31 700 VIII
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2009

nr. 116
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 december 2008

Conform mijn toezegging tijdens het wetgevingsoverleg over de begroting van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, onderdeel hoger onderwijs en onderzoek, informeer u hierbij over mijn voornemens met het oog op de toekomstige positie van het onderwijsrecht in de academische opleiding. Ik maak daarbij een onderscheid tussen de korte en de wat langere termijn.

Voor de korte termijn zal ik met ingang van 1 januari 2009 gedurende 3 jaar uit mijn begroting jaarlijks in totaal een bedrag van € 150 000 beschikbaar stellen aan de drie instandhouders van de bijzondere leerstoelen aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, de Vrije Universiteit, de Universiteit van Tilburg en de Radboud Universiteit. Ik heb de instandhouders gevraagd daarvoor bij mij een gezamenlijk plan in te dienen waaruit ook duidelijk wordt wat zij zelf bereid en in staat zijn te investeren. Uit de reactie die namens de instandhouders naar aanleiding van dit voornemen is uitgesproken, leid ik af dat zij hiermee voldoende ruimte krijgen voor een doorstart respectievelijk een versterking van de positie van de bestaande bijzondere leerstoelen. Ter informatie wijs ik er nog op dat de omvang daarvan begin dit jaar in totaal 0,6 FTE bedroeg.

Om de positie van het onderwijsrecht ook voor de langere termijn veilig te stellen zal ik het komend jaar benutten om de ontwikkeling van een sectorplan te stimuleren. Dat plan is bedoeld om de potentie van het vakgebied zorgvuldig in kaart te brengen. Ik acht het goed denkbaar dat het vakgebied daarbij wordt verbreed tot de bestuurlijke context waarin het onderwijs functioneert. Ik zal ervoor zorgen dat de instandhouders van de bijzondere leerstoelen in enigerlei vorm betrokken worden bij deze activiteiten. Als het sectorplan gereed is, zal ik aan de hand van de inhoud daarvan bezien of en zo ja, in welke vorm voor het realiseren daarvan structurele ondersteuning vanuit mijn begroting noodzakelijk is.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R. H. A. Plasterk

Naar boven