nr. 118
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 december 2008
Bij de Voorjaarsnota 2008 is een amendement ingediend, waarmee € 50
miljoen extra beschikbaar is gekomen als eenmalige impuls voor het wegwerken
van de restauratieachterstanden in de monumentenzorg (31 474 VIII, nr.
8). In dit amendement worden 23 monumenten genoemd, waaraan de extra middelen
moeten worden besteed.1
De indieners van de motie hebben aangegeven dat één object,
de St. Jan in Den Bosch, aan deze lijst toegevoegd hoort te worden. Voor de
subsiëring van die 24 rijksmonumenten is in totaal ruim € 98
miljoen rijkssubsidie nodig. Een beperkt deel van dit bedrag, namelijk € 2,5
miljoen, kan worden toegekend via de Regeling rijkssubsidiëring wegwerken
restauratieachterstand (Rrwr2008).
Met het bedrag van € 50 miljoen kan ik van de lijst van 23 (nu
24) er 17 (inclusief de St. Jan) volledig gesubsidieerd uit laten voeren.
Hiervoor moet € 29 miljoen worden ingezet. Daarna resteert voor
de 7 overige monumenten éénmalig een bedrag van € 3
miljoen per object. Dit lijkt voor 5 van de 7 grotere restauraties een redelijke
oplossing teneinde een fase van de restauratie uit te laten voeren, maar biedt
vermoedelijk onvoldoende mogelijkheden om de problemen van de Kathedrale Basiliek
St. Bavo te Haarlem en de Eusebiuskerk te Arnhem op te lossen.
Als gevolg van de relatie met de Rrwr2008 en de benodigde tijd voor het
opstellen en bekrachtigen van een regeling voor deze extra middelen van € 50
miljoen, kunnen pas na 1 juni 2009 de beschikkingen worden verstuurd.
De eigenaren worden binnenkort geïnformeerd zodat zij zekerheid hebben
over de (gedeeltelijke) subsidiëring van de restauratie.
Op basis van het bericht aan de eigenaren kunnen ze, vooruitlopend op
de beschikking, met de restauratie starten indien de monumentenvergunning
is verleend en de subsidiabele kosten door de rijksdienst zijn vastgesteld.
Daarbij staat het de eigenaren vrij gebruik te maken van voorfinanciering
door provincie of gemeente.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
R. H. A. Plasterk