31 700 VIII
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2009

nr. 172
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 april 2009

In het voortgezet algemeen overleg met uw Kamer op 15 april 2009 is aan mij gevraagd een nadere uiteenzetting te geven over het verschil tussen het project EarlyBird en de pilots met vroeg vreemdetalenonderwijs waarvoor ik ruimte wil bieden.

Het project EarlyBird krijgt hierbij bijzondere aandacht van uw Kamer, maar de aanpak binnen dit project verschilt in essentie niet van het overige aanbod vroeg vreemdetalenonderwijs in het Nederlandse primair onderwijs. Hierover zijn al eerder vragen gesteld door uw Kamer (De Vries en Sterk, 17 september 2003).

Zoals uw Kamer destijds ook geïnformeerd is, behoort het vak Engels, conform artikel 9 van de wet op het primair onderwijs, tot de inhoud van het onderwijs. Het merendeel van de basisscholen start met het aanbieden van het vak Engels in de groepen zeven en acht voor alle leerlingen. Het is wettelijk evenwel niet verboden om in een eerder stadium op de basisschool met het vak Engels te beginnen. Bij deze scholen wordt het vak Engels in de vorm van tweetalig onderwijs aangeboden vanaf groep één, als didactisch principe bij het aanleren van de Engelse taal. Het aanbod geschiedt uitsluitend op speelse wijze. De inspectie ziet erop toe dat het reguliere lesprogramma niet in het geding komt.

Het huidige vvtoaanbod, waaronder EarlyBird, houdt rekening met hetgeen hierboven aan de orde is gekomen. Het verschil met de pilots waar ik ruimte voor wil bieden, zit hem in de volgende drie zaken:

1. Taalaanbod: binnen het project EarlyBird is er voor gekozen om zich volledig te richten op het vroeg aanbieden van het Engels. Binnen de pilots kunnen scholen, naast met het Engels, ook experimenteren met het vroeg aanbieden van Frans of Duits.

2. Lestijd: EarlyBirdscholen bieden het onderwijs tijdens de Engelse les in het Engels aan. Scholen die aan de pilot meedoen mogen, via de Experimentenwet, tot maximaal 15 procent van de onderwijstijd in een vreemde taal aanbieden.

Hierbij merk ik op dat er bij sommigen klaarblijkelijk twijfel over is ontstaan, of de scholen zich bij EarlyBird wel aan de wettelijke verplichting met betrekking tot het hanteren van het Nederlands als voertaal in het onderwijs houden, dus of het gebruik van de Engelse taal zich inderdaad beperkt tot de Engelse les. Ik heb hiervoor geen concrete aanwijzingen, maar wil dit toch laten nagaan. Ik zal de inspectie daarom de opdracht geven om na te gaan hoe de scholen die met vroeg vreemde talen onderwijs werken, en in het bijzonder de EarlyBirdscholen zich aan deze bepalingen houden.

3. Evaluatie: Het project EarlyBird laat zich vanaf het allereerste begin wetenschappelijk begeleiden. Deze wetenschappelijke begeleiding richt zich vooral op de effecten op de Nederlandse taalbeheersing. Ik heb begrepen dat het voornemen is om in de toekomst ook de effecten op het Engels te meten. De voorgenomen pilots zullen op zowel effecten op het Nederlands als het Engels gemonitord worden. Daarnaast zal ook gekeken worden naar de effecten op de taligheid van de leerlingen in het algemeen. Een belangrijk aspect van de monitor is ook wat de resultaten zijn van taalzwakke leerlingen.

De uitkomsten van zowel de pilots als het effectenonderzoek bieden een basis voor nadere besluitvorming over het al dan niet uitbreiden van vvto in het Nederlandse basisonderwijs.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

S. A. M. Dijksma

Naar boven