nr. 153
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 april 2009
Najaar 2008 verschenen in de media berichten over het vertrek van basisschoolleerlingen
van Egyptische afkomst van Amsterdamse basisscholen. Zij zouden Amsterdam
verlaten om het basisonderwijs in Egypte voort te zetten onder de hoede van
familieleden aldaar. Deze signalen heb ik ook via de inspectie van het onderwijs
doorgekregen.
Naar aanleiding van deze berichten heb ik de inspectie verzocht nader
onderzoek te doen naar deze situatie. Ik vind het belangrijk te weten of sprake
is van niet-naleving van de leerplichtwet en wat de redenen zijn voor het
vertrek.
Ik stel het op prijs de Kamer te informeren over de inspectiebevindingen
en de acties die worden ondernomen deze jonge kinderen te behouden voor het
basisonderwijs.
In het schooljaar 2007–2008 heeft een groot aantal ouders vrijstelling
gekregen voor de inschrijving van hun kind op een Nederlandse basisschool.
Zij hebben aangetoond dat hun kind ingeschreven staat op een school in Egypte
en daar het onderwijs volgt. Deze vrijstelling is afgegeven conform artikel
5, lid c van de Wet op de Leerplicht. De naleving van de leerplichtwet is
met deze vrijstelling niet in het geding.
Het verschijnsel van het vertrek van jonge leerlingen naar Egypte van
wie de ouders in Nederland blijven, lijkt zich voornamelijk in Amsterdam voor
te doen.
Gaat het in de hoofdstad om 301 leerlingen, in Rotterdam en Den Haag betreft
het een zeer beperkt aantal.
De inspectie is bij de directies van de scholen nagegaan wat de redenen
zijn voor het vertrek. Het blijkt dat ouders van mening zijn dat de kwaliteit
van het onderwijs in Egypte beter is dan in Nederland. Een aantal vindt dat
de cultuur en het onderwijsaanbod in Egypte beter aansluit bij de door hen
gewenste cultuur.
In het verleden heeft zich een aantal incidenten voorgedaan tussen groepen
leerlingen en dat heeft sommige ouders doen besluiten hun kind niet in eenzelfde
klas te laten met kinderen van een andere etnische afkomst. Tenslotte heeft
het vertrek voor een aantal ouders te maken met persoonlijke omstandigheden
zoals bijvoorbeeld echtscheiding of ziekte.
Ik stel vast dat de regelgeving wordt nageleefd maar dat het maatschappelijk
ongewenst is dat de Egyptische leerlingen het basisonderwijs elders volgen,
zonder goed Nederlands te spreken en vervolgens aansluitingsproblemen ondervinden
wanneer zij op latere leeftijd terugkeren naar Nederland.
Ik heb met de gemeente Amsterdam afgesproken dat men de voorlichtings-
en communicatiemogelijkheden benut voor het bereiken van de Egyptische ouders.
De gemeente is van plan met hen te spreken over de meerwaarde en het maatschappelijke
belang van het volgen van het basisonderwijs in Nederland.
Ik neem aan u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
S. A. M. Dijksma