31 700 VIII
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2009

nr. 154
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 april 2009

Deze brief is een vervolg op onze brief van 3 december jl.1 Daarin gaven we onze eerste en positieve reactie op het Onderwijsraadadvies over de ontwikkeling van open leermiddelen2. We hebben toen een aantal acties in gang gezet waaronder «Wikiwijs in het Onderwijs». Wikiwijs is een initiatief om het ontwikkelen en gebruiken van open digitale leermiddelen in het onderwijs te stimuleren én te vergemakkelijken. Over dit initiatief zegden we u een afzonderlijke brief toe, een toezegging die we hierbij nakomen.

Hierbij dus dit voortgangsverslag over Wikiwijs met het oog op een vruchtbaar algemeen overleg met uw commissie op 16 april. Wij presenteren het u met des te meer plezier, omdat we een grote dynamiek rondom dit thema in het onderwijsveld zien. Op scholen en in instellingen en bedrijven rond scholen staat het thema «open digitaal leermateriaal» prominent op de agenda. Wij zijn onder de indruk van de grote creativiteit die leraren en andere betrokkenen aan de dag leggen en de veelheid aan projecten die gaande zijn. Als het lukt meer samenhang aan te brengen tussen al deze initiatieven, zou dat op korte termijn kunnen leiden tot een versnelling in het gebruik van open digitale leermiddelen.

In paragraaf één wordt de kern van het initiatief Wikiwijs beschreven. In paragraaf twee zetten we uiteen hoe Wikiwijs bijdraagt aan de kwaliteit van het onderwijs en waarom dit overheidsoptreden nodig maakt. In paragraaf drie wordt Wikiwijs verder uitgewerkt. In paragraaf vier wordt de samenhang beschreven tussen dit nieuwe initiatief en de vele reeds bestaande initiatieven in het onderwijsveld. Paragraaf vijf tenslotte gaat over de planning van de benodigde activiteiten om een verantwoorde ontwikkeling van open digitale leermiddelen door en voor het onderwijs te stimuleren.

1. De kern van Wikiwijs

Het gebruik van open digitaal leermateriaal in het onderwijs is een veelbelovende ontwikkeling. Op dit moment is niet precies in te schatten welke impact deze ontwikkeling op de langere termijn zal hebben. Gezien de ook internationaal levende verwachtingen van het concept open digitale leermiddelen1, zien wij hier in het bijzonder kansen voor het onderwijs die de moeite waard zijn om in de praktijk te onderzoeken.

Open digitale leermiddelen zijn vrij (gratis) toegankelijk, vrij te gebruiken en vrij aanpasbaar. Om het ontwikkelen, delen en gebruiken van open digitale leermiddelen echt van de grond te laten komen is een infrastructuur nodig die momenteel nog niet bestaat. Het is van belang dat er een open internetgebaseerd platform komt waar leraren open leermiddelen kunnen (door)ontwikkelen en kunnen delen. Onderdelen van een dergelijk internetplatform zijn aanwezig of in ontwikkeling. Een volledig open platform is er nu niet, en onbekend is hoe lang het gaat duren voordat een dergelijk platform tot stand komt zonder nadere ondersteuning. Reden om vanuit de regierol van de overheid dat nu vóór het onderwijs te laten ontwikkelen met van begin af aan de bedoeling dat het een platform ván het onderwijs wordt. Voor dit platform gebruiken we voorlopig als werktitel Wikiwijs in het Onderwijs.

Wikiwijs biedt een arrangeer- en ontwikkelomgeving waar docenten bestaand open-toegankelijk materiaal in kunnen bewerken en doorontwikkelen. De leidraad voor Wikiwijs is dat zoveel mogelijk materiaal voor iedere leraar en voor iedere leerling/student in het onderwijsstelsel open, vrij van rechten en gratis te gebruiken is. Iedere leraar kan zijn creativiteit en didactische vaardigheden inzetten door zelf origineel te ontwikkelen dan wel open materiaal van anderen door te ontwikkelen of aan te vullen. Al het bestaande open materiaal moet docenten daarvoor ter beschikking staan. Uitgangspunt is: publiek bekostigd materiaal is publiek toegankelijk.

Daarnaast is het van belang dat zoveel mogelijk beschikbaar digitaal leermateriaal, open en gesloten, gratis en betaald, publiek en commercieel, eenvoudig kan worden gevonden. Als er geen geschikt open leermateriaal beschikbaar is dan kan een docent er voor kiezen ander digitaal leermateriaal in te zetten.

Wikiwijs heeft als reikwijdte primair de sectoren po, vo en mbo, en secundair hbo en wo. Binnen het ho zullen lerarenopleidingen van begin af aan natuurlijk prominent in beeld zijn.

Wat doen scholen zelf?

Om ontwikkelen, delen en gebruik van open leermiddelen in het onderwijsleerproces (lessen en andere leersituaties zoals excursies, stages, themawerk, projectwerk, virtuele leeromgevingen e.d.) echt van de grond te laten komen is het van belang dat scholen een aantal zaken in samenhang aanpakken en dat instellingen en bedrijven rond de scholen daar adequaat bij ondersteunen. Scholen zijn daar overigens, uiteraard in meer of mindere mate, mee bezig. De Leermiddelenmonitor 08/092 van SLO laat zien dat in po 13% van de leermiddelen zelfgemaakt zijn, voor vo is dat 21%.

Met een gezamenlijk platform kunnen scholen die gewenste samenhang realiseren. De zes aspecten die in de Kennisnet-publicatie «Vier in Balans» Plus3 naar voren zijn gebracht, zijn hierbij de leidraad. Het gaat daarbij om:

1. een visie op ict-inzet in het primaire proces van het onderwijs;

2. het vermogen van de schoolleiding om aan het innovatieproces leiding te geven;

3. de kwaliteit van de ict-infrastuctuur op de eigen school;

4. de beschikbaarheid van digitale leermiddelen;

5. de ict-deskundigheid van de medewerkers;

6. de relaties met andere instellingen en bedrijven in verband met ict-inzet op de school.

Wat doet de overheid aanvullend?

Naast deze aanpak op schoolniveau wordt het nodig geacht dat de overheid een aantal school- en sectoroverstijgende randvoorwaarden stelt en ook zorgt voor realisatie ervan, zodat men op schoolniveau geen belemmeringen meer ondervindt bij het gebruik van open gedigitaliseerd leermateriaal. Het gaat daarbij typisch om zaken die op school- en sectorniveau niet kunnen worden gerealiseerd:

– om gezamenlijke ontwikkeling en informatie uitwisselen mogelijk te maken, bijvoorbeeld een koppeling met elektronische leeromgevingen, is een set open standaarden nodig;

– metadatering is nodig om de toegankelijkheid en vindbaarheid van het materiaal voor anderen dan de ontwikkelaars te garanderen. Duidelijk moet zijn hoe het materiaal aan onderwijskundige doelen gekoppeld kan worden;

– aandacht voor kwaliteitsborging;

– het materiaal dat op het platform beschikbaar komt moet voorzien zijn van een passende licentie;

– afspraken met andere open collecties zodat dit materiaal kan worden benut om op door te ontwikkelen.

– applicaties waarmee leraren materiaal kunnen (door)ontwikkelen en arrangeren. Daarbij wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van open source software;

– scholen, schoolleiding en docenten ondersteunen en toerusten in het werken met en het goed organiseren van processen rond open leermiddelen (leermiddelenbeleid);

– ondersteuning voor werkplekgerichte professionalisering van docenten en docenten-in-opleiding.

Wanneer aan deze randvoorwaarden is voldaan, is het mogelijk om bestaande collecties te doorzoeken en te importeren. Deze collecties zijn afkomstig uit een veelheid aan bronnen uit alle onderwijssectoren. De VO-raad neemt met het inrichten van de Landelijke Open Leermaterialenbank het voortouw in het toegankelijk maken van digitaal leermateriaal uit diverse bronnen voor het vo. Ook in andere sectoren en vanuit andere instellingen zijn initiatieven met vergelijkbare doelstellingen. Wikiwijs zal verbindingen moeten zoeken met deze initiatieven om tot een voorziening te komen voor alle sectoren. Zoals eerder aangegeven, ligt de focus op het (door)ontwikkelen van open leermiddelen. Het is echter ook van belang dat andere leermiddelen, inclusief materiaal waarvan voor het gebruik in de klas moet worden betaald, eenvoudig vindbaar is.

Samengevat: Wikiwijs stelt docenten in staat om open gedigitaliseerd materiaal te ontwikkelen, bewerken, doorontwikkelen en te gebruiken. Om dit mogelijk te maken moeten de hiervoor genoemde randvoorwaarden worden ingevuld.

2. De bijdrage van Wikiwijs aan de kwaliteit van het onderwijs

De Onderwijsraad zegt in zijn advies over open leermiddelen dat ict-gebruik de kwaliteit van het onderwijs kan verhogen, maar dat de daadwerkelijke benutting ervan achterblijft bij de mogelijkheden. Tegen die achtergrond legt de raad het accent op belang en potenties van open leermiddelen, waarmee wordt bedoeld «leermiddelen die vrij beschikbaar en toegankelijk zijn en die docenten zelf kunnen arrangeren in samenwerking met anderen.» Omdat het onderwijsveld en commerciële marktpartijen er niet voldoende in slagen één gezamenlijk systeem voor het ontwikkelen en gebruiken van open leermiddelen tot stand te brengen, bepleit de Onderwijsraad in dit kader een regierol voor de overheid. Geredeneerd vanuit de overheidsverantwoordelijkheid voor de kwaliteit, toegankelijkheid en doelmatigheid van het onderwijs, is er dus aanleiding om hier actief te zijn.

Op beide punten van de Onderwijsraad gaan we in het navolgende in.

Kwaliteit van het onderwijs

Wikiwijs is geen doel op zich. Het is een manier om de ontwikkeling van open digitaal leermateriaal te bevorderen. Digitaal leermateriaal draagt bij aan de kwaliteit van het onderwijs doordat het mogelijk maakt dat elke individuele leerling/student – meer dan zonder ict mogelijk is – een leertraject op maat kan doorlopen. Sommige leerlingen/studenten hebben meer uitleg nodig dan andere, maar dat kan per vak weer verschillen. Anderen kunnen met minder uitleg toe en zijn juist gebaat bij verdieping en verbreding van leerstof. Kleine groepen maken maatwerk uiteraard gemakkelijker, maar aan groepsgrootte zijn financiële en personele grenzen. De beschikbaarheid van digitaal leermateriaal maakt het beter mogelijk om – binnen het bestaande klasseverband – het onderwijs meer op de persoon af te stemmen.

Daarnaast draagt Wikiwijs ook bij aan de professionalisering van docenten. Het geeft leraren nieuwe mogelijkheden om meer met de inhoud van hun onderwijs bezig te zijn en zich daarin verder te professionaliseren. Je kunt vanuit je werkkamer lid worden van een kennisgemeenschap op je vakgebied. En op materiaal voor nieuwe ontwikkelingen in een bepaald vakgebied hoef je niet meer te wachten tot de aanschaf van een complete nieuwe (papieren) methode mogelijk is.

Alle leraren kunnen gebruik maken van deze voorziening om materiaal te ontwikkelen, te vinden, verder te ontwikkelen en te delen met elkaar. Hiermee kunnen zij hun onderwijsprogramma’s zo goed mogelijk op hun leerlingen/studenten afstemmen. Niet alleen is er keuze tussen verschillende vormen van materiaal (zie hiervoor), maar het wordt ook gemakkelijker materiaal te vinden dat aansluit bij de actualiteit om daarmee de leermotivatie te versterken.

Voor het onderwijs gaat het er nu om vervolginnovaties te stimuleren door in het bijzonder leraren met een persoonlijke motivatie om digitale leermiddelen te ontwikkelen, daartoe ook in staat te stellen.

Behoefte aan regierol

De huidige situatie in het onderwijsveld wordt gekenmerkt door een grote hoeveelheid initiatieven, allemaal met hun eigen nuttige doelstellingen en met veel enthousiasme en creativiteit aangepakt. Zoals in alle sectoren zijn er ook in het onderwijs voorlopers, ondernemende leraren en scholen die kansen zien en benutten.1 Het meest uitgewerkte voorbeeld is momenteel de Landelijke Open Leermaterialenbank die de VO-raad opzet. Dat is bijzonder positief: blijkbaar ziet een groot aantal leraren en scholen inderdaad de potenties van ict-gebruik in het onderwijs in het algemeen en van open leermiddelen in het bijzonder2.

Op twee manieren zien wij een noodzaak voor versterking en aanvulling van de activiteiten die momenteel in het onderwijsveld lopen.

In de eerste plaats constateren we een behoefte1 aan de mogelijkheid voor docenten om zonder drempels materiaal te ontwikkelen en door te ontwikkelen: Wikiwijs. Het (door)ontwikkelen van leermateriaal is een krachtige manier om de professionaliteit van leraren te versterken.

In de tweede plaats is er om Wikiwijs mogelijk te maken, behoefte aan het beter kunnen vinden en benutten van materiaal, zowel binnen sectoren als sectoroverstijgend. Het ontwikkelde materiaal is niet altijd toegankelijk of toepasbaar en het is moeilijk vindbaar. De Onderwijsraad zag dat ook al en bepleitte daarom met het oog op het publiek belang een regierol voor de overheid, een voorstel waarop wij in de brief van 3 december in beginsel positief hebben gereageerd.

De Onderwijsraad constateerde ook dat commerciële marktpartijen maar in beperkte mate ópenleermiddelen ontwikkelen. Het concept van open leermiddelen in de definitie van de Onderwijsraad («leermiddelen die vrij beschikbaar en toegankelijk zijn en die docenten zelf kunnen arrangeren in samenwerking met anderen») is ook moeilijk te realiseren onder marktwetten van rendement. Het is niet eenvoudig om voldoende inkomsten te genereren met het aanbieden van open leermiddelen op een voor alle leraren vrij toegankelijk platform. De ontwikkelingskosten van digitaal materiaal zijn dermate hoog dat uitgevers wel gedwongen zijn de leermiddelen «gesloten» en tegen betaling aan te bieden om zo de investeringen terug te verdienen. En reclameuitingen op het netwerk voor leermiddelen, een belangrijke inkomstenbron op het internet, willen we in het onderwijs om principiële redenen niet.

Deze twee omstandigheden, gebrek aan samenhang in de veldinitiatieven en het achterblijven van marktpartijen specifiek als het om open leermiddelen gaat, brengen ons ertoe zelf het initiatief te nemen voor het tot stand laten brengen van een digitale infrastructuur voor open leermiddelen voor het onderwijs. We zien de overheid hier nadrukkelijk als aanjager; zodra enigszins mogelijk neemt het onderwijsveld zelf dit initiatief over.

Wij kunnen nu, na het uitwisselen van ideeën via de project-Wiki2 en een reeks gesprekken met verschillende partijen in en rond het onderwijs als de sectororganisaties van het onderwijs, vertegenwoordigers van scholengroepen, Kennisnet, de Open Universiteit en de educatieve uitgeverijen, constateren dat deze visie op het publiek belang, de overheidsrol die daaruit voortvloeit en de verhouding van Wikiwijs tot de lopende initiatieven, voldoende wordt herkend om Wikiwijs verder uit te werken.

3. Uitwerking van Wikiwijs

In deze paragraaf worden de belangrijkste aspecten van Wikiwijs in het Onderwijs verder uitgewerkt, te weten (a) invulling van de regierol, (b) aansluiting bij bestaande initiatieven, (c) betrokkenheid leraren, (d) kwaliteitsborging, (e) auteursrecht en (f) financiële aspecten.

a) Invulling van de regierol

Wikiwijs moet zo spoedig mogelijk een voorziening van het onderwijsveld – en in het bijzonder docenten – zélf worden. Daarom beginnen we ook al in de beginfase bij instellingen die dichtbij het veld opereren. Het voeren van de regie op het ontwikkelen van Wikiwijs past goed binnen de missie van en de subsidierelatie met Kennisnet en de Open Universiteit. Zij beschikken over een uitgebreide expertise en ervaring en zijn betrokken bij veel van de lopende initiatieven. Kennisnet is het expertisecentrum voor ict en onderwijs, levert een veelheid aan diensten, houdt zich bezig met de professionalisering van docenten en managers, stimuleert innovatie in het onderwijs en heeft zich o.a. bewezen op het gebied van standaardisatie. Met name diensten als Edurep (een centrale voorziening die het mogelijk maakt om in diverse collecties te zoeken), ENTREE (autorisatie en authenticatie-dienst) en het samen met SURFnet ontwikkelde videoplatform zijn van grote waarde om de verdere ontwikkeling van digitaal leermateriaal te stimuleren. Ook de bestaande communities in het onderwijs zijn voor het project Wikiwijs zeer relevant. De Open Universiteit heeft veel ervaring met ontwikkelen en gebruiken van digitale, multimediale leermiddelen en met professionalisering van leraren op dit gebied. Daarnaast behoort de Open Universiteit nationaal en internationaal tot de frontrunners op het gebied van Open Educational Resources(OER), zichtbaar in bijvoorbeeld: het project OpenER (vanaf 2006) met als resultaat een 25-tal online vrij beschikbare zelfstudiecursussen, de start van de «Spinozareeks» (eind 2008) met daarin OER-cursussen van eminente Nederlandse onderzoekers (winnaars van de prestigieuze Spinozapremie van NWO), een OER-initiatief voor het HBO (met Informatica als eerste uitwerking), diverse OER-onderzoeksprojecten, en het voorzitterschap van een tweetal internationale OER Taskforces (Europees en Global1 ).

Daarmee zijn deze organisaties vooral complementair en daarmee zeer geschikt voor het voeren van de regie om Wikiwijs te laten ontstaan.

b) Aansluiting bij bestaande initiatieven

Het is van groot belang dat Kennisnet en de OU bij het ontwikkelen van Wikiwijs samenwerking zoeken met onderwijsondersteunende organisaties die specifieke expertise hebben over open gedigitaliseerd leermateriaal en een belangrijke rol vervullen op het gebied van leerplanontwikkeling, kwaliteitsborging van leermateriaal en de hierbij benodigde ondersteuning en training van docenten.

Dan gaat het met name om organisaties zoals SLO, CITO, LPC, schoolbegeleidingsdiensten, lerarenopleidingen en SURF. De SLO kan inhoudelijke leerplankaders aanreiken vanuit haar expertise op het gebied van curriculumontwikkeling en professionalisering van docenten rond dat thema. Daarnaast is haar inbreng van groot belang bij het realiseren van een kwaliteitszorgsysteem. Het CITO kan toetsinstrumenten inbrengen om het werken met gedigitaliseerd leermateriaal te ondersteunen. Daarnaast heeft het CITO expertise rond professionalisering van docenten in dat verband. De LPC en de schoolbegeleidingsdiensten hebben in velerlei opzichten sinds oudsher een verbinding met scholen om te ondersteunen bij professionalisering in brede zin (pedagogisch, algemeen didactisch, digitale didactiek, inhoudelijk, organisatorisch). SURF ondersteunt met name het hoger onderwijs met onder meer het toegankelijk maken van gedigitaliseerd leermateriaal. De lerarenopleidingen tot slot hebben een rol omdat het van groot belang is dat studenten als leraren-in-opleiding direct leren met digitale leermiddelen te werken én al een bijdrage kunnen leveren aan het ontwikkelen van materiaal.

De precieze rolverdeling en inzet van de genoemde organisaties zal door de regievoerders de komende maanden geconcretiseerd worden. Uitgangspunt hierbij is dat alle randvoorwaarden die benodigd zijn om Wikiwijs te kunnen realiseren, adequaat ingevuld worden. Het gaat dan om de randvoorwaarden om zoeken en vinden, kwaliteitsborging en ondersteuning bij het maken van leerarrangementen, mogelijk te maken.

Een andere verantwoordelijkheid voor Kennisnet en de OU is de verschillende sectorale initiatieven maximaal te stimuleren en faciliteren. De actoren die op dit moment binnen het onderwijs een belangrijke coördinerende rol vervullen – o.a. bij het mogelijk maken van het zoeken en vinden van materiaal – zullen nauw betrokken moeten worden bij de verdere ontwikkeling van Wikiwijs. Hier zullen Kennisnet en de OU nadere afspraken over maken met de sectorale initiatieven. Dat is bijvoorbeeld binnen de VO-sector het Innovatieplatform VO, binnen de MBO-sector zijn dat de MBO-Raad met de bedrijfstakgroepen en in het Hoger Onderwijs is dat SURF. Het is naar onze mening wel van belang om, zoals ook de Onderwijsraad in haar rapport van september 2008 heeft bepleit, een centrale (sectoroverstijgende) regiefunctie in te richten, in het bijzonder om het kunnen vinden en benutten van materiaal gemakkelijker te maken.

Het is in het bijzonder van belang om zoveel mogelijk materiaal te ontsluiten, zowel onbetaald als betaald. Daartoe zullen Kennisnet en de OU ook partijen die momenteel al veel digitale leermiddelen aanbieden, maar dan tegen betaling, zoals de educatieve uitgeverijen, betrekken. Daarbij gaat het om het leggen van koppelingen tussen deze bronnen: docenten kunnen het open materiaal – dat zij al dan niet zelf doorontwikkeld hebben – combineren met materiaal van bijvoorbeeld de educatieve uitgeverijen en daarmee het leermateriaal zo goed mogelijk laten aansluiten op hun eigen lespraktijk.

Omdat Kennisnet en de OU bij veel van de bestaande initiatieven betrokken zijn, bevorderen we een maximale aansluiting bij deze initiatieven en voorkomen we dubbel werk. Scholen, docenten, ondersteunende organisaties en sectorale initiatieven moeten van het begin af aan betrokken zijn bij de ontwikkeling van Wikiwijs, bijvoorbeeld door middel van een programmaraad.

c) Betrokkenheid van leraren

Een van de noodzakelijke randvoorwaarden voor het slagen van Wikiwijs is het faciliteren en ondersteunen van docenten, schoolleiding én schoolorganisatie bij het ontwikkelen en gebruiken van open leermiddelen. De «digital natives» onder de leraren1 maken al veel gebruik van open digitaal leermateriaal, zij het dat ze op veel verschillende plekken naar geschikt materiaal moeten zoeken. Andere leraren moeten de tijd krijgen om zich de technieken van het«arrangeren» eigen te maken. Er zal aandacht moeten zijn voor werkplekgerichte ondersteuning en voor cursussen voor leraren om zich de benodigde vaardigheden aan te leren.

Het zelf (door)ontwikkelen van digitale leermiddelen vraagt een specifieke vaardigheid die niet alle leraren bezitten of zich eigen willen maken. De verwachting is dat een kleine groep leraren zelf aan de slag gaat om origineel materiaal te ontwikkelen of dat van collega’s door te ontwikkelen. Voor een veel grotere groep van docenten zal Wikiwijs vooral een faciliteit zijn waarvan ze gebruik maken, zonder dat ze zelf actief materiaal (door)ontwikkelen.

Een belangrijke randvoorwaarde om Wikiwijs tot een succes te maken is dat er voldoende structuur in het aanbod is. Leraren moeten in een oogopslag kunnen zien voor welke context (vakgebied, eindterm/examenprogramma/kwalificatie, leerjaar, niveau, vereiste voorkennis e.d.) een bepaald leermateriaal geschikt is. Net zoals een lesmethode structuur en houvast biedt, zal ook het materiaal van Wikiwijs herkenbaar moeten aansluiten bij eindtermen, kerndoelen en (doorlopende) leerlijnen. Dit is een essentiële voorwaarde voor docenten om met succes gebruik te maken van Wikiwijs. Ondersteunende instellingen als SLO, CITO en LPC met al hun expertise op dit gebied zullen dan ook bij de ontwikkeling van Wikiwijs betrokken moeten blijven. Met sectorale initiatieven die voornemens zijn delen van de hier genoemde ambitie te realiseren zal nadere afstemming plaatsvinden.

d) Kwaliteitsborging

De kwaliteit van het materiaal cruciaal. Er zal dus moeten worden beoordeeld op tenminste «voldoende kwaliteit», ook al blijven doorontwikkeling en kwaliteitsverbetering altijd mogelijk. Hoe kwaliteit van open leermiddelen het best kan worden gewaarborgd, zal bij de verdere uitwerking alle aandacht moeten krijgen. Deels zal in lijn met de uitgangspunten van Wikipedia de «wisdom of crowds» hier een bijdrage aan leveren. Daarnaast zal ook bezien worden welke andere mechanismen van kwaliteitsborging gewenst en geschikt zijn. Er kan bijvoorbeeld aangesloten worden bij reeds bestaande initiatieven die kwaliteit bevorderen, zoals via de vakverenigingen.

Digitaal leermateriaal kan vele vormen hebben; naast de meer tekstuele variant (open tekstboeken), zijn juist digitale varianten als animaties, simulaties en serious games krachtige leermiddelen mits goed ingepast in een leertraject. Effectief leren zal naar verwachting het best zijn gediend met een multimediale aanpak. Overigens zullen niet al deze vormen (direct) in het kader van Wikiwijs kunnen worden (door)ontwikkeld. Bovendien is het van belang hier nog eens te onderstrepen dat met het open beschikbaar maken van leermiddelen nog geen onderwijs wordt aangeboden. Daarvoor is een onderwijsleerproces nodig waar de docent een centrale rol in speelt.

e) Auteursrecht

Zoals gezegd, het belangrijkste doel van Wikiwijs is het vrij ontwikkelen en delen van digitaal leermateriaal. Binnen zo’n context past niet het klassieke begrip van bescherming van auteursrechten «verveelvoudiging verboden». Integendeel, het gaat er juist om dat zoveel mogelijk leraren zoveel mogelijk «verveelvoudigen». Daarom zal worden gewerkt met de op internet gebruikelijke Creative Commons licenties1. Ter toelichting het volgende.

Het auteursrecht is, zoals bekend, het exclusieve recht van de maker van een werk om dat werk te verveelvoudigen en te openbaren. Een ieder die zonder rechten beschermde werken verveelvoudigt of openbaar maakt, pleegt een onrechtmatige daad en in bepaalde gevallen ook een strafbaar feit. Auteursrechten kunnen worden afgekocht of onder licentie beschikbaar gesteld. De optie van de licentie past het best in een context van open leermiddelen.

Een licentieovereenkomst is een verbintenis tussen de rechthebbende van de auteursrechten op het werk, de licentiegever, en de licentienemer, waarbij – kort gezegd – wordt overeengekomen dat de licentienemer bepaalde auteursrechten mag uitoefenen. De eigenlijke rechten blijven bij een licentie aan de licentiegever voorbehouden. Voor het gebruik van werken op Wikiwijs kunnen de (op internet gangbare) Creative Commons-licenties worden gebruikt. Hiermee geven auteurs anderen de mogelijkheid tot hergebruik en tot het aanbrengen van wijzigingen mits, afhankelijk van de licentie, aan naamsvermelding wordt gedaan en het veranderde product wordt teruggegeven aan de community onder dezelfde licentie (of een opener variant ervan). Onlangs hebben SURF en Creative Commons Nederland2 nog de aanbeveling gedaan om de meest open licentie te gebruiken en daarbij commercieel gebruik van open leermiddelen toe te staan. Bij de verdere uitwerking van Wikiwijs zal worden bepaald met welke licenties precies gewerkt gaat worden.

f) Financiële aspecten

Zoals hiervoor aangegeven, zien wij de ontwikkeling, exploitatie en gebruik van Wikiwijs als een taak van het onderwijs, daarbij ondersteund door Kennisnet en de Open Universiteit. Bij de realisatie van Wikiwijs kan gebruik worden gemaakt van eerder voor het onderwijs ontwikkelde diensten en infrastructuur, zoals ENTREE, EDUrep, het Videoplatform en het project Beelden voor de Toekomst. De eerste drie diensten zijn door Kennisnet, deels in samenwerking met SURFnet, gerealiseerd met subsidie van de overheid en zullen dan ook zonder aanvullende financiering ter beschikking worden gesteld.

Op de weg naar het eindperspectief zullen er beperkte aanloop- en wellicht transitiekosten zijn die niet uit de lopende begrotingen en de huidige subsidieverstrekking kunnen worden gedekt. Hiervoor is incidenteel geherprioriteerd binnen de onderwijsbegroting.

4. Beleidsmatige samenhang

De ontwikkeling van open leermiddelen via Wikiwijs en het voeren van de regie op de daarvoor noodzakelijke randvoorwaarden, staat niet op zichzelf. In twee richtingen zijn er ontwikkelingen gaande die, mits de samenhang aandacht krijgt, elkaar kunnen versterken en met behulp vanWikiwijs aan kracht winnen. Uitgangspunt hierbij is dat dubbel werk voorkomen wordt. Om de kansen van open gedigitaliseerd leermateriaal volledig te benutten vinden we het van groot belang dat met de regie op Wikiwijs de bestaande ontwikkelingen gefaciliteerd en verbonden worden.

Ontwikkelingen in het onderwijsveld

Om te beginnen is een deel van het onderwijsveld zelf al actief. Onderwijsinstellingen en ook individuele leraren hebben het initiatief genomen om digitale leermiddelen te ontwikkelen en te gebruiken in heel verschillende contexten. Kennisnet ondersteunt dit op verschillende manieren voor po, vo en mbo. Zo zijn er communities, wordt er veel voorlichting gegeven, zijn er diverse tools beschikbaar en wordt expertise ingezet in de verschillende trajecten. De Stichting SURF doet dit voor het ho met onder meer een digitaal platform LOREnet, waarbinnen al veel onderwijsmateriaal beschikbaar is. Een andere toepassing is de HBO-kennisbank, die aansluit bij onderwijs en onderzoek in hbo en bedrijfsleven. En er is SURFmedia waarmee studenten en docenten videomateriaal voor elkaar beschikbaar stellen. SLO werkt via het leermiddelenplein aan het ontsluiten van de (digitale) leermiddelen die in het kader van leerplanvernieuwingsprojecten ontwikkeld zijn. Een project van buiten het onderwijs, maar wel werkend voor het onderwijs is Beelden voor de Toekomst. In het project worden digitale collecties van erfgoedinstellingen ontsloten en in onderwijskundige context aangeboden.

De situatie verschilt sterk van sector tot sector. De ontwikkelingen in het hoger onderwijs zijn het verst gevorderd, zowel in de infrastructuur (zoals hiervoor aangegeven) als in de content. Het primair onderwijs verkeert nog in een beginstadium met projecten als Digitale Topschool/Beterweters, Digischool en, uiteraard naast Kennisnet, een platform als Samenzoeken(APS). In het VO is er het initiatief van de Landelijke Open Leermaterialenbank waarmee onder andere wordt voortgebouwd op ervaringen van het OVC, Digilessen VO en de Digischool. In het mbo vindt ontwikkeling van digitale leermiddelen op ruimere schaal plaats, vooral op sectorniveau. Voorbeelden daarvan zijn de Stichting Praktijkleren (sector economie), de Stichting Mobiliteitsleren (sector mobiliteit) en Consortium Beroepsonderwijs (sectoren zorg en techniek).

Ook zijn er school- en sectoroverstijgende initiatieven die een rol spelen bij het gaan werken met digitale open leermiddelen en oriënteren lerarenopleidingen zich op het gebruik van digitale leermiddelen.

Binnen het groene onderwijs is vanwege de kleinschaligheid, een speciale voorziening voor de ontwikkeling en inkoop van groene content: het Ontwikkelcentrum. Met de Educatieve Content Catalogus (ECC) worden groene leermiddelen door middel van ICT op maat ontsloten voor docenten en leerlingen/studenten van het groene onderwijs, met name voor het (V)MBO. In 2006 is de ECC gestart met 16 000 leerobjecten (22 000 in 2008). Scholen kunnen gebruik maken van de ECC ongeacht hun onderwijskundige concept (al dan niet competentiegericht, individueel of klassikaal). Inmiddels hebben 50 000 van de 60 000 leerlingen/studenten via de school een abonnement op de ECC.

Landelijke beleidsontwikkelingen

Daarnaast is er landelijk beleid gericht op professionalisering van leraren en op versterken van onderwijskwaliteit waar Wikiwijs een belangrijke bijdrage aan kan leveren. Wikiwijs is een eigentijds middel om de professionalisering van leraren te bevorderen, juist op het gebied van de inhoud van het onderwijs. Leraren kunnen er hun vak mee bijhouden, naar verschillende manieren zoeken om hun onderwijs vorm te geven en de voorlopers hebben een podium om hun nieuwe ideeën te laten zien en aan het oordeel van hun collega’s te onderwerpen.

Het is ook een belangrijke ontwikkeling voor de lerarenopleidingen. Momenteel loopt een OESO-project ICT in Initial Teacher Training1 om in vergelijkende zin te onderzoeken wat momenteel aan leraren in opleiding wordt aangeboden. Ook Nederland (via Kennisnet) doet hieraan mee om zelf aan de kennisbasis bij te dragen én om ook van andere landen te kunnen leren.

Voor het voortgezet onderwijs geldt dat hier een sterke relatie met het beleid gratis schoolboeken is, waardoor scholen over een budget beschikken voor lesmateriaal. Voor het primair onderwijs is dit al langer het geval. De school kan zelf kiezen op welke manier zij lesmateriaal aanschaft en kan dus bijvoorbeeld besluiten om leraren te faciliteren om aan (door)ontwikkelen te doen.

Het beschikbaar krijgen van open leermiddelen kan ook helpen bij het bereiken van onze gezamenlijke ambitie om de kwaliteit van het onderwijs, in het bijzonder de basisvakken rekenen/wiskunde en Nederlandse taal voor de hele leerloopbaan te bevorderen. Daarvoor is het ook van belang om «het onderwijsveld» school- en sectoroverstijgend te betrekken bij dit internetplatform, inclusief de kwaliteitsborging van alle materiaal.

5. Concrete stappen deze kabinetsperiode

De eerste stap is nu om te komen tot een meerjarig programmaplan voor Wikiwijs. We zullen Kennisnet en de Open Universiteit subsidiëren om dit in overleg met OCW op te stellen. Daarbij vragen we om alle relevante expertise die in en rond het onderwijs is opgedaan, te benutten en om zo veel mogelijk aan te sluiten bij bestaande initiatieven. Het programmaplan zal een voorstel bevatten hoe het onderwijsveld betrokken wordt. We verwachten dat dit programmaplan rond de zomer van 2009 kan worden opgeleverd.

Bij de start zullen er al heel wat digitale leermiddelen beschikbaar zijn, waarvan naar verwachting een deel met een openkarakter. Dat zal niet direct over de hele linie met alle vakken voor alle sectoren het geval zijn. Bezien zal worden welke trajecten het meest kansrijk zijn en waar in het onderwijsveld de behoefte het grootst is. Kennisnet en Open Universiteit zullen bij hun verdere uitwerking van Wikiwijs aangeven wat een haalbare planning en een realistische startdatum zijn. Zij zullen bij deze keuze de mening van docenten – bijvoorbeeld bij monde van de vakverenigingen – betrekken.

Globaal gezien is de planning dat nog dit jaar Wikiwijsin een zogeheten bètafase gelanceerd zal worden. Bij het begin van het schooljaar 2010/2011 zal Wikiwijs worden omgezet van de bètafase naar de productieomgeving.

Regelmatig zal onderzocht worden of de beoogde doelen van Wikiwijs gerealiseerd worden en of in voldoende mate is voldaan aan de noodzakelijke randvoorwaarden. Wij zullen u informeren over de voortgang.

Wikiwijs zal zich naar onze verwachting bewijzen als een belangrijk onderdeel in de beweging naar open digitaal lesmateriaal. Een beweging die van groot belang is, omdat het docenten meer invloed geeft op de kwaliteit van het lesmateriaal en leerlingen meer mogelijkheden voor maatwerk biedt. Wij geven met wikiwijs graag deze extra impuls aan de ontwikkeling van het onderwijs.

Wij zullen u regelmatig informeren over de voortgang.

Mede namens de staatssecretarissen J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart en S. A. M. Dijksma,

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R. H. A. Plasterk


XNoot
1

Kabinetsreactie op advies Onderwijsraad Onderwijs en Open Leermiddelen van 3 december 2009 met kenmerk Kennis/84255. Tweede Kamerstuk 31 700 VIII, nr. 76.

XNoot
2

Advies Onderwijs en Open Leermiddelen, uitgebracht aan de Tweede kamer der Staten-Generaal, september 2008, www.onderwijsraad.nl.

XNoot
1

Giving Knowledge for free: The Emergence of Open Educational Resources, OECD 2007.

XNoot
2

www.leermiddelenmonitor.nl

XNoot
3

Vier in Balans Monitor 2008, stand van zaken over ict in het onderwijs, www.kennisnet.nl

XNoot
1

De Volkskrant, bijlage Digitaal van 7 maart 2009.

XNoot
2

Andere landelijke voorbeelden zijn o.a.: Stichting DigilessenVO.nl, Leermiddelendatabase Digischool, Onderwijsvernieuwingscoöperatie, Open Methodes van het Ruud de Moor Centrum en Het Ontwikkelcentrum.

XNoot
1

Zie de Leermiddelenmonitor 2007 van SLO.

XNoot
2

www.wikiwijsinhetonderwijs.nl, waar op een wikipedia-wijze input is gevraagd aan betrokkenen in het onderwijsveld op het idee van Wikiwijs in het Onderwijs.

XNoot
1

A Golden Combi?! Open Educational Resources & Open, Flexible and Distance Learning, Final Report ICDE Task Force on OER, 2009.

XNoot
1

De Volkskrant, bijlage Digitaal van 7 maart 2009.

XNoot
1

Zie ook www.creativecommons.nl

XNoot
2

Hergebruik van materiaal in onderwijs- en onderzoekomgevingen.

XNoot
1

Zie ook www.oecd.org

Naar boven