van defensiebestedingen. In het plan van aanpak (Kamerstuk 2008, 31 243, nr. 6) heeft het kabinet daarbij gekozen voor een interdepartementale en zo analytisch mogelijke aanpak met een duidelijke externe betrokkenheid. Van een black box is dan ook geen sprake. Voor eind 2009 worden geen resultaten of rapporten gepubliceerd.
Voor welke operationele knelpunten zullen deze middelen worden ingezet gezien uw melding dat voor het «opheffen operationele knelpunten» een extra bedrag van 50 miljoen voor 2009 is gereserveerd? Hoe krijgen kennis, innovatie en ondernemerschap hierin vorm?
Op welke maatregelen wordt gedoeld wanneer u aangeeft dat er ook sprake is van acute maatregelen om het voortzettingsvermogen te kunnen garanderen?
Het extra bedrag van € 50 miljoen wordt aangewend voor de in de beleidsbrief Wereldwijd Dienstbaar genoemde maatregelen ter verbetering van de operationele inzetbaarheid. Het betreft onder andere extra investeringen op het gebied van Network Enabled Capabilities (NEC), de versterking van de inlichtingenketen, de verbetering van de informatievoorziening, de verbetering van de veiligheid en bescherming van uitgezonden personeel, CIMIC, strategisch transport (deelneming aan het Navo C-17 initiatief) en de verbetering van het voorzettingsvermogen van de Apache-helikopters door de vergroting van het functiebestand van zowel vliegend als onderhoudspersoneel. Daarnaast wordt afgezien van het eerdere voornemen vijf Apache-helikopters te verkopen. Bij de intensiveringen op het gebied van NEC, inlichtingen en informatievoorziening zal gebruik worden gemaakt van de bij de kennisinstituten aanwezige kennis en het innovatieve vermogen van de industrie. Innovatie is nodig om producten te ontwikkelen die voldoen aan de door Defensie gestelde eisen.
Voor welk wetenschappelijk onderzoek zal de 1 miljoen (begroting ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) worden ingezet?
De eerste tranche gelden voor het programma Nederland Ondernemend Innovatieland (NOI) voor 2008, net een bedrag van € 1 miljoen, wordt via de Maatschappelijke Innovatieagenda Veiligheid besteed aan het interdepartementale project voor de bescherming van brandweerpersoneel en de ontwikkeling van compacte brandblusmiddelen.
Zal vóór het debat over de defensiebegroting in de Tweede Kamer duidelijkheid worden geboden over de actuele spanningen die zich voordoen bij de Task Force Uruzgan en die hebben geleid tot het op non-actief stellen van een peloton?
In de stand van zakenbrief over de Nederlandse bijdrage aan ISAF wordt u nader geïnformeerd over het tijdelijk op non-actief stellen van een peloton in Uruzgan. Zoals u is gemeld in de brief van 3 oktober 2008 ontvangt u de stand van zakenbrief uiterlijk 20 oktober 2008.
Welke interdepartementale projecten zijn inmiddels in het kader van het Innovatieprogramma Veiligheid geïnitieerd gezien het extra bedrag van 54 miljoen euro ten behoeve van de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Justitie en Defensie?
De uitwerking van de Maatschappelijke Innovatieagenda Veiligheid heeft plaats langs twee sporen. Het eerste spoor betreft de uitwerking van projecten die mogelijk in 2008 nog geheel of gedeeltelijk kunnen worden aanbesteed. Het gaat om projecten die kunnen worden ondergebracht bij de hieronder genoemde thema’s «Optreden in netwerken» en «Fysieke bescherming». Tot dusver gaat het om de volgende drie interdepartementale projecten:
• I-bridge (verbetering van informatievoorziening) met een omvang van € 1 miljoen;
• EDISON TD (vaststellen authenticiteit van identiteitsdocumenten met behulp van diverse methodes);
• Bescherming brandweerpersoneel en ontwikkeling compacte brandblusmiddelen met een omvang van € 1 miljoen, zie ook vraag 44.
Bij het tweede spoor wordt de komende maanden aandacht besteed aan de verdere uitwerking van de thema’s in drie programmalijnen voor de komende vier jaar. Deze programmalijnen zijn: opereren in netwerken, simulatie, training en opleiding, en fysieke bescherming.
Kan worden aangegeven hoeveel geld u in 2009 uittrekt als bijdrage op het gebied van kennis en innovatie?
Het totale bedrag op de begroting van Defensie voor onderzoek en ontwikkeling is € 68 miljoen. Dit bedrag is bestemd voor kennisopbouw bij TNO, NLR en MARIN en voor technologieontwikkeling. Overigens kunnen materieelprojecten van Defensie in algemene zin leiden tot innovatie bij de defensiegerelateerde industrie.
Uit welke begroting(en) is het geld afkomstig dat wordt uitgegeven voor het innovatieprogramma Veiligheid (ten behoeve van de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Justitie en Defensie)?
De financiële middelen voor het innovatieprogramma Veiligheid zijn afkomstig uit «Pijler 2 gelden» die het kabinet in zijn beleidsprogramma heeft vrijgemaakt voor kennis en innovatie. Deze middelen stonden gereserveerd op de aanvullende post Algemeen. Met de goedkeuring van de Maatschappelijke Innovatieagenda Veiligheid is de eerste tranche van het budget overgeheveld naar de departementale begrotingen.
Hoe bent u precies van plan om reservisten en post-actieven meer in te zetten op het gebied van «Security Sector Reform» in fragiele staten als Burundi en de Democratische Republiek Congo?
Bij de inrichting van de SSR-pool wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met het vraaggestuurde karakter van SSR-missies. Daarom beschikt Defensie over een bestand van zestig deskundigen met uiteenlopende bestuurlijke en beleidsmatige kennis en ervaring naast de overige uitzendbare defensiemedewerkers en reservisten (waaronder postactieve militairen).
Defensie heeft al ervaring met de inzet van reservisten bij SSR-missies. Daartoe is bij het Commando Landstrijdkrachten een pool van functioneel specialisten ondergebracht. Deze pool bevat gekwalificeerde officieren voor SSR-missies. Zij worden op basis van vrijwilligheid ingezet voor een kortdurende uitzending (gemiddeld twee maanden). De mogelijkheden om hen langer uit te zenden worden nog onderzocht.
Welke acties en concrete plannen zullen in 2009 en 2010 uitgewerkt worden, gezien uw opmerking dat «vooral met de defensie industrie strategie Defensie en Economische Zaken oog voor het belang van defensiegerelateerde bedrijven in ons land steunen»? Zullen er financiële prikkels met name richting het Midden en KleinBedrijf (MKB) worden opgezet?
Defensie zal de instrumenten die in de DIS zijn beschreven verder uitwerken. Het gaat hierbij onder meer om de volgende punten:
• Het proces dat moet leiden tot Launching Customership zal worden verbeterd;
• Het overleg tussen de overheid en de industrie over mogelijkheden voor de Nederlandse industrie bij verwervingstrajecten zal worden geïntensiveerd;
• De overheid zal, in overleg met de industrie, de mogelijkheid van het creëren van een Navo-expertfunctie onderzoeken;
• Defensie zal samen met de ministeries van Binnenlandse Zaken, Justitie en Economische Zaken de thema’s van het innovatieprogramma Veiligheid verder uitwerken in drie programmalijnen voor de komende vier jaar. Deze programmalijnen zijn: opereren in netwerken, simulatie, training en opleiding, en fysieke bescherming. Zie ook het antwoord op vraag 46.
Zowel in het kader van het innovatieprogramma Veiligheid als van het SBIR-instrument zal er aandacht zijn voor het MKB.
Hoeveel geld wordt in 2009 vanuit de Defensiebegroting uitgegeven voor de Defensie Industrie Strategie (DIS) en (in het bijzonder) voor het «launching customership»?
Voor de uitvoering van de DIS is geen apart budget gereserveerd. De kosten worden ondergebracht bij de reguliere budgetten voor materieelprojecten en onderzoek en ontwikkeling (R&D).
Bestaat er een spanning tussen wenselijk milieubeleid en operationele eisen bij Defensie? Hoe zal in 2009 met dat spanningsveld worden omgegaan?
Ja. Het omgaan met dit spanningsveld vereist maatwerk. Defensie volgt onder vredesomstandigheden de vigerende wet- en regelgeving en het nationale milieubeleid. Onder operationele omstandigheden is dit niet altijd mogelijk. Maatgevend zijn dan de operationele eisen en de regelgeving van het desbetreffende land. Dit geldt bijvoorbeeld voor militair materieel, dat in de eerste plaats aan operationele eisen moet voldoen. Het materieel moet wereldwijd onder sterk wisselende omstandigheden op een voor het personeel veilige wijze inzetbaar zijn. Binnen enkele maanden zal de nieuwe Defensie Duurzaamheidsnota 2009 worden vastgesteld waarin de verhouding tussen milieu en Defensie concreet is uitgewerkt. Defensie zal in 2009 versterkt inzetten op energie- en waterbesparing, gebruik van duurzame energie en de waarborging van de kwaliteit van milieuzorgsystemen.
Zijn er voldoende oefen- en laagvlieggebieden in Nederland?
Nederland beschikt niet over voldoende oefen-, schiet- en laagvlieggebieden om alle noodzakelijke opleidingen en trainingen in eigen land te kunnen uitvoeren. Doordat de krijgsmacht de meeste laagvliegtrainingen, oefeningen boven compagniesniveau en schietoefeningen voor grotere kalibers in het buitenland uitvoert, kan wel worden voorzien in de volledige oefenbehoefte. De beperkte hoeveelheid oefen- en schietterreinen in Nederland vormt daardoor op dit moment geen probleem, maar betekent voor het personeel wel veel extra nachten van huis. De ligging en de omvang van de laagvliegmogelijkheden in Nederland worden op dit moment geëvalueerd. Over de voortgang van deze evaluatie wordt de Kamer naar verwachting eind 2008 nader geïnformeerd.
Kunt u nader toelichten wat u bedoelt met «soms financiële winst»? Wanneer is dit wel het geval, en wanneer niet en om welke bedragen gaat het hier?
Het milieubeleid van Defensie kent twee typen maatregelen. Er zijn maatregelen waarbij de gedane investering zich niet in geld terugverdient, maar wel bijdraagt tot een verbetering van de milieukwaliteit. Hierbij valt te denken aan het opruimen van oude bodemverontreiniging, het inkopen van «groene» energie en het verbeteren van natuurwaarden op oefenterreinen. Daarnaast zijn er maatregelen waarbij de investering zich tijdens de exploitatie binnen een bepaalde tijd terug verdient, zoals de toepassing van energie- en waterbesparende maatregelen.
Hoe definieert u «milieuwinst» en hoe bent u van plan dit te gaan meten dan wel inzichtelijk te maken welke «milieuwinst» er behaald is?
«Milieuwinst» is een verlaging van de belasting van het milieu en een verbetering van de milieukwaliteit. Defensie meet haar milieubelasting al vanaf 1999 met behulp van een computerondersteund systeem. Daarin is vastgelegd welke milieubelasting hoe, door wie en wanneer moet worden gemeten en gerapporteerd. Ieder jaar wordt deze informatie gepubliceerd in het Milieujaarverslag Defensie, dat sinds twee jaar is opgenomen in het departementale jaarverslag. Deze verslagen zijn aan het parlement aangeboden.
In hoeverre levert diversiteit een bijdrage aan integratie en op welke integratie en van wat doelt u?
Bevordering van de instroom van allochtonen is een belangrijke doelstelling van het diversiteitbeleid van Defensie. Als werkgever en overheidsinstelling heeft Defensie ook een maatschappelijke verantwoordelijkheid om etnisch culturele minderheden een gelijke kans op werk te bieden en te zorgen voor een veilige werkomgeving. Werken stimuleert de integratie van deze groep in de samenleving. Defensie biedt vooral allochtone jongeren – in de vorm van werk en opleiding – een perspectief dat eveneens actieve integratie in de samenleving bevordert.
Kan duidelijk gemaakt worden hoeveel militairen de dienst verlaten vanwege hun «waardevolle en relevante werkervaring en dankzij goede, op de civiele markt afgestemde opleidingen»? Wat is de gemiddelde verblijfsduur in de krijgsmacht na afronding van genoemde relevante opleidingen en werkervaring?
Met de door u aangehaalde tekst wordt uiteengezet dat Defensie als moderne werkgever in staat wil zijn militairen naar werk buiten de defensieorganisatie te begeleiden, ook als onverhoopt geen vervolg kan worden gegeven aan een militaire loopbaan. Dit wordt onder andere gefaciliteerd door de verworven competenties bij het functioneren als militair te benoemen door opleidingen die binnen Defensie worden gevolgd (civiel) te certificeren. In eerste instantie dienen ervaring en opleidingen om het functioneren als militair te ondersteunen, maar beide elementen zijn ook van belang als een overgang naar werk buiten Defensie moet worden gefaciliteerd.
Aangezien een militair gedurende zijn gehele carrière bij Defensie werkervaring opdoet en opleidingen volgt, kan niet worden bepaald wat de gemiddelde verblijfsduur na de voltooiing daarvan is.
Moet, om van Defensie weer een meer aantrekkelijke werkgever te maken, niet vooral de uitzenddruk worden verminderd? Betekent dit niet dat, bij voortgaande betrokkenheid van Nederland bij gevaarvolle crisisbeheersingsoperaties, vooral het personeelsbestand moet worden vergroot? Hoe zal Defensie de spiraal doorbreken dat personeel vertrekt waardoor de uitzenddruk toeneemt waardoor nog meer personeel vertrekt? Zijn hiervoor structurele oplossingen voorhanden en zijn die oplossingen betaalbaar binnen het huidige budget?
De organisatie van Defensie is een resultante van de ambitie van de Nederlandse regering op het gebied van veiligheid en de overige taken die aan Defensie zijn opgedragen. De organisatie die daarvoor nodig is, is op dit moment niet volledig gevuld. Een volledig gevulde organisatie is op langere termijn noodzakelijk om enerzijds de ambities structureel te kunnen waarmaken en anderzijds de druk voor het personeel niet te hoog te laten oplopen. Als met vergroting van het personeelsbestand wordt bedoeld het beter vullen van de organisatie klopt de stelling. Nu al wordt de uitzendlast zo goed mogelijk over het beschikbare personeelsbestand verdeeld, waarbij het individuele uitzendritme onverminderd het uitgangspunt is. In de nadere uitwerking van het Actieplan Werving en Behoud dat u 15 oktober jl. is gestuurd, worden diverse maatregelen genoemd die de spiraal van de teruglopende vulling moeten doorbeken.
Hoe beoordeelt de regering de kritiek van de vakbond VBM/NOV op het schrappen van 1500 personeelsfunctionarissen? Hoe verhoudt zich dat tot de inspanningen om personeel te behouden voor Defensie?
Hoe verhoudt zich het streven van een verhoging van het aantal loopbaanbegeleiders tot het wegbezuinigen van personeelsfunctionarissen (inmiddels zouden er aldus reeds 1200 zijn vertrokken en dat aantal zou nog moeten oplopen tot 1500)?
De door VBM/NOV veronderstelde relatie tussen de reductie van de desbetreffende 1500 arbeidsplaatsen en de behoudproblematiek bestaat niet. De reductie van de arbeidsplaatsen betreft een efficiencymaatregel door in hoofdzaak administratieve en specialistische taken in het kader van het nieuwe P&O-dienstverleningsmodel te concentreren bij P&O-dienstencentra en specifieke P&O-taken digitaal of door middel van selfservice af te handelen. Doordat de werklast hiermee afneemt, kan ook de daarmee corresponderende formatie navenant worden gereduceerd. Het betrokken personeel wordt opgenomen in het herplaatsingstraject en komt in aanmerking voor de plaatsing op vacatures. De uitbreiding van het aantal loopbaanbegeleiders staat los van de efficiencymaatregel in het personele functiegebied.
Waarvoor wordt de 50 miljoen euro t.b.v. het personeelsbeleid exact ingezet?
Kunt u specificeren hoe de investering van €50 miljoen voor het personeel zal worden aangewend? Welke concrete meetbare doelen beoogt deze extra investering?
Hoe wordt de € 50 miljoen extra aan werving precies besteed?
In de begroting is € 50 miljoen vrijgemaakt om te investeren in personeel. In 2009 is van dit bedrag € 30 miljoen gereserveerd voor maatregelen in het kader van de uitvoering van aanbevelingen van de commissie-Staal en € 20 miljoen voor diverse andere maatregelen op personeelsgebied. Over de maatregelen in het kader van de commissie-Staal rapporteert Defensie halfjaarlijks. In het algemeen overleg van 30 september 2008 is toegezegd dat in oktober een kostenoverzicht naar de Kamer zal worden gestuurd.
De andere maatregelen op het personeelsgebied, die samen € 20 miljoen kosten in 2009, zijn zeer divers en komen voort uit reeds eerder gemelde initiatieven. Ongeveer € 6 miljoen wordt besteed aan het uitbreiden en verder professionaliseren van de loopbaanbegeleidingorganisatie en het werken met persoonlijke ontwikkelingsplannen in het kader van het Flexibel Personeelssysteem (FPS). Ongeveer € 5 miljoen gaat naar vier structurele maatregelen in het kader van het Actieplan Werving en behoud. Ongeveer € 3 miljoen wordt besteed aan zorgvoorzieningen bij uitzendingen. Ongeveer € 2 miljoen is nodig om een voorgenomen reductie bij het Dienstencentrum Personeelsvoorziening teniet te doen. Ook ongeveer € 2 miljoen wordt geïnvesteerd in de uitbreiding van opleidingscapaciteit om diverse facetten zoals gender, diversiteit, gedragsregels, medezeggenschap en arbeidsomstandigheden in opleidingsprogramma’s te verwerken. Daarnaast resteren relatief kleine uitgaven op diverse terreinen in het personele veld.
Waar ligt de ondergrens van het uitvoeren van de huidige missie in Afghanistan aangezien er op dit moment meer dan 7000 vacatures zijn? Kan de krijgsmacht deze taken uitvoeren tot augustus 2010?
De krijgsmacht is in staat de opgedragen taken in Afghanistan tot augustus 2010 uit te voeren. De hiervoor benodigde eenheden zijn al aangewezen.
Is het reëel om nog vóór 2012 een volledige vulling te verwachten? Zo ja, op welke wijze? Zo neen, hoe denkt u de gestelde operationele doelen (niet de ambities) uit te blijven voeren?
Het streven blijft gericht op een volledige vulling. Zoals gesteld in het Actieplan Werving en Behoud en de nadere uitwerking die u 15 oktober jl. heeft ontvangen stelt Defensie alles in het werk om de vulling te verbeteren. Daarbij blijven echter ook externe factoren een rol spelen, waaronder de krapte op de arbeidsmarkt. Ook zullen enkele maatregelen in het kader van behoud vermoedelijk pas op langere termijn effect sorteren. De ondervulling in het algemeen en de schaarste in bepaalde categorieën stellen Defensie met enige regelmaat voor forse uitdagingen. Met maatwerk kan in veel gevallen de haalbaarheid van de operationele doelen worden gegarandeerd. Als het niet anders kan moeten tijdelijke beperkingen van capaciteiten worden geaccepteerd.
Zie het antwoord op vraag 60.
Wanneer kan de Kamer een update van het actieplan Gender en het actieplan Gender Force verwachten? Wat is dat stand van zaken met betrekking tot de naleving van Resolutie 1325 van de Veiligheidsraad Verenigde Naties? Op welke wijze zal zowel het actieplan Gender, Gender Force als ook de naleving van Resolutie 1325 van de Veiligheidsraad Verenigde Naties worden meegenomen in het actieplan Werving en Behoud?
Het Project Genderforce, een tijdelijk ESF gesubsidieerd project, is per 31 december 2007 voltooid. Het actieplan gender is onderdeel geworden van het gender- en diversiteitsbeleid, waarbij de doelstellingen zijn gehandhaafd. De initiatieven in het kader van het diversiteitsbeleid, waaronder die voor gender, worden op dit moment integraal voorbereid, geïnventariseerd en bezien. Nog dit jaar ontvangt de Kamer het actieplan diversiteit. Ook het nationaal actieplan 1325 dat is opgesteld om VN-resolutie 1325 uit te voeren, maakt deel uit van het actieplan Diversiteit.
Kan duidelijker aangegeven worden hoe in de praktijk de toenemende werkdruk als gevolg van meer uit- dan instroom zich manifesteert, en welke aantallen militairen in relatie tot de toenemende werkdruk, aangeven de dienst te willen verlaten?
Onderkend wordt dat de personeelstekorten leiden tot een grotere werkdruk voor het personeel. Werkdruk komt naar voren als relevante factor in werkbelevingsonderzoeken en de rapporten van de Inspecteur Generaal der Krijgsmacht (IGK). Een direct verband tussen werkdruk en dienstverlaten is echter niet te leggen. Uit onderzoeken naar vertrekredenen van personeel komt de werkdruk niet als relevante factor naar voren.
Hoe wordt invulling gegeven aan het loopbaanperspectief en een stabiele werkomgeving met de huidige hoge uitzenddruk?
Kan verondersteld worden dat door de uitbreiding van het aantal «loopbaanbegeleiders, om rekening te houden met de wensen van het personeel, (...) en het personeel in staat te stellen zelf de loopbaan te beïnvloeden», het behoud van personeel word bevorderd in aantal jaren dat militairen na hun opleidingen door de inzet van deze loopbaanbegeleiders langer in dienst blijven?
Ik verwijs u hiervoor verder naar diverse kamerbrieven over het Flexibel Personeelssysteem (FPS) en de nadere uitwerking van het Actieplan Werving en Behoud dat u 15 oktober jl. is gestuurd.
Kan worden aangegeven hoe de omvang van het personeelsbestand bij Defensie (totaal) zich in de afgelopen tien jaar (incl. 2008) heeft verhouden tot een volledige vulling? Wat is een reële schatting van de kosten die moeten worden gemaakt om bij de voortgaande inzet van Nederlandse militairen in Afghanistan en/of elders en bij de huidige situatie op de arbeidsmarkt toch weer een volledige vulling te krijgen?
Met het Defensie migratieplan is in februari 2005 gestart met het plannen en begroten van de formatieve omvang van de defensieorganisatie. Daarvoor werd er alleen gepland en begroot op basis van de personele omvang, de zogenaamde begrotingssterkte. Deze begrotingssterkte hield geen verband met de omvang van de formatie en bovendien werd de formatieve omvang niet op één manier geregistreerd. Dit maakt het onmogelijk de vulling voor de periode tot en met 2005 te geven. In onderstaande tabel is de vulling voor de periode 2006–2008 opgenomen (meetmoment januari).
2006 | 2007 | 2008 | |
---|---|---|---|
Vullingspercentage | 93,3% | 97,3% | 93,2% |
Omdat in 2006 de migratie naar een defensieorganisatie die betaalbaar en volledig gevuld zou moeten worden (O=P=F) nog in volle gang was, valt het vullingspercentage laag uit. In 2007 is de migratie grotendeels voltooid en daarmee was ook het vullingspercentage sterk toegenomen. Sindsdien is de organisatie slechts in geringe mate aangepast terwijl de personele sterkte door het negatieve saldo van in- en uitstroom is afgenomen. Dit resulteert in een lager vullingspercentage. Tot op heden is er nog steeds sprake van een afnemende sterke. Het vullingspercentage in september 2008 bedroeg 92,3 procent.
De brief over de voortgang van het Actieplan Werving en Behoud van 15 oktober jl. gaat nader in op belangrijke factoren voor de werving en het behoud van personeel en de extra financiële inspanningen voor de uitvoering van het actieplan. In het actieplan van 4 april 2008 is gesteld dat de vulling van de defensieorganisatie nauw samenhangt met externe factoren, zoals de situatie op de arbeidsmarkt en de toestand van de economie. Daarnaast zijn niet altijd kosten verbonden aan de instrumenten om tot een betere vulling te komen.
Zie het antwoord op vraag 59.
Zie het antwoord op vraag 60.
Waarom wordt pas in 2009 «een versterkt reservistenbeleid meegenomen» en niet al in de komende nota Werving en Behoud?
In de nadere uitwerking van het Actieplan Werving en Behoud dat u 15 oktober jl. is gestuurd, wordt geschetst welke richting Defensie op wil gaan met het reservistenbeleid. Deze richting zal nog in 2008 verder worden uitgewerkt in een nieuwe Reservistennota.
Hoeveel leerlingen volgen op dit moment het oriëntatiejaar «Vrede en Veiligheid»? Hoeveel leerlingen in MBO-3 volgen de nieuwe opleiding? Hoeveel aspirant-militairen zijn er op dit moment?
Het totale aantal leerlingen dat momenteel de diverse voorschakeltrajecten volgt, bedraagt ongeveer 2200. Hiervan volgen ongeveer 1500 leerlingen de opleiding Vrede & Veiligheid op niveau 1 en 2, en ongeveer 150 leerlingen Vrede & Veiligheid op niveau 3 (MBO-3). Daarnaast volgen ongeveer 300 leerlingen het Oriëntatiejaar en ongeveer 250 leerlingen overige, veelal technische voorschakeltrajecten.
Kan aangegeven worden waaruit de genoemde «bindingsinstrumenten» precies bestaan en hoe hoog de «bindingspremies» zijn en hoeveel militairen vanwege een «bindingspremie» besloten hebben de dienst niet te verlaten? Wat is er van af het invoeren van «bindingspremies» aan premies uitbetaald en in welke vorm?
Behalve de bindingspremies bestaat er een aantal andere instrumenten met een bindend karakter. Voorbeelden zijn de toekenning van een toelage aan excellent functionerende defensiemedewerkers die de hoogste trede in hun salarisschaal hebben bereikt en specifieke toelages voor medewerkers met een specifieke competentie. Tevens wordt met behulp van niet-financiële maatregelen, zoals loopbaanplanning, getracht het personeel voor Defensie te behouden.
Het besluit van een medewerker om Defensie te verlaten is, zo blijkt uit de exitinterviews, gebaseerd op een combinatie van factoren. Een financiële afweging is één van die factoren. De bindingspremie wordt ingezet waar tekorten aan personeel bestaan en waar tevens wordt geconstateerd dat er op de arbeidsmarkt een hoger salaris wordt betaald. De stellige overtuiging bestaat dat de bindingspremie bijdraagt tot het behoud van personeel. Dit is echter lastig te kwantificeren.
Het bedrag aan uitgaven voor bindingspremies bedroeg € 3,9 miljoen in 2005, € 3,2 miljoen in 2006 en € 2,6 miljoen in 2007. Tot en met 2007 bestond de mogelijkheid van uitwisseling van de budgetten voor binding en voor differentiatie in beloning (onder andere functioneringsgratificaties en functioneringstoelagen). Het totaal aan uitgaven voor deze beide categorieën bedroeg € 36,0 miljoen in 2005, € 34,4 miljoen in 2006 en € 33,5 miljoen in 2007. Dit komt overeen met ongeveer 1 procent van de loonsom voor al het actief dienende militaire en burgerpersoneel.
Doordat bindingspremies veelal aan het einde van de afgesproken bindingsperiode worden uitbetaald, is er sprake van een tijdverschil tussen het moment van toekenning en het financiële beslag. De hierboven geschetste daling van de uitgaven is geen gevolg van de recente vullingsproblemen, maar van de periode dat Defensie midden in een traject van reducties zat. De huidige vullingsproblemen leiden nu tot nieuwe toekenningen die in latere jaren tot meer uitgaven zullen leiden.
In het kader van het de arbeidsvoorwaardenovereenkomst 2007–2009 zijn de mogelijkheden voor de toekenning van bindingspremies door de defensieonderdelen verruimd en is het budget voor differentiatie in beloning verlaagd naar 0,4 procent van de loonsom. In dat kader is de mogelijkheid de budgetten voor binding en voor differentiatie in beloning uit te wisselen per 1 januari 2008 beëindigd.
Zijn er al ervaringen met het verbeteren van het wervings- en selectieproces om de uitval van de huidige 45% naar 40% in 2010 terug te brengen? Kan aangegeven worden op grond van de huidige ervaring waarom, zonder concessies te doen aan de aanname-eisen, met de geformuleerde maatregelen resultaten geboekt worden?
In de nadere uitwerking van het Actieplan Werving en Behoud dat u 15 oktober jl. is gestuurd, valt te lezen dat diverse verbetermaatregelen in gang zijn gezet. Op dit moment is het nog te vroeg om al over concrete resultaten te spreken.
Kunt u garanderen dat binnen de ambitie om het opleidingsverloop terug te dringen van gemiddeld 35 procent in 2007 naar 30 en 25 procent in respectievelijk 2010 en 2013 de kwaliteit van de opleiding op hetzelfde niveau blijft als in 2007?
Ja. De kwaliteit van de opleiding is gerelateerd aan de eisen voor operationele inzet. Aan de beoogde kwaliteit wordt niet getornd. De voorgestelde maatregelen om het opleidingsverloop terug te dringen zijn onder andere in lijn met het rapport Take it or leave, dat ingaat op redenen van uitval tijdens de opleiding en u onlangs is aangeboden. Daarnaast staan in de nadere uitwerking van het Actieplan Werving en Behoud dat u 15 oktober jl. is gestuurd ook andere initiatieven die zijn genomen.
Is het reëel te streven naar 30 % instroom van vrouwelijk burgerpersoneel? Zo ja, op welke wijze werkt u hieraan?
Ja. In 2008 is de instroom van vrouwelijk burgerpersoneel 38 procent. De instroom is licht toegenomen sinds december en daarmee terug op het niveau van geheel 2007. Hoewel het streefcijfer al enige jaren wordt bereikt, blijven maatregelen noodzakelijk om de instroom op peil te houden. Zo is er bewust voor gekozen om de Defensie trainee pool voornamelijk met vrouwen te vullen.
Is het reëel bij militair personeel streefcijfers te hanteren die uiteenlopen van 15% voor het Commando Zeestrijdkrachten (CZSK) tot 30% bij het Commando Koninklijke Marechaussee (CKMar)? Zo ja, hoe gaat dit de komende jaren vorm krijgen?
De aantallen vrouwen verschillen per defensieonderdeel en de streefcijfers komen tegemoet aan de reële mogelijkheden. Zo werken bij het Commando Dienstencentra en de Bestuursstaf relatief hoge aantallen vrouwen. Het Commando Landstrijdkrachten en het Commando Zeestrijdkrachten hebben de minste vrouwen in dienst. Juist deze onderdelen besteden extra aandacht aan de werving van vrouwen. Zo zijn er speciale vrouwenvaardagen en survivalweekenden. De aandacht voor het behalen van de streefcijfers blijft ook komende jaren onverminderd hoog. Initiatieven speciaal gericht op voor vrouwen worden onafgebroken verder ontwikkeld.
Hoeveel vrouwen volgen momenteel de opleiding aan het KIM, aan te geven per leerjaar?
Hoeveel vrouwen volgen momenteel de opleiding aan de KMA, aan te geven per leerjaar (zowel tweejarige als vierjarige opleiding)?
De inrichting van de opleiding aan het KIM en de KMA maakt het niet goed mogelijk van leerjaren te spreken. Wel kan worden weergegeven hoeveel vrouwen per opkomstjaar momenteel in opleiding zijn:
Jaar | KIM | KMA (tweejarig) | KMA (vierjarig) |
---|---|---|---|
2003 | 3 | 0 | 1 |
2004 | 5 | 0 | 4 |
2005 | 8 | 4 | 8 |
2006 | 11 | 3 | 6 |
2007 | 12 | 13 | 14 |
2008 | 22 | 24 | 25 |
Totaal | 61 | 44 | 58 |
Hoeveel vrouwen volgen momenteel de opleiding aan de Koninklijke Militaire School (KMS), aan te geven per leerjaar?
Hieronder treft u een overzicht van het aantal vrouwen dat de opleiding aan de KMS volgt vanaf 2005:
2005: 1
2006: 14 (verdeeld over vier lichtingen)
2007: 32 (verdeeld over vier lichtingen)
2008: 47 (Actuele stand na drie lichtingen)
Hoeveel vrouwen volgen momenteel de Hogere Defensie Vorming (HDV)?
In tegenstelling tot voorgaande jaren volgen momenteel geen vrouwen de Hogere Defensie Vorming (HDV).
Wat doet u om de instroom van etnisch culturele minderheden te stimuleren?
In de brief gender- en diversiteitsbeleid van 14 december 2007 (Kamerstuk 31 200 X, nr. 78) heb ik u hierover geïnformeerd. Zoals toegezegd kunt u nog dit jaar het actieplan diversiteit tegemoet zien dat ook op dit onderwerp zal ingaan.
Hoeveel militairen vanuit etnisch culturele minderheden zijn momenteel werkzaam in de Krijgsmacht? Hoeveel waren dat er in de jaren 2002, 2003, 2004, 2005, 2006, 2007 en 2008?
Hoeveel burgers van etnisch culturele minderheden zijn momenteel werkzaam bij Defensie? Hoeveel waren dat er in de jaren 2002, 2003, 2004, 2005, 2006, 2007, 2008?
Na de beëindiging van de verplichte rapportage in het kader van de Wet Stimulering Arbeidsdeelname Minderheden (SAMEN) na 2003 is de betrouwbare registratie van etnisch culturele herkomst – vanwege het vrijwillige karakter – niet meer gegarandeerd. Daardoor zijn vanaf 2004 tot op heden geen actuele gegevens beschikbaar.
Hieronder treft u het aandeel etnisch culturele minderheden bij militair en burgerpersoneel in 2002 en 2003.
2002 | 2003 | |
---|---|---|
Militair personeel | 7,3% | 7,6% |
Burgerpersoneel | 6,6% | 6,7% |
Gezien de doelstellingen van het diversiteitbeleid acht Defensie het van belang inzicht te hebben in getalsmatige sterkte van etnisch culturele minderheden. Dit zal op een andere manier gebeuren dan volgens de registratiemethode van de Wet SAMEN. Defensie zal op grond van verschillende bronnen periodiek de samenstelling van het personeelbestand en de effecten van het diversiteitbeleid bepalen.
In welke salarisschalen worden vrouwen, nu en in de toekomst, het meest geworven om te voldoen aan de 30 procent van instroom van vrouwelijk burgerpersoneel?
In welke salarisschalen worden allochtonen, nu en in de toekomst, het meest geworven om te voldoen aan het «allochtonen-percentage» van de beroepsbevolking van instroom van allochtoon personeel?
Defensie streeft naar een representatieve vertegenwoordiging van vrouwen en etnisch culturele minderheden op alle niveaus in de organisatie. Het diversiteitbeleid Defensie omvat daarom diverse maatregelen gericht op de instroom en doorstroom van vrouwen en etnisch culturele minderheden op verschillende niveaus.
Naar welke middelen verwijst u wanneer u aangeeft dat «er ook meer verschillende middelen nodig zijn om een missie uit te voeren?»
Voor de uitvoering van missies zijn meer middelen nodig van de verschillende operationele commando’s. Een voorbeeld hiervan is het aanhoudende grote beroep dat tijdens de operaties in Irak en Afghanistan is gedaan op de transport- en gevechtshelikopters van de krijgsmacht. Door deze ontwikkelingen worden hogere eisen gesteld aan de interoperabiliteit van middelen en is de gegarandeerde inzetbaarheid van personeel en materieel essentieel.
Zie het antwoord op vraag 43.
Op welke «verwachte toekomstige operaties» wordt hier gedoeld?
Met «verwachte toekomstige operaties» worden geen specifieke operaties bedoeld.
Kan met het bedrag van € 80 miljoen tegemoet gekomen worden aan alle gereedstellingsproblemen bij het Commando Landstrijdkrachten (CLAS)? Kan er door de eenheden die niet aangewezen zijn voor uitzending naar Uruzgan geoefend worden op een hoger niveau dan dat van peloton? Zullen er geen bezuinigingen meer plaatsvinden op grote oefeningen?
Met het bedrag van € 80 miljoen kunnen de financiële knelpunten op dit moment worden opgelost. Echter, de oplossingen voor enkele knelpunten zijn niet alleen afhankelijk van voldoende financiële middelen, maar hangen ook samen met de personele tekorten, de snelle rotatie van eenheden voor inzet en de verwerving van materieel. Wel kunnen alle eenheden weer worden opgeleid tot boven het pelotonsniveau en zijn er niet langer financiële beperkingen voor grote oefeningen.
Op welke wijze wordt de 15,1 miljoen euro ten behoeve van het versterken van de inlichtingenketen besteed?
Op welke wijze worden extra middelen ten behoeve van de inlichtingenketen ingezet komend jaar voor de missie in Afghanistan, uit de 15,1 miljoen voor 2009?
Hoeveel van de € 15,1 miljoen voor de inlichtingenketen is extra geld (ten opzichte van voorgaande jaren) ter versterking ervan?
Mede op basis van de bevindingen van de commissie-Dessens is besloten tot een versterking van de inlichtingenketen van Defensie. Deze versterking bestaat uit het versterken van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD), de oprichting en versterking van de Defensiebrede Operationele Inlichtingencapaciteit (DOIC) en de oprichting en uitbreiding van een eigen inlichtingenfunctionaliteit bij de Directie Operaties van Defensiestaf. In 2008 is voor de versterking van de inlichtingenketen € 9,9 miljoen gereserveerd, in 2009 € 15,1 miljoen. Deze uitbreidingen zijn generiek en structureel van aard en komen mede ten goede van de missie in Afghanistan.
Kan de Kamer over het traject tot oprichting van een permanent hoofdkwartier nader geïnformeerd worden?
Waarom is de oprichting van het permanent hoofdkwartier vertraagd? Welke gevolgen heeft dit voor de lopende missie? Is het niet van belang meer urgentie in te zetten voor het opzetten van het permanent hoofdkwartier in plaats van 2011 pas tot uitvoering te komen? Welke belemmeringen liggen hier?
In de brief Wereldwijd Dienstbaar van september 2007 is gesteld dat een permanent gezamenlijk hoofdkwartier naar verwachting vanaf 2010 operationeel zal zijn. Om dit te verwezenlijken is een projectgroep ingesteld die bezig is met een studie naar de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden binnen het kader van de integrale planning van operaties en de aansturing van de voorbereiding en uitvoering daarvan. Deze studie moet uitmonden in een model dat via een reorganisatietraject gestalte krijgt in het permanente gezamenlijke hoofdkwartier. Ook tijdens de uitvoeringsfase zullen de doeltreffende aansturing en beheersing van lopende operaties gewaarborgd blijven. Er is geen sprake van vertraging. De oprichting van een gezamenlijk hoofdkwartier vergt grondige studie, weloverwogen besluitvorming en gedegen uitvoering en oprichting vanaf 2010 is daarom een realistische doelstelling.
Hoeveel geld wordt er geïnvesteerd om Bushmasters aan te schaffen en hoe worden de huidige Bushmasters ingezet in Afghanistan (hoeveel per peloton)?
Met de brief van 10 juni 2008 (Kamerstuk 27 925, nr. 313) is de Kamer over de recente verwerving van dertien extra Bushmastersgeïnformeerd. In deze brief is tevens het totaaloverzicht van verworven Bushmasters gegeven. Met de dertien extra Bushmasters is een bedrag van € 14,5 miljoen gemoeid. Met de eerdere aanschaf van in totaal 35 Bushmasters was in totaal een bedrag van € 33,5 miljoen gemoeid.
De Bushmaster biedt verhoudingsgewijs de beste personele bescherming tegen Improvised Explosive Devices (IED). Vanwege de typische kenmerken van de Bushmaster worden echter ook andere voertuigtypen bij operaties ingezet. Afhankelijk van de opdracht en de omstandigheden waarin deze wordt uitgevoerd, bepaalt de commandant ter plaatse welke voertuigen noodzakelijk zijn. Er wordt vrijwel altijd opgetreden met een combinatie van voertuigen.
Hoeveel VTE zijn op dit moment werkzaam op de CIMIC-eenheid? Met hoeveel VTE zal deze capaciteit in 2009 worden uitgebreid? Welke opvang heeft de «gewenst sterkte»?
De CIMIC-eenheid zal eind 2008 uit negentien VTE bestaan. In 2009 wordt de eenheid met acht functies uitgebreid. De gewenste sterkte van 45 VTE zal naar verwachting in 2011 worden bereikt. Naast deze 45 permanente functieplaatsen zijn er 480 niet-permanent gevulde functieplaatsen voor reservisten met een specifieke deskundigheid. Hiervoor zijn op dit moment al 170 reservisten geïdentificeerd.
Hoeveel van het bedrag van 20 miljoen euro dat is gereserveerd voor de verbetering van de informatievoorziening in 2009 is extra geld, bovenop de uitgaven in 2008?
De reservering van € 20 miljoen voor de verbetering van de informatievoorziening in 2009 maakt deel uit van de € 120 miljoen die wordt genoemd in de brief «Toelichting SPEER-briefing» van 7 november 2007 (Kamerstuk 31 200 X, nr. 40).
Kunt u aangeven hoe omgegaan wordt met de schade die veroorzaakt is bij het ongeval in de Bommelerwaard met een Apache? Betaalt Defensie de kosten? Zo ja, waarom doet het ministerie van Financiën dit niet? Kan de beschadigde Apache gerepareerd worden?
De afhandeling van de schade in verband met het ongeval in de Bommelerwaard is vanwege het grote aantal schademeldingen belegd bij de Dienst Regelingen van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV), conform het besluit van de ministerraad van 21 december 2007. Hiertoe is bij het ministerie van LNV een loket ingericht waar gedupeerden hun schade kunnen melden. De schades worden afgehandeld volgens een vast stramien. Een projectgroep Stroomstoring, onder voorzitterschap van Defensie en met de Dienst Regelingen, het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Landsadvocaat, houdt toezicht daarop. De Tweede Kamer zal bij Najaarsnota 2008 worden geïnformeerd over de budgettaire afhandeling voor 2008. Bij Voorjaarsnota 2009 wordt besloten over de budgettaire afhandeling voor dat jaar en verder. De beschadigde Apache kan worden gerepareerd met assistentie door de industrie in het kader van de bestaande ondersteuningscontracten met Boeing en de Amerikaanse landmacht.
Hoe kunt u garanderen dat de aanschaf van de F-35 Joint Strike Fighter een groter financieel volume aan orders voor Nederlandse bedrijven zal opleveren?
Het JSF-programma is een Amerikaans participatieprogramma waarbij andere landen, waaronder Nederland, deelnemen aan de ontwikkeling van het toestel. Anders dan bij compensatie worden in dit participatieprogramma geen garanties gegeven over de te behalen orders voor de industrie. Wel zijn er ten aanzien van het JSF-programma schattingen gemaakt die inmiddels in Industrial Participation Plans (IP-plannen) zijn onderbouwd. De IP-plannen maken deel uit van met de betrokken Amerikaanse hoofdaannemers overeengekomen Letters of Intent. De Letter of Intent met Lockheed Martin is de Kamer op 10 oktober 2006 vertrouwelijk ter inzage gegeven (Kamerstuk 26 488, nr. 48). Of de prognoses uitkomen, hangt mede af van de Nederlandse industrie die op basis van «best value» moet blijven leveren. De verwachtingen ten aanzien van de productieomzet zijn onverminderd positief en komen overeen met de verwachtingen uit 2002.
Was de eenmalige investering van € 130 miljoen voor het C-17 initiatief van de NAVO eerder lager ingeschat, omdat meer landen deel zouden nemen? Wat is de reden dat andere landen zijn afgehaakt? Waarom neemt Nederland nog wel deel aan dit project? Wat zijn de criteria om deel te nemen? Waar komt de € 130 miljoen eenmalige investering vandaan?
In de eerste fase van het C-17-initiatief werd uitgegaan van een leaseconstructie zonder investeringen vooraf. Omdat deze constructie uiteindelijk niet haalbaar bleek, is de optie uitgewerkt waarin de deelnemende landen eigenaar worden van de toestellen. Het investeringsbedrag kwam voor Nederland uit op ongeveer € 130 miljoen. Door het uitstappen van Letland, het uitstel van het besluit in Italië en de vermoedelijke terugtreding van Tsjechië, zijn er bezuinigingen gezocht en gevonden op de investeringen en op de exploitatie. Hierdoor blijft het initiële investeringsbedrag € 130 miljoen en de jaarlijkse exploitatie € 15 miljoen. Het terugtreden van landen of de vertraging bij de toetreding, houdt verband met financiële en politieke afwegingen. De missies waaraan Nederland – al dan niet in Navo-verband – deelneemt, zijn veelal expeditionaire operaties op grote afstand van Nederland. Hiervoor heeft de krijgsmacht behoefte aan gegarandeerde beschikbaarheid van strategisch, buitenprofiel luchttransport. Het Navo C-17-initiatief dekt enerzijds voor Nederland een groot deel van deze behoefte af. Anderzijds betekent deelneming een relevante bijdrage aan een bondgenootschappelijk initiatief. De benodigde investering komt voor € 60 miljoen ten laste van Buitenlandse Zaken en voor € 70 miljoen ten laste van Defensie.
Hoe is de bekostiging van het strategisch luchttransport over de jaarschijven opgebouwd?
De bekostiging van het strategische luchttransport in het kader van het C-17-project is conform het Memorandum of Understanding als volgt verdeeld over de jaarschijven (bedragen x € miljoen exclusief exploitatiekosten):
Begroting | Bedrag |
---|---|
2008 | 84 |
2009 | 22 |
2010 | 18 |
2011 | 6 |
De volledige strategische transportbehoefte van de krijgsmacht wordt zo veel mogelijk centraal gecoördineerd. DVVO voorziet zo doelmatig mogelijk in de behoefte met eigen defensiecapaciteit, civiele inhuur, capaciteit van internationale partners via het Movement Coordination Centre Europe (MCCE), of capaciteit via een afroepcontract van de Strategic Airlift Interim Solution (SALIS). Beschikbaarheid is hierbij het sleutelwoord. Vanwege de diversiteit van de gebruikte luchttransportmiddelen en omdat de gebruikmaking van luchttransport van internationale partners niet in geld is uit te drukken, kost het enige tijd om deze kosten inzichtelijk te maken. Voor de behandeling van de defensiebegroting 2009 zullen wij hierop terugkomen, mede in het licht van de toezegging tijdens het algemeen overleg over de Navo van 6 oktober jl.
Zullen de exploitatiekosten van de deelname aan het C-17 initiatief vanuit HGIS gefinancierd worden?
Ja, althans voor de uren die voor crisisbeheersingsoperaties worden gevlogen.
Wanneer wordt het besluit genomen voor de locatie van het Europees luchttransport commando EATC en kan de Kamer over de uitkomsten hiervan nader geïnformeerd worden?
Er is nog geen overeenstemming tussen de deelnemende landen over de locatie van het Europese luchttransportcommando EATC. Zodra een besluit is genomen, zal de Kamer worden geïnformeerd.
Welke effecten hadden bereikt moeten worden met het kwaliteitsprogramma bedrijfsvoering en welke effecten waren ten doel gesteld? Welke personele en financiële gevolgen heeft dit? Welke concrete maatregelen met welk tijdpad worden nu genomen?
De doelstelling van het kwaliteitsprogramma is de bedrijfsvoering, in het bijzonder het financiële en materieelbeheer, weer op orde te brengen. Hiertoe zijn meerjarige verbeteringsplannen opgesteld die doorlopen tot 2013. Het kwaliteitsprogramma moet binnen de bestaande organisatie worden uitgevoerd. Naar aanleiding van het bezwaaronderzoek van de Algemene Rekenkamer «Sturing en Beheersing» zijn de doelstellingen van het kwaliteitsprogramma ondergebracht in het plan van aanpak «Beter Verbeteren». In dit plan van aanpak zijn vier onderwerpen benoemd en in aparte plannen van aanpak verder uitgewerkt. Het betreft de ontwikkeling en de invoering van een gedegen verbeteringssystematiek (gereed in maart 2009), het op orde brengen van het financiële beheer (waarvan de eerste resultaten zichtbaar zijn in maart 2009), het op orde brengen van het materieelbeheer (met in maart 2009 een overkoepelend plan van aanpak gereed en de eerste verbeteringen zichtbaar in maart 2010) en het wegnemen van tekortkomingen in de administratieve discipline en in opleidingen en regelgeving.
Hoe staat het met de uitrol van het verbeterplan om bij het jaarverslag 2008 weer goedkeuring van de Algemene Rekenkamer (ARK) te krijgen?
De uitrol van het verbeterplan verloopt volgens planning. Deze planning voorziet in voldoende zichtbare verbeteringen in het beheer in 2008, zodat de Algemene Rekenkamer over 2008 geen bezwaar zal maken. Ook voorziet de planning erin de komende jaren te werken aan het structureel op orde brengen van het beheer.
Op welke wijze zullen medewerkers, maar ook medezeggenschapsraden worden betrokken wanneer u aangeeft dat «de oplossingen zullen worden gevonden in structuur, procedures, en regelgeving, cultuur, communicatie en educatie»?
Deze oplossingen zullen worden gevonden door de medewerkers te betrekken bij de analysesessies en door de resultaten te delen. In de analysesessies worden de oorzaken van de problemen in het beheer geanalyseerd en worden gepaste maatregelen bepaald. De medezeggenschapsraden worden, in overeenstemming met de geldende regels, betrokken wanneer de structuren worden aangepast.
Zijn er concreet meetbare doelen geformuleerd in de verbeteringsplannen voor het financieel beheer binnen de diverse defensieonderdelen voor 2009? Zo ja, welke? Zo neen, waarom niet? Welke bevoegdheden krijgt de «projectgeneraal»?
Ja, er zijn concreet meetbare doelen per defensieonderdeel geformuleerd. In overleg met de Algemene Rekenkamer is een toetsingskader ontwikkeld om de effecten van de uitgewerkte verbetermaatregelen te kunnen meten.
De doelen zijn onder meer het verbeteren van:
* De kwaliteit van de directe doorbelastingen van de dienstverlening door de baten-lastendiensten;
* De kwaliteit van het betalingsproces;
* De kwaliteit van de beperkte verificatie van facturen kleiner dan € 1 250;
* De kwaliteit van de Europese aanbesteding;
* De kwalitatieve vulling van de organisatie;
De projectgeneraal heeft de dagelijkse leiding over het project. De stuurgroep adviseert de ambtelijke en de politieke leiding van het departement bij de besluitvorming.
Hoeveel «project generaals» telt Defensie op dit moment?
Voor diverse projecten bij Defensie zijn generaals als verantwoordelijke aangewezen. Doorgaans gaat het om projecten naast hun reguliere functie. Voorbeelden zijn de projectgeneraal Bezwaaronderzoek (Verbetering Bedrijfsvoering Defensie) en de projectgeneraal Werving en Behoud. Voor enkele projecten volstaat parttime betrokkenheid niet. Op dit moment bekleden vier generaals een dergelijke functie. Het betreft de projectleider en de programmamanager SPEER, de projectleider Veiligheidsmanagementsysteem (VMS) en de projectleider Herstructurering CLAS.
Bestond in 2008 niet al een plan van aanpak om het materieelbeheer in de ketens te verbeteren? Zo neen, waarom niet? Zo ja, wat is dan het nut van een opnieuw op te stellen plan van aanpak dat hetzelfde doel beoogt?
In 2008 bestond er al een plan ter verbetering van het materieelbeheer, maar nu is er een nieuw plan waarbij de aanbevelingen van Algemene Rekenkamer zijn meegenomen.
Kunt u ingaan op de mogelijkheid om de bedrijfsvoering te verbeteren door middel van uitbesteding van niet-essentiële diensten?
In januari 2008 is het defensiebeleid vastgesteld over de keuze tussen zelfdoen, samenwerken en uitbesteden. Dit beleid bestaat onder andere uit de defensiebrede sourcing strategie, waarin is vastgesteld dat Defensie bij ondersteunende dienstverlening andere partijen betrekt als daarmee de prestaties verbeteren of de kosten dalen. Tevens is een aantal vormen van sourcing beschreven. Ten slotte behelst het beleid een voorgeschreven sourcing toets. Deze toets maakt de afweging tussen alle vormen van zelfdoen, samenwerken of uitbesteden inzichtelijk en hanteerbaar.
Blijven er naast het aantal van 24 parate houwitsers, nog houwitsers over als reserve? Zijn de aantallen voldoende om tevens voldoende opleidings- en trainingscapaciteit te onderhouden?
Het Commando Landstrijdkrachten beschikt over in totaal 31 Pantserhouwitsers. Daarvan zijn 24 Pantserhouwitsers paraat, verdeeld over de twee vuursteunafdelingen. De overige zeven zijn beschikbaar voor opleiding en training. Vier hiervan worden gebruikt voor de initiële opleidingen en vormen tevens een logistieke reserve. De overige drie zijn omgebouwd tot simulator en instructievoertuig. De trainingscapaciteit voldoet aan de behoefte.
Welke «staartnummers» hebben de 18 F-16’s die in 2009 zullen worden afgestoten? Hoeveel vlieguren hebben zij gemaakt vanaf de datum van aanschaf? Hebben deze F-16’s een bijdrage geleverd aan de missie in Afghanistan?
Kunt een overzicht naar de Kamer sturen van alle F-16’s met daarin opgenomen, vanaf de datum van aanschaf, het aantal vlieguren per jaar van alle 90 F-16 die in het bezit zijn van de Nederlandse krijgsmacht?
Hoe beoordeelt u de reductie van het aantal F-16’s van 90 naar 72 in het licht van het regeringsvoornemen om bij de vervanging van de F-16 in totaal 85 nieuwe toestellen aan te schaffen?
Hoeveel F-16 trainingstoestellen blijft u behouden?
Welke F-16’s hebben een bijdrage geleverd aan de missie in Afghanistan?
Zoals vermeld in de beleidsbrief «Wereldwijd dienstbaar» is besloten het aantal F-16’s met achttien te verminderen. Daarmee neemt het aantal parate F-16’s af van 90 tot 72. Daarnaast behoudt Defensie vijftien toestellen voor opleiding en training. In totaal zal Defensie over 87 toestellen beschikken. De achttien af te stoten toestellen zijn echter nog niet verkocht. Onderhandelingen met potentiële kopers zijn gaande. De voorlopige planning is dat de achttien toestellen zullen worden afgestoten in de periode 2010–2013. Het overzicht van de gevraagde gegevens per toestel is vanaf blz. 87 als bijlage opgenomen.
Met betrekking tot de mogelijke aanschaf van de JSF als vervanger van de F-16 wordt sinds 2002 het planningsaantal van 85 gehanteerd. Bij het aanschafbesluit is een fasegewijze aanpak voorzien, de batch benadering. Het kabinet zal de Kamer nog in deze regeerperiode een besluit voorleggen over het toestel dat de F-16 zal vervangen en over het aantal toestellen in de eerste batch. Daarmee schept Defensie voor zichzelf de mogelijkheid de internationale veiligheidssituatie en de technologische ontwikkelingen van het luchtwapen gedurende een reeks van jaren te volgen, en pas op termijn de vraag te beantwoorden of er meer jachtvliegtuigen nodig zijn en, zo ja, hoeveel. Een besluit over een mogelijke volgende batch is voorzien voor het midden van het komende decennium. De Kamer is met de brief van 22 mei 2008 (Kamerstuk 26 488, nr. 74) geïnformeerd over het voorziene tijdschema van de invoering van de JSF, indien wordt besloten dat dit toestel de F-16 zal vervangen. In de bijlage treft u een overzicht aan van alle «staartnummers» en de aantallen vlieguren.
Welke afspraken zijn er met betrekking tot de af te stoten F-16’s voor wat betreft het leveren van personeel, training en onderhoud? Welke kosten zijn daaraan verbonden vanaf de verkoop? Onder welk beleidsartikel vallen deze bijkomende kosten?
Afspraken over personeel, training en onderhoud bij de verkoop van F-16’s maken deel uit van de onderhandelingen over de verkoopovereenkomst. Defensie streeft ernaar bij dergelijke afspraken een zo klein mogelijk beslag te leggen op de eigen organisatie. Niettemin kunnen opleidingen en ander vormen van ondersteuning deel uitmaken van de verkooptransactie. Aangezien de achttien F-16’s nog niet zijn verkocht, is er nog geen duidelijkheid over de gewenste ondersteuning en de kosten daarvan.
De opleidingen en andere vormen van ondersteuning worden meestal op basis van kostprijs bij de koper in rekening gebracht. De kosten van de afstoting van de F-16’s vallen gedeeltelijk onder het beleidsartikel 23 (Commando Luchtstrijdkrachten) en gedeeltelijk onder beleidsartikel 25 (Defensie Materieel Organisatie).
Zie het antwoord op vraag 113.
Zie het antwoord op vraag 113.
Zie het antwoord op vraag 113.
Is de Kamer al eerder geïnformeerd over uw opmerking dat «materieel dat overtollig wordt, zal worden verkocht»? Zo neen, waarom niet? Zo ja, wanneer en in welke kamerstukken?
Welk materieel wordt naar verwachting overtollig? Door wie en op basis van welke criteria zal dit worden beoordeeld? Hoe groot zal naar verwachting de opbrengst zijn van de verkoop van dit overtollig materieel?
Ja, onder meer in de Prinsjesdagbrief van 16 september 2003 (Kamerstuk 29 200 X, nr. 4), de beleidsbrief «Wereldwijd Dienstbaar» van 18 september 2007 (Kamerstuk 31 243, nr. 1) en in de diverse begrotingen is de Kamer geïnformeerd over af te stoten materieel. In het op Prinsjesdag 2008 aangeboden Materieelprojectenoverzicht (MPO) is, naar aanleiding van het op 13 februari 2008 gevoerde overleg met de Kamer over het Defensie Materieel Proces (DMP) en het MPO (Kamerstuk 27 830, nr. 50), ook een overzicht opgenomen van projecten van materieel in afstoting. Daarnaast heeft de staatssecretaris van Defensie de Kamer regelmatig in kennis gesteld van de verkoop van overtollige wapensystemen naar aanleiding van de motie-Van den Doel c.s. van 17 december 1996 (Kamerstuk 22 054, nr. 24).
De Commandant der Strijdkrachten bepaalt in overleg met de Directeur van de Defensie Materieel Organisatie (DMO) welk materieel kan worden afgestoten. Er wordt daarbij rekening gehouden met het ambitieniveau van Defensie en de mate van technische of economische veroudering van het materieel.
De opbrengsten worden onder meer gebruikt voor nieuwe investeringen zoals ook in Wereldwijd Dienstbaar is gemeld. Het overzicht van de verwachte inkomsten uit de verkoop van overtollige roerende goederen ziet er als volgt uit (bedragen x€ 1000):
2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 |
---|---|---|---|---|---|---|---|
397 552 | 324 308 | 217 758 | 275 600 | 121 258 | 89 258 | 60 258 | 40 658 |
Zie het antwoord op vraag 1.
Zie het antwoord op vraag 113.
Wat is de reden om de Bos-gelden (voor de missie in Afghanistan) pas in 2010 en 2011 op de begroting te zetten, als de troepen eind 2010 uit Afghanistan vertrokken zijn?
In 2008 en 2009 is met de motie-Van Geel – verhoging van het defensiebudget voor de vroegtijdige vervanging van materieel dat is ingezet bij de operatie ISAF Stage III – tweemaal € 50 miljoen aan de defensiebegroting toegevoegd. In 2010 is de redeployment aan de orde. Onderhoud en herstel van materieel evenals vervangingsinvesteringen naar aanleiding van de missie in Afghanistan zijn ook voorzien voor 2010 en 2011. Om die reden zijn de Bos-gelden in 2010 en 2011 aan de defensiebegroting toegevoegd.
Hoe is de € 80,6 miljoen uit het HGIS budget verdeeld over de missies EUFOR Althea, ISAF stage III en EUFOR TCHAD? Hoeveel geld gaat er naar welke andere missies of projecten van Defensie?
Ten tijde van de Voorjaarsnota 2008 is vastgesteld dat op basis van de toen beschikbare gegevens in 2009 een budget nodig zou zijn van in totaal € 326,1 miljoen. Bij een beschikbaar budget van € 245,5 miljoen betekent dit een meerbehoefte van € 80,6 miljoen uit de HGIS.
De bij Voorjaarsnota toegevoegde € 80,6 miljoen is als volgt verdeeld over de missies:
EUFOR Althea: € 3,4 miljoen
EUFOR Tsjaad: € 7,0 miljoen
Overige operaties: € 0,1 miljoen
PSO/EU contributies: € 7,2 miljoen
ISAF: € 47,4 miljoen
Nader te verdelen: € 15,5 miljoen
Kunt u aangeven in hoeverre u een taak ziet voor het Nederlandse leger om op te treden bij de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde evenals de handhaving van de openbare orde en veiligheid in probleemwijken waar Marokkaanse straatterroristen de bevolking terroriseren?
De politie is ook in de probleemwijken belast met de handhaving van de openbare orde en de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde.
Waarom is een eerste beleidsdoorlichting van een aspect uit het ambitieniveau die in de vorm van een pilot in 2008 wordt uitgevoerd zoals afgesproken al niet eerder in werking gezet? Welke pilot betreft het hier? Op welke wijze zal de Kamer worden geïnformeerd?
Door een verschuiving van de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van beleidsdoorlichtingen van de Hoofddirectie Financiën en Control naar de Audit Dienst Defensie is vertraging ontstaan in de uitvoering van de pilot. De pilot betreft een beleidsdoorlichting van de beschikbaarstelling van militaire deskundigen ten behoeve van de training en advisering van veiligheidsorganisaties in andere landen. Over de uitkomsten van deze pilot en de eventuele gevolgen voor de meerjarige programmering van beleidsdoorlichtingen zal de Kamer eind 2008 met een afzonderlijke brief worden geïnformeerd.
Kunt u specificeren van welke Verenigde Naties (VN) en/of NAVO-partners geld ontvangen is? Om welke specifieke bedragen gaat het daarbij?
De € 1,407 miljoen is een ramingsbedrag voor mogelijke ontvangsten van de Verenigde naties of van Navo-partners. In het Jaarverslag van het ministerie van Defensie worden deze ontvangsten steeds verantwoord.
Waarom zijn de NAVO CRO/EU contributie in twee jaar met € 4 miljoen gestegen?
Nederland draagt bij aan de gemeenschappelijke uitgaven van de Navo (NATO Peace Support Operaties) en de Europese Unie (Althea). De stijging is het gevolg van het toegenomen aantal operaties dat de Navo en de EU uitvoeren.
Hoe worden de police mentoring teams gefinancierd? Betaalt de minister voor Ontwikkelingssamenwerking hieraan mee? Kunnen deze activiteiten gezien worden als ontwikkelingsrelevant in de zin van Official Development Aid (ODA)?
Additionele uitgaven voor de inzet van militairen ten behoeve van voor de police mentoring teams van ISAF worden betaald uit de structurele voorziening «Uitvoeren crisisbeheersingsoperaties» HGIS op de defensiebegroting. Deze additionele uitgaven kunnen in overeenstemming met de OESO-DAC richtlijnen aan ODA worden toegerekend en komen dan ten laste van het budget van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking.
Op welke manier zal de Nederlandse bijdrage aan ISAF worden gereduceerd naar aanleiding van de komst van nieuwe partners in Uruzgan?
Met de nieuwe partners wordt de Task Force Uruzgan (TFU) nog nadrukkelijker multinationaal. De inbedding van de bijdragen van de partners verloopt voorspoedig. Slowakije en Tsjechië leveren inmiddels de kampbewaking in respectievelijk Tarin Kowt en Deh Rawod en Frankrijk levert een Operational Mentoring and Liaison Team (OMLT) voor een Afghaans infanteriebataljon. Australië zal zijn bijdrage vanaf november fors uitbreiden. Singapore en Hongarije zullen op korte termijn eveneens starten met hun bijdragen. Als gevolg van de komst van de partners zijn de eerste Nederlandse militairen al naar huis teruggekeerd.
De besprekingen over een bijdrage van Georgië zijn vanwege de ontwikkelingen in dat land voor onbepaalde tijd geschorst. Dit heeft geen gevolgen voor de operationele planning van de missie, aangezien ten tijde van de artikel 100-brief over de verlenging, de inzet van Georgische eenheden nog niet definitief was.
Als onderdeel van de nieuwe missie heeft de regering besloten twee F-16’s terug te trekken. Deze zijn op 19 september 2008 in Nederland teruggekeerd. Met de terugtrekking is gewacht totdat vier Belgische F-16’s (met 100 man ondersteunend personeel) in Kandahar waren gearriveerd, zodat de Nederlandse terugtrekking geen negatieve gevolgen zou hebben voor de totale beschikbare ISAF-luchtsteun in Afghanistan.
Als gevolg van de komst van partners zijn tot dusver 100 Nederlandse militairen teruggetrokken. In de nieuwe missie is een aantal aanvullende behoeften ontstaan waaraan Nederland een bijdrage wil leveren. Het vullen van deze bijdragen voor onder andere politietraining en counter-IED draagt ertoe bij dat de Nederlandse bijdrage op korte termijn niet fors kan worden gereduceerd. Wanneer alle partners in 2009 zijn gearriveerd zal de Kamer worden geïnformeerd.
Wat wordt onder «redeployment» verstaan? Om hoeveel manschappen en materiaal gaat dit?
Zoals gesteld in de artikel 100-brief van 30 november 2007 over de verlenging van de Nederlandse bijdrage in Uruzgan (Kamerstuk 27 925, nr. 279) zal Nederland hoe dan ook zijn leidende militaire verantwoordelijkheid in Uruzgan per 1 augustus 2010 beëindigen. Vanaf 1 augustus 2010 zal de terugtrekking van de TFU zo spoedig mogelijk geschieden, zodat deze per 1 december 2010 is voltooid. Mede afhankelijk van de uiteindelijke partnerbijdragen in Uruzgan en de ontwikkelingen in de Nederlandse bijdrage in de periode tot 1 augustus 2010, zal worden onderzocht hoe mensen en materieel in de periode van 1 augustus 2010 tot 1 december 2010 moeten worden teruggetrokken. Voor een redeployment bestaat geen blauwdruk gezien de vele factoren van invloed, zoals de grootte van de eenheid, de beschikbaarheid van (al dan niet civiele) transportcapaciteit en eventuele verzoeken van lokale autoriteiten in het inzetgebied om materieel over te nemen. De Kamer zal te zijner tijd over de exacte vorm van de redeployment worden geïnformeerd.
Hoe wordt de EUPOL-missie gefinancierd? Betaalt de minister voor Ontwikkelingssamenwerking hieraan mee? Kunnen deze activiteiten gezien worden als ontwikkelingsrelevant in de zin van ODA?
Additionele uitgaven voor deelneming aan de EUPOL-missie, zowel van de Koninklijke marechaussee als van de civiele politie, worden betaald uit de structurele HGIS-voorziening «Uitvoeren crisisbeheersingsoperaties» op de begroting van Defensie. Deze additionele uitgaven kunnen volgens de OESO-DAC-richtlijnen aan ODA worden toegerekend en komen dan ten laste van het budget van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking.
Hoe beoordeelt u recente Russische pogingen tot wapenleveranties aan Zuid-Sudan in het licht van de aanwezigheid van Nederlandse troepen in dat gebied?
Het kabinet weet niet van Russische pogingen tot wapenleveranties aan Zuid-Sudan. Wel zijn er in de media berichten verschenen over veronderstelde Oekraïense wapenleveranties aan Zuid-Sudan. Naar aanleiding hiervan heeft lid Boekestijn op 2 oktober 2008 vragen ingezonden over mogelijke Oekraïense wapenleverantie aan Sudan of Kenia.
Is United Nations Mission in Sudan (UMIS) inmiddels op volledig beoogde sterkte? Hoeveel van welke manschappen en materiaal missen nog?
UNMIS is wat personeel betreft voor 98 procent op sterkte. Er is nu een verschuiving van het zwaartepunt in de geografische inzet gaande in de richting van het grensgebied van noord en zuid Sudan. De Westerse inbreng is ontzien bij de recente, beperkte inkrimping van het totale aantal UNMIS-medewerkers.
De status van het materieel is van veel factoren afhankelijk. Reparaties van materieel, de levering van onderdelen en bestellingen zijn complicerende factoren. Er is regelmatig sprake van tekorten aan wielvoertuigen en luchttransport.
Hoe groot is de VN bijdrage aan de United Nations Integrated Office in Burundi (BINUB) in totaal (mensen, geld, materiaal)? Levert de Nederlandse officier een specifieke bijdrage aan BINUB?
De financiële VN-bijdrage aan de United Nations Integrated Office in Burundi (BINUB) is 34 miljoen dollar per jaar. De internationale staf bestaat momenteel uit ongeveer 130 medewerkers. BINUB heeft nu de beschikking over ongeveer 100 wielvoertuigen en een helikopter. De Nederlandse officier bij BINUB levert een bijdrage aan de coördinatie van de diverse projecten. Tevens is hij zelf verantwoordelijk voor een aantal BINUB-projecten, zoals de renovatie van kazernes en het belangrijke «moralisation project» bij de Burundese krijgsmacht en politie.
In hoeverre beschouwt u de beschikbaarheid van voldoende opgeleid, geoefend en gemotiveerd personeel als een externe factor?
Is onderzoek gedaan naar de oorzaken van het gebrek aan voldoende opgeleid, geoefend en gemotiveerd personeel per krijgsmachtonderdeel? Zo ja, is daaruit gebleken dat exact dezelfde externe factoren ten grondslag liggen aan dit gebrek? Zo neen, acht u het wenselijk om, specifiek per krijgsmachtonderdeel, rekening houdend met bijbehorende specifieke geografische aspecten voor wat betreft het personeelsbestand, deze oorzaken te onderzoeken?
De beschikbaarheid van voldoende opgeleid, geoefend en gemotiveerd personeel is geen externe factor, maar is wel mede afhankelijk van externe factoren. Naast interne hebben ook externe factoren, waaronder de demografische ontwikkelingen en economische toestand, invloed op de werving en het behoud van personeel, wat vervolgens weer van invloed is op de beschikbaarheid van voldoende opgeleid, geoefend en gemotiveerd personeel. In het kader van het Actieplan Werving en Behoud, waarvan de uitwerking u 15 oktober jl. is gestuurd, is onderzoek gedaan naar de vertrekredenen van personeel. Daaruit blijkt dat onvrede met de mate van invloed op loopbaanperspectieven en de balans tussen werk en privé-leven belangrijke interne factoren voor vertrek zijn. De vraag naar goed opgeleide defensiemedewerkers en de huidige krapte op de arbeidsmarkt zijn belangrijke externe factoren die het vertrek verder opstuwen, ongeacht het krijgsmachtdeel. In de uitwerking van het Actieplan Werving en Behoud wordt het belang van het behoud van personeel beklemtoond en worden diverse maatregelen aangekondigd die zowel het behoud als de werving een impuls zullen geven. Nader onderzoek, met inachtneming van geografische aspecten per krijgsmachtdeel, wordt niet nodig geacht.
Wat zijn de verwachte kosten voor het te plegen groot onderhoud aan de Hr.Ms. Rotterdam? Komt dit in zijn geheel ten laste aan het budget van DMO?
Het eerstvolgende groot onderhoud aan de Hr.Ms. Rotterdam zal worden uitgevoerd in de tweede helft van 2009 na afloop van de inzet in NRF-12. Op basis van informatie in de voorbereidingsfase worden de uitgaven voor dit onderhoud geraamd op ongeveer € 4 miljoen. Dit bedrag komt ten laste van begrotingsartikel 25 (DMO). Deze uitgaven houden verband met het dokken van het schip bij een civiele werf ten behoeve van dokgebonden werkzaamheden, zoals het schilderen van het onderwaterschip. Hr.Ms. Rotterdam is te groot voor het dok van het Marinebedrijf in Den Helder.
Kunt u in een matrix betrekking hebbende op het CZSK per organieke eenheid voor de jaren 2007, 2008 en 2009 aangeven
– hoeveel VTE militair-, burger- en extern personeel gewenst is om de eenheid optimaal te doen functioneren;
– hoeveel VTE militair-, burger- en extern personeel in de genoemde jaren daadwerkelijk beschikbaar was/naar verwachting voor 2009 zal zijn?
Kunt u in een matrix betrekking hebbende op het CLAS per organieke eenheid voor de jaren 2007, 2008 en 2009 aangeven
– hoeveel VTE militair-, burger- en extern personeel gewenst is om de eenheid optimaal te doen functioneren;
– hoeveel vte militair-, burger- en extern personeel in de genoemde jaren daadwerkelijk beschikbaar was/naar verwachting voor 2009 zal zijn?
Kunt u in een matrix betrekking hebbende op het Commando Luchtstrijdkrachten (CLSK) per organieke eenheid voor de jaren 2007, 2008 en 2009 aangeven
– hoeveel VTE militair-, burger- en extern personeel gewenst is om de eenheid optimaal te doen functioneren;
– hoeveel VTE militair-, burger- en extern personeel in de genoemde jaren daadwerkelijk beschikbaar was/naar verwachting voor 2009 zal zijn?
De vragen om per organieke eenheid van de operationele commando’s voor de jaren 2007, 2008 en 2009 weer te geven hoeveel personeel gewenst is om de eenheid optimaal te doen functioneren en hoeveel personeel werkelijk beschikbaar was en zal zijn, kunnen niet worden beantwoord. Met de rapportage over het Actieplan Werving en Behoud van 15 oktober jl. is wel een overzicht van de schaarse categorieën meegezonden.
De commandanten van de operationele commando’s stellen, afhankelijk van de opdrachten en de werkelijke inzet, voortdurend prioriteiten voor de vulling van organieke eenheden. De beschikbaarheid van personeel per eenheid fluctueert dan ook in de loop van een jaar.
Daarom wordt hieronder volstaan met een overzicht op het niveau van de operationele commando’s in augustus van het desbetreffende jaar. Externen zijn bij het burgerpersoneel opgeteld. De beschikbaarheid van personeel voor 2009 is afhankelijk van de wervingsresultaten en het effect van het versterkte beleid tot behoud van personeel. Daarover kunnen nu nog geen uitspraken worden gedaan.
2007 | 2008 | ||||
---|---|---|---|---|---|
Gewenst | Beschikbaar | Gewenst | Beschikbaar | ||
Militair | CZSK | 8 450 | 6 987 | 7 952 | 6 528 |
CLAS | 19 843 | 16 943 | 19 481 | 16 417 | |
CLSK | 8 105 | 7 161 | 8 042 | 6 969 | |
Burger | CZSK | 1 076 | 948 | 974 | 884 |
CLAS | 3 725 | 3 411 | 3 279 | 3 453 | |
CLSK | 452 | 594 | 454 | 654 |
In hoeverre zijn de fregatten van de Koninklijke Marine volledig inzetbaar het komende jaar?
Volgens de operationele doelstelling 2009 dient het Commando Zeestrijdkrachten (CZSK) te beschikken over drie operationeel gerede fregatten, waarvan één in het Caribisch gebied is gestationeerd. CZSK heeft de perioden van onderhoud en opwerken tot operationele gereedheid zodanig gepland, dat minimaal drie operationeel gerede fregatten beschikbaar zijn. Alleen in het eerste kwartaal van 2009 wordt in verband met de instandhoudingsprogramma’s uitgegaan van twee operationele fregatten, maar de rest van het jaar kan de doelstelling worden gehaald.
Zie het antwoord op vraag 136
Zie het antwoord op vraag 134.
Zie het antwoord op vraag 136.
Hoeveel medewerkers werken er momenteel bij de DMO (burgerpersoneel, militair personeel en externe inhuur)? Hoeveel medewerkers (burgerpersoneel, militair personeel en externe inhuur) werkten in de jaren 2004, 2005, 2006 en 2007 bij de DMO?
Hoeveel medewerkers werken en momenteel bij de Bestuursstaf (BS) (burgerpersoneel, militair personeel en externe inhuur)? Hoeveel medewerkers (burgerpersoneel, militair personeel en externe inhuur) werkten in de jaren 2004, 2005, 2006 en 2007 bij de BS?
Hoeveel medewerkers werken er momenteel bij het CDC (burgerpersoneel, militair personeel en externe inhuur)? Hoeveel medewerkers (burgerpersoneel, militair personeel en externe inhuur) werkten in de jaren 2004, 2005, 2006 en 2007 bij het CDC?
Hieronder treft u het aantal VTE van de Bestuursstaf, het Commando Dienstencentra (inclusief baten-lastendiensten) en de Defensie Materieel Organisatie (2005–2008, stand 1 oktober):
De inhuur betreft de inhuur op formatie. Inhuur die boven de formatie uitgaat, is niet in VTE uit te drukken, maar heeft een financieel beslag.
Op welke wijze zal er méér dan nu nadruk worden gelegd op internationale materieelsamenwerking? Op welke wijze zal dit in European Defence Agency (EDA) verband méér dan het afgelopen jaar tot uiting komen? Welke concrete acties staan op stapel?
Nederland legt bij internationale materieelsamenwerking de nadruk op het wegwerken van tekorten die in de Navo en de EU zijn vastgesteld, bijvoorbeeld met behulp van de C-17-pool van de Navo en het recente initiatief voor de verbetering van de Europese helikoptercapaciteit. De samenwerkingsmogelijkheden zijn het grootst als een initiatief in het verlengde ligt van voornemens waarvoor landen al middelen hebben gereserveerd. Dit geldt ook voor Nederland. Op 8 juli 2008 is het capaciteitenontwikkelingsplan (Capability Development Plan van het Europees Defensie Agentschap (EDA) vastgesteld. Dit plan heeft als doel de Europese militaire capaciteiten te versterken door de bevordering van internationale samenwerking. Het Agentschap vervult een coördinerende rol bij de uitwerking van gedetailleerde projectvoorstellen op een aantal prioriteitsgebieden. De vaststelling van de eerste voorstellen is voorzien voor het einde van dit jaar en volgend jaar.
Wat zijn de duurzaamheidscriteria?
Defensie neemt deel aan het programma Duurzame Bedrijfsvoering Overheden (DBO). Dit programma ondersteunt overheden bij de invoering van duurzaamheidaspecten in de bedrijfsvoering, waarbij de nadruk ligt op duurzaam inkopen. Ter ondersteuning daarvan ontwikkelt SenterNovem in opdracht van het ministerie van VROM duurzaamheidscriteria voor 80 productgroepen, zoals kantoormeubelen, dienstauto’s, energie en gebouwen. Per productgroep worden eisen opgesteld voor milieu- en sociale aspecten. Bij milieuaspecten gaat het om het effect van het product of productieproces op het milieu, bijvoorbeeld door energie of materiaalgebruik. Bij sociale aspecten kan worden gedacht aan thema’s zoals kinderarbeid of mensenrechten.
Kunt u aangeven wat de doelstelling is van het Maritime Tactical Ballistic Missile Defence project is? Welke landen zijn verder nog voornemens over te gaan tot een behoeftestellingsfase? Waarom is er zo’n grote bandbreedte aangegeven bij het projectvolume, te weten 100–250 miljoen euro? Is dit systeem bedoeld voor offensieve operaties? Kunt u een scenario schets geven waarin een dergelijk systeem nodig is?
De doelstelling van een Maritime Tactical Ballistic Missile Defence (MTBMD)-capaciteit is het versterken van de maritieme component van de krijgsmachtbrede verdedigingscapaciteit tegen ballistische raketten. Het gaat om de detectie van ballistische raketten en het systeem is uitsluitend bedoeld voor defensieve doeleinden. De capaciteit is voorzien voor de luchtverdedigingen commandofregatten (LC-fregatten). Momenteel worden diverse studies uitgevoerd naar de haalbaarheid van een MTBMD-capaciteit. Na voltooiing van deze studies en nadere besluitvorming, waarbij de Kamer zal zijn betrokken, kan er pas sprake zijn van een project in de zin van materieelverwerving. De financiële bandbreedte houdt verband met de indeling van projecten in categorieën volgens het Defensie Materieel Proces. Een van deze categorieën betreft projecten met een volume tussen de € 100 en€ 250 miljoen.
Het is nog niet bekend welke landen zullen overgaan tot een behoeftestelling. Nederland heeft de LC-fregatten met de verbeterde SMART-L radar als Early Warning sensorplatforms voorlopig aan het Active Layered Theatre Ballistic Missile Defense (ALTBMD)-programma van de Navo aangeboden. Dit programma heeft tot doel de Navo te voorzien van een expeditionaire capaciteit ter verdediging van ontplooide troepen tegen ballistische raketten met een bereik van maximaal 3000 km. Een realistisch scenario voor de inzet van MTBMD-capaciteit is een expeditionaire Navo- of coalitieoperatie nabij een of meer landen die beschikken over ballistische raketten met conventionele, dan wel biologische, chemische of nucleaire ladingen.
Kan uitgebreid ingegaan worden op de redenen van de herfasering van zoveel materieelprojecten? Komen deze herfaseringen bovenop de vertragingen in materieelprojecten die al aangekondigd waren in de notitie «Wereldwijd Dienstbaar»? Liggen financiële problemen hieraan ten grondslag?
Wanneer materieelprojecten om welke reden dan ook vertraging oplopen, kan dat gevolgen hebben voor andere projecten. Vooral als een project naar een volgend begrotingsjaar verschuift, treedt in het nieuwe jaar een verdringingseffect op. Het totale investeringsbudget in dat nieuwe jaar blijft immers gelijk. Voor dat nieuwe jaar moeten vervolgens nieuwe prioriteiten worden gesteld binnen het totale projectenvolume, waarbij de voortzetting van projecten die in uitvoering zijn voorrang krijgt.
De herfasering van materieelprojecten kan verband houden met zowel interne als externe factoren. Zo kunnen politieke, economische of marktontwikkelingen tot aanpassingen van het project leiden in geld, bijvoorbeeld door valuta ontwikkelingen, of tijd, bijvoorbeeld door langere productieen levertijden bij leveranciers.
Voorts worden materieelprojecten beïnvloed door beleidsmatige keuzes, zoals de Prinsjesdagbrief 2003 en de brief Wereldwijd Dienstbaar van september 2007, die resulteren in de aanpassing van behoeftes en planningen.
Kan nader ingegaan worden op de ontstane vertraging van een extra zes jaar bij de instroom van de Panzer Schnell Brücke 2? Wanneer wordt de Kamer op de hoogte gesteld van de herijking van de behoefte?
Het project vervanging brugleggende tank bestaat sinds 2006 uit twee deelprojecten, te weten de Leguaan (vier stuks) en de Panzer Schnell Brücke 2 (PSB2, tien stuks). De Leguaan is een brugsysteem op een wielvoertuig en de PSB2 is een brugsysteem op een rupsvoertuig. In 1999 is een Memorandum of Understanding (MoU) met Duitsland gesloten over de ontwikkeling van de PSB2 door Krauss Maffei Wegmann (KMW). Het project wordt in twee fasen uitgevoerd. In de eerste fase is een contract met KMW gesloten voor de ontwikkeling van de PSB2. In de tweede fase wordt een contract met de leverancier gesloten voor de levering van de serie. Dit seriecontract is nog niet gesloten.
Het ontwikkelingscontract PSB2 behelst de levering van twee prototypes. Deze prototypes zouden aanvankelijk al worden geleverd in 2004. Na een eerdere vertraging heeft KMW inmiddels gemeld dat men naar verwachting pas in 2013 een prototype kan leveren dat aan de eisen voldoet. Het gevolg is dat de PSB2 pas vanaf 2019 of 2020 kan worden ingevoerd. Deze verdere vertraging is voor Nederland niet aanvaardbaar. Bovendien leidt een financiële raming van KMW tot een ruime overschrijding van het Nederlandse projectbudget. Thans wordt daarom overwogen parallel aan het huidige ontwikkeltraject van de PSB2 alternatieven te onderzoeken. Een daarvan is het brugleggende systeem Leguaan op een Leopard 2-onderstel.
Met de voortzetting van het project met een alternatief zoals de Leguaan op een Leopard 2-onderstel kan de verwervingsvoorbereiding naar verwachting in 2010 worden voltooid, en kan de Kamer hierover aansluitend met een D-brief worden geïnformeerd.
Hoeveel is het totaal aan investeringen? Welke investeringen worden gedaan en waarin?
In 2009 wordt in totaal voor € 1 744,8 miljoen geïnvesteerd in groot materieel, infrastructuur, informatievoorziening, wetenschappelijk onderzoek en Navo-projecten. Een uitgebreide specificatie van de grote materieelprojecten is opgenomen in het Materieelprojectenoverzicht dat de Kamer tegelijk met de ontwerpbegroting 2009 op 16 september jl. is aangeboden.
Zie het antwoord op vraag 141.
Kan uitgebreid worden ingegaan op de problematiek van reservedelen bij de krijgsmacht? Klopt het dat zelfs bij de instroom van nieuw materieel, zoals de Fennek en de CV90, niet voorzien is in de hoeveelheid reservedelen die nodig is voor het vereiste voortzettingsvermogen voor een operatie zoals in Uruzgan?
Bij de verwerving van materieel wordt op basis van een gebruiksprofiel en een onderhoudsconcept die vooraf worden vastgesteld en op advies van de fabrikant een pakket aan reservedelen verworven. Dit pakket moet voldoende zijn voor de eerste twee jaar na ingebruikname van het materieel. Na de ingebruikname worden op basis van de praktijkervaringen zo nodig aanvullende reservedelen aangeschaft. Soms blijkt dat aanvullende reservedelen een levertijd hebben die kan oplopen tot meer dan anderhalf jaar. Verder blijkt in een aantal gevallen de werkelijke inzet van een systeem onder uiteenlopende klimatologische en terreinomstandigheden zwaarder te zijn dan in de behoeftestellingsfase was voorzien. Afghanistan is daarvan een goed voorbeeld. Dit kan een toename van de behoefte aan bepaalde reservedelen tot gevolg hebben. Met de toekenning van gelden voor het herstel van de operationele gereedheid zijn middelen beschikbaar gekomen om de tekorten in de bevoorrading, waaronder reservedelen, op te heffen. Daarmee wordt echter niet het probleem van de lange levertijden opgelost waarvan in een aantal gevallen sprake is. Bij de verdeling van reservedelen over Nederland en het uitzendgebied krijgt het materieel in het uitzendgebied prioriteit. Dit kan in sommige gevallen ten koste gaan van de beschikbaarheid van systemen voor het trainen en opwerken in Nederland.
Voor de Fennek en de CV-90 is in overeenstemming met het hiervoor beschreven uitgangspunt een voorraad reservedelen voor twee jaar aangeschaft. Het contract voor de Fennek is gesloten in 2002 en dat voor de CV-90 in 2005. Op basis van de ervaringen gedurende de inzet wordt de voorraad zo nodig aangevuld.
Zie het antwoord op vraag 141.
Wat heeft de stijging van investeringen in infrastructuur in 2009 veroorzaakt? Hoe zal de € 276 610 worden uitgegeven?
De omvang van het totaal aan geplande investeringsuitgaven voor infrastructuur in 2009 houdt verband met de gefaseerde uitvoering van bouwprojecten. Hierdoor worden de uitgaven voor een groot aantal projecten tegelijkertijd gedaan. Het totaalbedrag wordt besteed aan ruim 1000 projecten. Het totaal van te betalen bedragen voor de verschillende projecten ligt daardoor hoger dan in voorgaande jaren.
De voornaamste investeringen in het Bouwprogramma voor 2009 zijn:
Commando Koninklijke Marechaussee | bedragen x € 1000 | |
---|---|---|
Nieuwbouw Schiphol (bouwkosten totaal) | 22 600 | |
Infrastructuur Opleidingscentrum KMar | 20 400 | |
Strategisch Vastgoed Plan overige | 10 900 | |
Commando Landstrijdkrachten | ||
Soesterberg | onderbrengen EODD | 12 900 |
diverse | nieuwbouw overkappingen op diverse locaties | 7 800 |
Amersfoort | Nieuwbouw les- en bureelcomplex Bernhardkazerne | 15 190 |
Schaarsbergen | Nieuwbouw twee legeringsgebouwen | 4 955 |
Vught | Nieuwbouw SCZ Lunettenkazerne | 6 500 |
Commando Luchtstrijdkrachten | ||
Gilze Rijen | Herbelegging Vliegbasis Soesterberg – Gilze-Rijen (bouwkosten totaal) | 39 200 |
Gilze Rijen | Herbelegging Vliegbasis Soesterberg – Gilze-Rijen (overige kosten (buiten leencontructie)) | 29 100 |
Leeuwarden | Nieuwbouw 322 squadron-voorzieningen | 3 200 |
Den Helder | Stallings-/Onderhoudshangaar Maritiem Vliegkamp de Kooij | 2 700 |
Defensie Materieel Organisatie | ||
Soesterberg | Nieuwbouw t.b.v. KPU | 7 500 |
Woensdrecht | Hoger Onderhoud WDT (bouwkosten totaal) | 26 500 |
Leusden | Onderhoudsvoorziening IBL | 4 000 |
Commando Diensten Centra | ||
Soesterberg | Huisvesting DTO | 12 300 |
Breda | Infravoorzieningen KMA | 6 300 |
Diversen | Oever fase 2 | 5 900 |
Den Helder | Gebouw Zuid (Aula) – aanpassen tbv Ship Handling Simulator | 2 800 |
Bestuursstaf | ||
Den Haag | Herhuisvesting Plein Kalvermarkt Complex (PKC) (bijdrage Defensie) | 19 100 |
Den Haag | Project Gebouw 34 (MIVD) | 7 600 |
Diversen | ||
Diversen | Honorarium DVD | 35 200 |
Wat is er mis gegaan met het aanbestedingsproces bij de nieuwbouw Schiphol waardoor het project noodzakelijkerwijs is verhoogd tot € 136,2 miljoen en wat was het eerdere bedrag?
De aanbesteding van het hoofdgebouw, het derde en grootste van in totaal negen percelen van het project Schiphol, heeft een laagste inschrijving opgeleverd die meer dan 60 procent boven de directiebegroting lag (€ 38,7 miljoen tegenover € 23,8 miljoen). Dit heeft ertoe geleid dat het gehele project werd stilgelegd en een analyse is gemaakt van de mogelijkheden van de voortzetting. Eind 2007 is besloten dat het oorspronkelijke taakstellende budget van € 110,7 miljoen onverkort leidend blijft, maar dat het wordt gecorrigeerd als gevolg van prijspeilontwikkelingen en de excessieve marktwerking als gevolg van de krapte op de bouwmarkt. Op basis hiervan is het projectbudget verhoogd tot € 136,2 miljoen.
Hoeveel functies heeft SPEER – met verwijzing naar de brief Wereldwijd Dienstbaar van 2007 – op dít moment in financiële zin opgeleverd? Hoe verhoudt zich deze «opbrengst» met eerder gemaakte ramingen?
Op dit moment zijn er geen financiële besparingen.
Hoeveel medewerkers kent het project SPEER op dit moment onderverdeeld naar burgerpersoneel, militair en externe inhuur?
Er zijn 28 militairen en 50 burgermedewerkers werkzaam bij het programma SPEER. Ook zijn medewerkers vanuit de defensieonderdelen erbij betrokken. Het programma komt thans in de fase waarin de combinatie van het financiële domein en de materieellogistiek centraal staat. Dit vergt wijzigingen in de projectorganisatie en bovendien komen 21 militairen en veertien burgers het team versterken. Er zijn, uitgedrukt in VTE, 124.4 externen ingezet door het consortium en (zich inwerkende) migratiepartijen. Dit is inclusief de consultants op basis van een resultaatverplichting. Het aantal externen wordt bepaald door de leverancier. Ook zet SPEER op tijdelijke basis medewerkers in. Voor SAP betreft het gemiddeld zeven VTE.
Wat is de personele bezetting momenteel op het Human Resource Center in Enschede? Welke personele bezetting is nodig voor het uitvoeren van de gestelde taken? Hoe gaat de Self Service werken? Wanneer vinden de inboekingen plaats? Is de gestelde tweede fase haalbaar?
De personele bezetting van het Diensten Centrum HR (DC HR) in Enschede is ongeveer 300 medewerkers. Deze bezetting is nodig om de taken van het dienstencentrum te kunnen uitvoeren. Piekbelasting wordt opgevangen door inhuur.
Selfservice bestaat al sinds de invoering van het personeelsinformatiesysteem PeopleSoft bij Defensie in 2004. Sindsdien is selfservice stapsgewijs uitgebreid. Ook de komende tijd zullen nog meer toepassingen voor medewerkers en lijnmanagers bij Defensie beschikbaar komen.
Tot en met 2008 is een reductie van ongeveer 1200 VTE verwezenlijkt. In 2009 en 2010 is een resterende reductie voorzien van in totaal 300 VTE. Een en ander is verwerkt in de begroting.
De invoering van nieuwe selfservice gaat gepaard met uitgebreide begeleiding van en communicatie met de diverse doelgroepen. De haalbaarheid wordt doorlopend en in nauw contact met het werkniveau in het oog gehouden.
Waarom stijgen in 2009 de geheime uitgaven terwijl deze vorig jaar lager waren dan daarvoor?
Bent u bereid de geheime uitgaven te openbaren en zo neen, waarom niet?
De vraag naar producten en diensten van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten wordt in het jaarplan van de MIVD vastgesteld. De regering geeft geen nadere informatie over de aard van de geheime uitgaven. Deze kunnen dan ook niet worden geopenbaard.
Relevante aspecten van de activiteiten en budgetten ten behoeve van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten worden voorgelegd aan de vaste commissie voor de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Zoals in de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten uit 2002 is vastgelegd, worden de geheime uitgaven gecontroleerd door de President van de Algemene Rekenkamer.
Wat is de herfasering in het Joint Support Ship project?
De brief van 18 mei 2006 (Kamerstuk 30 300 X, nr. 85) over de behoeftestelling (A-brief) voor het joint logistiek ondersteuningsschip als vervanger van de Hr.Ms. Zuiderkruis berustte op het voornemen de resultaten van de voorstudiefase, de studiefase en de verwervingsvoorbereidingsfase (B/C/D-brief) begin 2007 aan de Kamer aan te bieden. In de brief Wereldwijd Dienstbaar van september 2007 is onder meer gemeld dat vanwege de krappe budgettaire kaders de invoering van het logistieke ondersteuningsschip met twee tot drie jaar werd vertraagd. Het streven nog in 2008 het contract voor de bouw van het schip te tekenen is niet gehaald omdat meer tijd nodig is voor het ontwerp van het schip en voor de offerte door de beoogde leverancier Schelde Marinebouw. De offerte wordt nog dit jaar verwacht waarna de onderhandelingen zullen aanvangen.
Wat is de herfasering in het MK48 en MK46 torpedo project?
De projectplanning van het project Verbetering MK48 torpedo is in overeenstemming gebracht met het project Instandhoudingsprogramma Walrusklasse onderzeeboten. Het MK48-project is om budgettaire redenen een jaar verschoven. De planning van dit project loopt daarmee overigens nog steeds in de pas met het gerelateerde project Instandhoudingsprogramma M-fregatten.
Hoeveel vaste medewerkers zijn er vanuit de drie Betaalkantoren meeverhuisd naar Kerkrade? Hoeveel medewerkers zitten in het Sociaal Beleidskader? Hoeveel medewerkers hebben elders een baan gevonden? Hoeveel medewerkers worden momenteel extern ingehuurd om de werkzaamheden op het centraal betaalkantoor uit te voeren?
Het nieuwe Centraal Betaalkantoor Defensie (CBD) te Kerkrade is per 1 juli 2008 grotendeels bezet door personeel dat voorheen al in Kerkrade werkzaam was. Vanuit de oude staf van het CBD in Den Haag zijn vijf vaste medewerkers verhuisd naar Kerkrade. Ook drie vaste medewerkers van de overige betaalkantoren hebben een functie in Kerkrade geaccepteerd. Na de reorganisatie maken in totaal 33 medewerkers, veelal woonachtig in de regio’s Den Haag en Emmen, gebruik van het Sociaal Beleidskader. Hiervan hebben er drie intussen een andere functie gevonden. In verband met vacatures en met betaalachterstanden zijn er thans 33 uitzendkrachten bij het CBD werkzaam, waarvan 26 op de locatie Kerkrade.
Hoeveel medewerkers werken momenteel bij de Defensie Telematica Organisatie (DTO) uitgesplitst naar burgerpersoneel, militair personeel en externe inhuur? Op welk beleidsartikel is de bezoldiging van het personeel te vinden? Hoeveel medewerkers (burgerpersoneel, militairpersoneel en externe inhuur was werkzaam bij DTO in de jaren 2004, 2005, 2006 en 2007?
Hieronder volgt een overzicht van de medewerkers (in VTE) van de Defensie Telematica Organisatie (2005–2008, stand 1 oktober):
De bezoldiging van DTO-personeel wordt in tarieven voor de diverse diensten verwerkt en bij de afnemende defensieonderdelen in rekening gebracht.
Hoe wordt Paresto als cateringorganisatie gewaardeerd door werknemers van Defensie?
Hoe wordt de gasttevredenheid van Parestoklanten gemeten en waarop baseert u de stijging in tevredenheid?
Paresto laat eenmaal per kalenderjaar een tevredenheidonderzoek uitvoeren onder de gasten van de bedrijfsrestaurants en de kantines en bars die Paresto exploiteert. De meeste gasten in deze bedrijfsrestaurants en kantines en bars zijn werknemers van Defensie. Paresto verspreidt ongeveer 30 000 vragenlijsten over de locaties die door individuele gasten (de eindgebruikers dus) worden ingevuld. Het tevredenheidonderzoek 2007 laat zien dat de gasten de bedrijfsrestaurants van Paresto waarderen met het rapportcijfer 6,9 en de kantines bars met het rapportcijfer 7,5. De rapportcijfers van de jaren 2005 tot en met 2007 laten een stijgende lijn zien, zoals in de begroting al was gemeld en hieronder herhaald. Het tevredenheidonderzoek 2008 wordt nog uitgevoerd.
Bedrijfsrestaurant | Kantines/Bars | Gemiddeld | |
---|---|---|---|
2005 | 6,5 | 7,1 | 6,8 |
2006 | 6,6 | 7,3 | 6,9 |
2007 | 6,9 | 7,5 | 7,2 |
Wat is de reden van de terugloop van de operationele kasstroom van Paresto?
Het bedrijfsresultaat over 2007 was ruim € 5 miljoen. Vanaf 2008 is in de begroting rekening gehouden met een bedrijfsresultaat van ongeveer € 1 miljoen. Daarnaast is in 2007 een forse voorziening opgenomen ter dekking van verplichtingen die voortvloeien uit wachtgeldaanspraken van voormalige medewerkers. Deze opbouw gaat in de jaren erna aanzienlijk afnemen. Beide onderwerpen hebben een terugloop van de operationele kasstroom tot gevolg.
Wat zijn de gerealiseerde en verwachte omzetcijfers van Paresto voor de jaren 2007 t/m 2013?
Onderstaande cijfers betreffen de gerealiseerde (2007), begrote (2008) en verwachte omzetcijfers uit bedrijfsvoering (kassaomzet) voor 2009 en de jaren erna:
2007: € 53.4 miljoen
2008: € 59.9 miljoen (inclusief prijsverhoging per 14 april 2008)
2009 e.v.: € 61.1 miljoen
Zie het antwoord op vraag 162.
Hoeveel procent zijn de consumptieprijzen gestegen voor veteranenverenigingen die bijeenkomsten houden in Parestokantines?
Betalen veteranen buiten de consumpties nog andere kosten, bijvoorbeeld een bijdrage in personeelskosten?
Voor de veteranen en post-actieven heeft Paresto op verzoek en in overleg met vertegenwoordigers van veteranenverenigingen (Stichting Veteranen Platform) een speciaal arrangement samengesteld. Uitgangspunt hierbij is de organisatie van een reünie zo eenvoudig mogelijk te maken en verder zoveel tegemoet te komen aan de wensen van veteranenorganisaties. Hierbij is gekozen voor een basisarrangement. De integrale cateringkosten (ingrediëntkosten en personele kosten) die aan dit arrangement zijn verbonden komen voor rekening van Defensie. Slechts indien veteranenverenigingen van dit basisarrangement willen afwijken, moeten zij de meerkosten (eveneens integrale cateringkosten) die daaraan verbonden zijn zelf betalen. In de meeste gevallen betalen de veteranen echter niets, omdat het arrangement aan hun wensen voldoet.
In hoeverre biedt de Militaire Geestelijke Gezondheidszorg (MGGZ) hulp aan veteranen? Wat is de stand van zaken met betrekking tot de landelijke uitwerking van de MGGZ?
De MGGZ biedt hulp aan de veteranen met psychische klachten na uitzendingen die zich tot deze organisatie wenden. Zoals eerder gemeld in de notitie Veteranenbeleid van 2007 (Kamerstuk 30 139, nr. 29) is de MGGZ sinds januari 2007 werkzaam vanuit vier regionale centra. Vanuit deze regionale centra wordt op het gebied van de veteranenzorg samengewerkt met andere civiele instellingen voor de geestelijke gezondheidszorg in het Landelijk Zorgsysteem voor Veteranen (LZV). Dit LZV is een civiel-militair netwerk voor de veteranenzorg met een landelijke dekking. Over de samenwerking in het LZV tussen in totaal achttien instellingen, waarvan drie van Defensie, bent u nader geïnformeerd in de notitie Veteranenbeleid van 2008 (Kamerstuk 30 139, nr. 45). De samenwerking is geformaliseerd met de ondertekening van een convenant en zal in de komende jaren verder worden uitgebreid tot een hecht zorgsysteem met een gegarandeerde kwaliteit.
Wat is de stand van zaken bij de MGGZ voor wat betreft de onderverdeling in actieven en post-actieven in het cliëntenbestand?
Van het aantal nieuwe aanmeldingen in het cliëntenbestand bij de MGGZ in 2007 was 6 procent veteraan. Zie ook antwoord op vraag 182.
Wat is de stand van zaken op het punt van meer regie en onafhankelijke klachtenbehandeling waar op een conferentie in maart 2008 in Harderwijk (Centrum ’45 en de Basis) voor is gepleit?
De convenanten die de basis vormen voor het LZV worden in de komende periode verder ontwikkeld tot volwaardige samenwerkingsovereenkomsten waarin de verantwoordelijkheid voor het LZV, het bestuur van het LZV en het toezicht op het LZV worden geconcretiseerd. In de Kaderwet veteranen zal de basis worden gelegd voor een algemene klachtenregeling over erkenning, waardering en zorg.
Hoe geeft u uw verantwoordelijkheid voor veteranenzorg in het kader van de zorgplicht vorm in relatie tot civiele partijen? Wat is het standpunt van de Raad voor het Zelfstandig Ondernemerschap (RZO) daarover?
Defensie draagt de volledige verantwoordelijkheid voor de Militaire Geestelijke Gezondheidszorg (MGGZ). De MGGZ is een van de defensiepartners van het Landelijk Zorgsysteem Veteranen (LZV). Het standpunt van de Raad voor civiel-militaire Zorg en Onderzoek (RZO) is dat Defensie met het convenant LZV haar verantwoordelijkheid voor het LZV nog niet voldoende tot uitdrukking kan brengen. De convenanten worden de komende periode verder ontwikkeld tot volwaardige samenwerkingsovereenkomsten waarin de verantwoordelijkheid voor het LZV, het bestuur van het LZV en het toezicht op het LZV worden geconcretiseerd.
Zorgverzekeraars zijn vooralsnog afwachtend. Wat is uw mening over het betoog van de RZO dat het ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport een duidelijker rol moet krijgen in het geheel, o.a. vanwege de inbreng van de civiele Geestelijke Gezondheidszorg?
Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) wordt bij de verdere ontwikkeling van het LZV betrokken.
Hoe, en op welke termijn gaat u invulling geven aan het voorstel van de Inspecteur Generaal der Krijgsmacht om op termijn bij veteranen te peilen hoe ze de zorg ervaren?
Zoals de Inspecteur Generaal der Krijgsmacht in zijn jaarverslag 2007 heeft aangegeven is de Militair Geestelijke Gezondheidszorg onlangs grootschalig gereorganiseerd. Op dit moment wordt het Landelijk Zorgsysteem Veteranen (LZV) verder ontwikkeld. Als het LZV de tijd heeft gekregen zich te ontplooien wordt het systeem geëvalueerd. In de Veteranennota 2009 zal hieraan nader aandacht worden besteed.
Hoe staat het met de Family support?
Het thuisfront van actief dienende militairen krijgt steeds meer aandacht. Het thuisfront speelt een belangrijke rol bij het behoud van de militair voor de organisatie. Om die reden heeft de projectgroep Werving & Behoud een deelproject ingesteld om te bezien hoe het thuisfront van uitgezonden militairen beter van informatie kan worden voorzien. Ook onderzoekt een werkgroep hoe de informatievoorziening vóór uitzending aan het thuisfront kan worden geprofessionaliseerd. Indien een veteraan of dienstslachtoffer ondersteuning krijgt van Defensie, wordt eveneens rekening gehouden met de behoefte van het thuisfront.
Hoe staat het met de kaderwet veteranen? Welke kosten zijn hieraan verbonden voor de komende jaren? Bent u bereid om op nationaal niveau een strategisch overleg te voeren over de toekomstige verantwoordelijkheid, regie en financiering van de gespecialiseerde veteranenzorg (wetgeving), met behoud van de verworvenheden?
Op dit moment wordt het interdepartementale overleg over de Kaderwet veteranen voltooid. Vervolgens wordt het wetsvoorstel ter toetsing aangeboden aan het Ministerie van Justitie, waarna het ter behandeling wordt aangeboden aan de ministerraad. Daarna wordt het wetsvoorstel voor advies aangeboden aan de Raad van State. Na advisering door de Raad van State wordt het wetsvoorstel aangeboden aan de Tweede Kamer.
De Kaderwet biedt een wettelijke basis voor het bestaande veteranenbeleid en zal daarom niet leiden tot aanvullende kosten. Een strategisch overleg op nationaal niveau acht ik op dit moment niet nodig.
Welke kosten worden gemaakt voor de overige vormen van (na-)zorg, inclusief bijbehorende kosten, voor uitgezonden militairen en onderhoudspersoneel voor de missie Afghanistan en andere missies?
Kunnen de kosten voor de overige vormen van (na-)zorg, inclusief bijbehorende kosten, voor uitgezonden militairen en onderhoudspersoneel explicieter geraamd worden voor het komende jaar, op basis van de opgedane ervaringen?
Onder welke begrotingsartikel zullen de kosten voor de overige vormen van (na)zorg, inclusief bijbehorende kosten, voor uitgezonden militairen en onderhoudspersoneel inzichtelijker worden gemaakt? In hoeverre zal hierbij onderscheid worden gemaakt tussen actief dienende militairen en veteranen?
Kunt u een overzicht geven van de kosten voor de zorg en nazorg van actief dienende over de jaren 2006, 2007 en 2008? Kunt u een overzicht geven van de kosten voor de zorg en nazorg van veteranen over de jaren 2001, 2002, 2003, 2004, 2005, 2006, 2007, 2008?
Kunt u aangeven hoeveel de kosten voor de nazorg voor de Libanon missie waren en nog steeds zijn? Kunt u aangeven hoeveel de kosten voor de nazorg voor de Cambodja missie waren en nog steeds zijn? Kunt u aangeven hoeveel de kosten voor de nazorg van de Bosnië missie waren en nog steeds zijn? Kunt u aangeven hoeveel de kosten voor de nazorg van de Irak missie waren en nog steeds zijn?
Bij de beantwoording van de vragen over de kosten van de Nederlandse militaire bijdrage aan ISAF is gemeld dat de Kamer dit jaar afzonderlijk bij brief nader zal worden geïnformeerd over de kosten van de zorg en de nazorg na drie jaar Afghanistan die bovenop de reguliere instandhoudingskosten komen. Een verdere uitsplitsing in eerdere jaren per missie is niet mogelijk. De informatie die de Kamer tegemoet kan zien zal een indicatie geven van de meerkosten. Defensie voert geen gescheiden boekhouding over de personeels- en gezondheidszorg tijdens operationele inzet. Defensie bekostigt die zorg uit de defensiebegroting en met HGIS-gelden.
Waaruit bestaat de ondersteuning aan Stichting Veteranen Platform (SVP)?
De ondersteuning aan SVP bestaat uit een financiële bijdrage in de vorm van een jaarlijkse subsidie. De subsidieverstrekking wordt elke drie jaar geëvalueerd. De definitieve toekenning van de subsidie geschiedt aan het einde van het kalenderjaar. In 2009 bedraagt de subsidie voor SVP€ 158 000.
Hoeveel procent van de veteranen wordt direct of indirect vertegenwoordigd door SVP, de gesprekspartner voor het ministerie m.b.t. het veteranenbeleid?
Momenteel zijn 41 verenigingen van veteranen aangesloten bij het SVP. Het aantal leden van deze verenigingen is niet bekend.
Is wel aan te geven hoe de verhouding patiënte/cliënten ligt tussen actief dienenden, post-actieven en veteranen bij de uitgaven van het Centraal Militair Hospitaal en de Maatschappelijke Dienst Defensie?
Komen er überhaupt veteranen bij Dienstencentrum Bedrijfsmaatschappelijk werk (DCBMW), Militair Geestelijke Gezondheidzorg (MGGZ) of Centraal Militair Hospitaal (CMH) en, zo ja, hoeveel? Kiezen veteranen voor civiele of militaire hulpverlening? En wat betekent dit voor het Landelijk Zorgsysteem Veteranen (LZV)? En voor de toekomstige inrichting, financiering, regie en toetsing van de veteranenzorg in zijn geheel?
Het CMH behandelt alleen actief dienende militairen. De enige uitzondering hierop betreft enkele post-actieven, waaronder veteranen, die in het kader van vroegere asbestproblemen bij Defensie nog steeds onder controle staan van de polikliniek longziekten. Het DCBMW, voorheen de Maatschappelijke Dienst Defensie, begeleidt actief dienende militairen die klachten hebben en waarvan sommigen na dienstverlating ook veteraan worden. Ook veteranen die daartoe de wens te kennen geven, kunnen voor problemen in verband uitzendingen een beroep op het DCBMW doen voor begeleiding. Op jaarbasis doen ongeveer 60 veteranen een beroep op de diensten van het DCBMW. Zij kunnen naar keuze worden begeleid door een militair of een burgermedewerker of, indien ze geen begeleiding van een defensiemedewerker willen, worden doorgeleid naar het Veteraneninstituut in Doorn. Bij de MGGZ zijn ruim 100 veteranen in behandeling. De meeste veteranen die hulp nodig hebben, komen via hun huisarts of via het Centraal Aanmeldpunt (CAP) van het Veteraneninstituut in behandeling bij een civiele instelling voor de geestelijke gezondheidszorg in hun regio. Voor de psychotraumazorg kunnen zij naar eigen keuze terecht bij een van de bij het LZV aangesloten civiele instellingen of organisaties van Defensie. De huidige gang van zaken geeft geen aanleiding tot grote veranderingen in de inrichting van de veteranenzorg. In de veteranennota 2009 zal hieraan nader aandacht worden besteed.
Waarom is er niets opgenomen over de LZV in de begroting?
Het Landelijk Zorgsysteem Veteranen (LZV) is een samenwerking tussen bestaande zorgsystemen voor veteranen. In de Veteranennota 2008 (Kamerstuk 30 139, nr. 45 van 9 juni 2008) wordt geschat dat met de instandhouding van de samenwerking € 335 000 is gemoeid. Dit bedrag zal vanaf het begrotingsjaar 2010 worden opgenomen in de defensiebegroting. Kosten die Defensie in 2009 maakt, komen ten laste van het niet-beleidsartikel 90 Algemeen.
In hoeverre is het veteranenregistratiesysteem (VRS) nu compleet? Wie beheert dit systeem en welke mailings gaan er uit naar de veteranen in het systeem? Op welke wijze wordt het systeem aangewend voor de verbetering van de zorg? Waar worden de middelen voor ingezet?
Het VRS is nooit compleet. Dagelijks worden nieuwe veteranen geregistreerd en worden anderen uitgeschreven omdat zij zijn overleden. Daarnaast moet doorlopend aandacht worden besteed aan de verbetering van de datakwaliteit. Tot dusver wordt het databeheer in projectverband gedaan. In de loop van 2009 zal deze taak definitief worden overgedragen aan het Diensten Centrum Human Resources (DCHR).
De belangrijkste doelstelling van het VRS is Defensie de gelegenheid te bieden groepen veteranen aan te schrijven op basis van de specifieke kenmerken van hun uitzending (gebied, periode) die kunnen leiden tot gezondheidsklachten. Sinds de invoering van het VRS is daarvoor geen aanleiding geweest. Het VRS is tot op heden uitsluitend voor de toepassing van algemeen veteranenbeleid (mailings en onderzoek) gebruikt. Het aanschrijven van alle veteranen vanwege de invoering van het VRS heeft wel geleid tot een grotere bekendheid van het Centraal Aanmeldpunt voor veteranen bij het Veteraneninstituut en van de zorgmogelijkheden voor veteranen.
Wat zijn de gebruikerskosten van het VRS? Hoe en hoe vaak wordt het VRS gebruikt? Welke doelen streeft het VRS na?
De kosten voor de raadpleging van de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) en de Landelijk Raadpleegbare Deelverzameling (LRD) bedragen jaarlijks ongeveer € 30 000. Voorts is jaarlijks € 50 000 nodig voor het functionele en technisch beheer van het systeem. Het VRS wordt gebruikt om contact te onderhouden met veteranen in het kader van veteranenzorg. Daarnaast biedt het VRS de mogelijkheid veteranen informatie te verstrekken over specifiek voor hen bedoelde activiteiten, faciliteiten en voorzieningen die bij het veteranenbeleid passen. Ten slotte wordt het VRS gebruikt bij beleidsmatig, wetenschappelijk, historisch en statistisch onderzoek. Voor deze doelen wordt het VRS momenteel dagelijks gebruikt. Dat gebruik varieert van inzage in het systeem tot verschillende vormen van rapportages.
Waar kan de Kamer de informatie over actief dienende vinden, nu ook de begroting hier (net zoals de veteranennota 2008) geen aandacht aan schenkt?
Eind 2008 zal de Kamer nader worden geïnformeerd over de kosten die Defensie maakt bovenop de reguliere instandhoudingkosten voor de zorg (personeel en gezondheidszorg) gerelateerd aan drie jaar inzet in Uruzgan. Het gehele traject van voorbereiding, werkelijke uitzending en nazorg zal hierbij worden betrokken. De informatie zal een indicatie geven van de meerkosten. Hierbij worden dus ook de kosten betrokken die gemaakt worden voor actief dienende militairen.
Zie het antwoord op vraag 176.
Zie het antwoord op vraag 176.
Welke onderzoeken betreft het precies die gefinancierd worden en wat is hierop de voortgang?
Bij de Militair Geestelijke Gezondheidzorg (MGGZ) in Utrecht wordt onderzoek naar veteranen en uitgezonden actief dienende militairen met een post traumatische stress stoornis (PTSS) gedaan. Daaronder valt een grootschalig prospectief onderzoek naar gezondheidsklachten bij actief dienende uitgezonden militairen en veteranen. Dit onderzoek zal nog enige jaren in beslag nemen.
Zie het antwoord op vraag 26.
Is het waar dat er een tekort van 10 miljoen is geconstateerd bij het CMH? Zo ja, hoe is dit tot stand gekomen?
Wat zijn de kosten van het CMH?
Het CMH heeft een opgelegde wijze van het presenteren van de jaarrekening. Daardoor is de ongeveer € 10 miljoen als een verlies opgenomen. Dit moet echter worden gelezen als door Defensie te maken kosten die specifiek zijn voor de militaire gezondheidszorg van Defensie (militaire meerkosten). Door de specifieke defensietaken in de jaarrekening van het CMH is een vergelijking met civiele ziekenhuizen niet mogelijk. De mogelijkheid voor een andere presentatie en publicatie van de jaarrekening, dat wil zeggen zonder defensietaken, wordt onderzocht.
De totale kosten van het CMH bestaan uit:
Kosten tweedelijns gezondheidszorg € 17 843 000
Militaire meerkosten € 10 281 000
De militaire meerkosten zijn als volgt opgebouwd:
Specifieke meerkosten:
Uitzendbare medisch specialisten € 1 084 000
Medische specialistische keuringen € 1 104 000
Militaire medische expertise € 1 403 000
Calamiteitenhospitaal € 1 419 000
Aanvullende kosten:
Behoud vaardigheden medisch specialisten € 1 326 000
Afschrijving € 1 680 000
Interest € 1 730 000
Ondersteuning overige zorgbedrijven € 535 000
Wat is de stand van zaken van het «Plan van Aanpak», januari 2007? Hoeveel veteranen zijn nu «daadwerkelijk» geholpen?
Het plan van aanpak beoogde een actievere benadering van veteranen met een mogelijke zorgbehoefte. In de veteranennotities van 2007 en 2008 is gemeld hoe hieraan gestalte is gegeven. Het is niet mogelijk exact aan te duiden hoeveel veteranen baat hebben gehad bij de maatregelen van het plan van aanpak in het brede spectrum van het zorgaanbod.
Met welke activiteiten geeft de Raad voor civiel-militaire Zorg en Onderzoek (RZO) uitvoering aan haar opdracht en tot welke resultaten moet dat leiden?
De Raad heeft diverse adviezen aan Defensie uitgebracht, onder andere over het convenant en de opzet en inhoud van het Landelijk Zorgsysteem Veteranen (LZV) en de visie en inhoud van wetenschappelijk MGGZ-onderzoek. Verder heeft de Raad praktische zaken uitgevoerd, zoals het instellen en inrichten van een programma-adviescommissie onderzoek (PACO) en het opzetten en vormgeven van een klanttevredenheidsonderzoek en een kwaliteitsmeetsysteem ten behoeve van het LZV.
Wat is de huidige personele bezetting op uw ministerie v.w.b. ondersteuning van het Veteranenbeleid? (burgerpersoneel, militair personeel)
Bij de Hoofddirectie Personeel is de plaatsvervangend hoofddirecteur belast met het veteranenbeleid. Het bureau veteranenbeleid bestaat uit vier (militaire) functies. Daarnaast zijn in totaal zeven burgerfunctionarissen, uit hoofde van hun verantwoordelijkheid voor de zorg en sociale zekerheid van het defensiepersoneel, betrokken bij het veteranenbeleid. Ook zijn functionarissen bij de operationele commando’s incidenteel belast met werkzaamheden voor de uitvoering van het veteranenbeleid.
Zie het antwoord op vraag 191.
Bijlage bij het antwoord op de vragen 113, 115, 116, 117 en 120
Staartnummers en gemaakte vlieguren F-16 gevechtsvliegtuigen
Staartnummer | Leverdatum | Totale vlieguren per 1 sept. 2008 | Opmerkingen |
---|---|---|---|
A3616 | 14-05-82 | 3 299,6 | |
A3617 | 14-06-82 | 4 112,2 | Voorbestemd voor afstoting. |
A3620 | 19-07-82 | 3 943,4 | Voorbestemd voor afstoting. |
A3623 | 25-10-82 | 4 140,9 | |
A3624 | 02-12-82 | 3 563,6 | |
A3627 | 18-02-83 | 4 099,4 | Voorbestemd voor afstoting. |
A3628 | 01-03-83 | 3 788,3 | |
A3630 | 05-04-83 | 3 595,8 | |
A3631 | 05-04-83 | 3 299,5 | |
A3632 | 02-05-83 | 3 444,5 | |
A3635 | 30-06-83 | 4 076,2 | |
A3636 | 21-07-83 | 4 361,3 | Voorbestemd voor afstoting. Ingezet in Afghanistan. |
A3637 | 09-08-83 | 4 119,6 | Ingezet in Afghanistan. |
A3638 | 01-09-83 | 3 592,6 | |
A3640 | 16-09-83 | 4 125,7 | Voorbestemd voor afstoting. |
A3641 | 03-10-83 | 3 583,1 | |
A3642 | 20-01-84 | 3 476,7 | |
A3643 | 16-03-84 | 3 816,9 | |
A3644 | 13-04-84 | 3 306,2 | |
A3646 | 05-06-84 | 3 578,1 | Ingezet in Afghanistan. |
A3647 | 04-07-84 | 3 720,7 | |
A3648 | 20-07-84 | 4 411,0 | Voorbestemd voor afstoting. Ingezet in Afghanistan. |
A1864 | 16-07-84 | 3 975,2 | Voorbestemd voor afstoting. Ingezet in Afghanistan. |
A1866 | 16-08-84 | 3 890,6 | Ingezet in Afghanistan. |
A1867 | 28-08-84 | 3 754,2 | Voorbestemd voor afstoting. |
A1868 | 01-10-84 | 3 892,7 | Ingezet in Afghanistan. |
A1869 | 31-10-84 | 3 842,9 | Voorbestemd voor afstoting. |
A1870 | 22-11-84 | 3 599,7 | |
A1871 | 06-12-84 | 3 335,5 | Ingezet in Afghanistan. |
A1872 | 18-12-84 | 4 088,6 | |
A1873 | 25-01-85 | 3 599,7 | Ingezet in Afghanistan. |
A1874 | 13-02-85 | 4 486,7 | Voorbestemd voor afstoting. Ingezet in Afghanistan. |
A1875 | 25-02-85 | 4 063,7 | Voorbestemd voor afstoting. |
A1876 | 01-04-85 | 4 061,5 | |
A1877 | 18-04-85 | 3 892,5 | |
A1879 | 30-05-85 | 3 635,8 | |
A1881 | 26-06-85 | 3 828,4 | |
A3192 | 24-07-85 | 4 215,2 | Voorbestemd voor afstoting. Ingezet in Afghanistan. |
A3193 | 26-08-85 | 4 306,7 | Ingezet in Afghanistan. |
A3196 | 31-10-85 | 3 315,4 | |
A3197 | 29-11-85 | 3 240,2 | |
A3198 | 17-01-86 | 3 891,2 | Voorbestemd voor afstoting. |
A3199 | 17-02-86 | 3 892,5 | Ingezet in Afghanistan. |
A3201 | 02-04-86 | 3 292,5 | |
A3202 | 28-05-86 | 3 896,6 | |
A3203 | 29-05-86 | 3 595,8 | |
A3204 | 17-06-86 | 3 889,2 | Voorbestemd voor afstoting. |
A3207 | 22-08-86 | 3 897,4 | Voorbestemd voor afstoting. |
A4362 | 23-12-86 | 3 926,6 | |
A4365 | 30-03-87 | 4 223,0 | Voorbestemd voor afstoting. Ingezet in Afghanistan. |
A4366 | 29-04-87 | 3 694,4 | |
A4367 | 01-06-87 | 3 376,7 | |
A5135 | 30-06-87 | 3 872,6 | Ingezet in Afghanistan. |
A5136 | 31-07-87 | 3 598,3 | |
A5138 | 28-09-87 | 3 564,5 | Voorbestemd voor afstoting. |
A5142 | 16-02-88 | 3 493,4 | |
A5144 | 07-04-88 | 3 642,0 | Ingezet in Afghanistan. |
A5145 | 26-04-88 | 3 531,1 | |
A5146 | 20-05-88 | 3 540,0 | Ingezet in Afghanistan. |
A6055 | 01-08-88 | 2 937,2 | |
A6057 | 14-10-88 | 3 660,6 | Ingezet in Afghanistan. |
A6058 | 29-11-88 | 3 921,0 | Voorbestemd voor afstoting. |
A6060 | 22-02-89 | 3 586,7 | |
A6061 | 16-03-89 | 3 740,2 | |
A6062 | 30-03-89 | 2 397,9 | |
A6063 | 30-05-89 | 3 647,6 | |
A7508 | 03-07-89 | 3 343,4 | |
A7509 | 01-08-89 | 4 199,4 | Ingezet in Afghanistan. |
A7510 | 04-09-89 | 3 803,4 | |
A7511 | 26-09-89 | 3 941,6 | |
A7512 | 12-11-89 | 3 236,4 | |
A7513 | 29-01-90 | 3 837,2 | |
A7514 | 02-03-90 | 3 582,4 | Ingezet in Afghanistan. |
A7515 | 03-04-90 | 3 005,6 | |
A7516 | 01-05-90 | 3 595,5 | |
A8001 | 22-06-90 | 2 998,4 | |
A8002 | 03-07-90 | 2 921,6 | |
A8003 | 01-08-90 | 3 592,3 | Ingezet in Afghanistan. |
A8004 | 09-10-90 | 3 192,4 | |
A8005 | 05-11-90 | 3 506,0 | |
A8006 | 13-11-90 | 3 466,8 | |
A8008 | 31-01-91 | 3 590,4 | |
A8009 | 28-02-91 | 3 755,5 | |
A8010 | 29-03-91 | 3 324,9 | |
A8011 | 26-04-91 | 3 292,4 | |
A9013 | 01-07-91 | 3 208,8 | Ingezet in Afghanistan. |
A9014 | 31-07-91 | 3 893,8 | |
A9015 | 29-08-91 | 2 709,4 | Ingezet in Afghanistan. |
A9016 | 08-10-91 | 2 836,1 | Ingezet in Afghanistan. |
A9017 | 28-10-91 | 4 044,6 | Ingezet in Afghanistan. |
A9018 | 29-11-91 | 3 168,4 | Ingezet in Afghanistan. |
A9019 | 06-01-92 | 2 935,7 | |
A9020 | 30-01-92 | 3 674,7 | Ingezet in Afghanistan. |
A9021 | 28-02-92 | 3 596,3 | |
Tweezitters: | |||
A1882 | 27-07-84 | 3 482,9 | |
A1884 | 18-01-85 | 3 894,7 | |
A3208 | 24-07-85 | 3 560,7 | |
A3209 | 26-09-85 | 3 890,9 | |
A3210 | 31-01-86 | 3 120,4 | |
A4368 | 06-10-86 | 3 591,6 | |
A4369 | 04-03-87 | 3 575,5 | |
A6064 | 08-07-88 | 3 228,1 | |
A6065 | 21-12-88 | 3 444,8 | |
A7066 | 23-06-89 | 2 091,8 | Testvliegtuig; wordt beperkt voor het normale vliegprogramma ingezet. |
A7067 | 08-12-89 | 3 103,5 |
Bij de vermelding «Ingezet in Afghanistan» betreft het toestellen die vanaf 2005 zijn ingezet ten behoeve van de ISAF-operatie in Afghanistan. Deze toestellen worden regelmatig gerouleerd. Sommige toestellen zijn vaker ingezet. Overigens leveren vrijwel alle F-16’s een bijdrage aan de missie in Afghanistan gedurende de opleiding van het personeel en de voorbereiding van hun uitzendperiode.
In totaal heeft Nederland sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw 213 F-16’s aangeschaft. Het Commando Luchtstrijdkrachten zal blijven beschikken over 87 toestellen. In de loop der jaren zijn 36 toestellen verloren gegaan. Verder zijn 24 toestellen inmiddels verkocht en zijn achttien toestellen voorbestemd voor afstoting. In totaal 48 toestellen zijn niet meer geschikt om te vliegen en hebben een andere bestemming gekregen: ze worden gebruikt voor technische opleidingen, ze krijgen een museale bestemming, of ze worden ontmanteld en vervolgens verschroot.
Samenstelling:
Leden: Van Bommel (SP), Van der Staaij (SGP), Poppe (SP), Van Baalen (VVD), voorzitter, Çörüz (CDA), Ferrier (CDA), Van Velzen (SP), Blom (PvdA), ondervoorzitter, Eijsink (PvdA), Van Dam (PvdA), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Griffith (VVD), Aasted-Madsen-van Stiphout (CDA), Irrgang (SP), Knops (CDA), Willemse-van der Ploeg (CDA), Jacobi (PvdA), Boekestijn (VVD), Brinkman (PVV), Voordewind (CU), Pechtold (D66), Ten Broeke (VVD), Thieme (PvdD), Bilder (CDA) en Diks (GL).
Plv. leden: Lempens (SP), Van der Vlies (SGP), Polderman (SP), Van Beek (VVD), Jonker (CDA), Ormel (CDA), De Wit (SP), Roefs (PvdA), Wolbert (PvdA), Smeets (PvdA), Arib (PvdA), Blok (VVD), Omtzigt (CDA), Roemer (SP), Haverkamp (CDA), De Nerée tot Babberich (CDA), Samsom (PvdA), Van der Burg (VVD), Wilders (PVV), Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU), Van der Ham (D66), Teeven (VVD), Ouwehand (PvdD), De Vries (CDA) en Halsema (GL).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31700-X-14.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.