nr. 79
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 april 2009
In vervolg op mijn brief van 20 februari 2009 (31 700 VII, nr.
71) heeft u bij brief van 30 maart jl. (31 700-VII-7I/2009D15288)
verzocht om een voortgangsbrief over de stand van zaken te zenden teneinde
op basis van deze brieven met mij in overleg te treden. Bij dezen voldoe ik
aan uw verzoek.
In mijn vorige brief ben ik ingegaan op het huidige systeem van regelgeving,
hoe dit in de praktijk werkt en welke acties er in dit verband zijn gestart.
Hieronder meld ik u de stand van zaken over de in gang gezette acties.
De inventarisatie van de commissarissen der Koningin waarin zij voor elke
provincie in kaart hebben gebracht welke problemen zich voordoen, is mij op
2 april jl. toegezonden. De commissarissen der Koningin geven zelf aan
dat de inventarisatie geen volledig beeld geeft van de problematiek rond het
woonplaatsvereiste. Het overzicht ziet namelijk vooral op de burgemeesters
die op dit moment te maken hebben met dubbele woonlasten. Zij komen desalniettemin
tot de volgende conclusies:
a. Een substantieel deel van de burgemeesters die in de afgelopen jaren
zijn benoemd, heeft een huisvestingsprobleem.
b. Het merendeel van de problemen doet zich voor in kleine en middelgrote
gemeenten;
c. Diverse knelpunten dateren van vóór de financiële
crisis, gelet op het aantal maanden dat sinds de benoemingen is verlopen;
d. De problemen zijn regionaal verschillend: de knelpunten doen zich vooral
voor in Gelderland, Noord-Brabant en Limburg. Friesland, Groningen, Flevoland
en Zeeland hebben op dit moment geen knelpunten en in de andere provincies
zijn die beperkt.
Uit de inventarisatie blijkt dat slechts vier van de zevenendertig gemeenten
een vergoeding verstrekken (bij drie «niet bekend»). Dertig gemeenten
geven aan geen vergoeding te geven. Ik concludeer daaruit dat de gemeenten
in dit verband erg terughoudend zijn met tegemoetkomingen.
Intussen heb ik de rechtspositie van de burgemeesters doorgelicht op huisvestingsvoorzieningen.
Die doorlichting was voor mij aanleiding om met een voorstel voor een nieuwe
opzet ervan te komen. Ik heb op 20 april 2009 met de commissarissen der
Koningin gesproken over zowel de inventarisatie als over die nieuwe opzet.
Deze nieuwe opzet staat tevens op de agenda van het bestuurlijk overleg dat
ik op 26 mei 2009 zal voeren met de vakbonden van de burgemeesters. Zoals
gesteld in mijn brief van 20 februari jl. kan een eventuele aanpassing
van het Rechtspositiebesluit alleen in overleg met hen tot stand komen. Na
dit overleg zal ik u zo spoedig mogelijk nader informeren over de beoogde
nieuwe regeling.
Verder is er ook goede voortgang geboekt met de totstandkoming van de
in mijn vorige brief genoemde praktische handreiking die het Nederlands Genootschap
Burgemeesters wil aanbieden aan burgemeesters en gemeenten. Deze handreiking
wil, in afwachting van de nieuwe opzet, uitleg geven over de huidige regelgeving.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
G. ter Horst