nr. 6
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 oktober 2008
Naar aanleiding van uw brief van 30 september (2008ZO2080/2008D07514),
waarin u uw zorgen uit over de positie van de Vakvereniging brandweer Vrijwilligers
(VBV), mij vraagt om informatie over de stand van zaken bij de uitbetaling
van de éénmalige subsidie en om een reactie vraagt op het verwijt,
zoals verwoord in de brief die de vakvereniging op 19 augustus aan mij
heeft gezonden, dat sprake zou zijn van tegenwerking, bericht ik u het volgende.
Conform mijn eerdere toezeggingen aan de Tweede Kamer is aan de vakvereniging
een éénmalige startsubsidie toegekend van € 200 000.
Op 9 juli 2008 is daartoe een voorschot verstrekt van 80% van
het te subsidiëren bedrag. Er is derhalve een bedrag van € 160 000
overgemaakt op de bankrekening van de vakvereniging. Regel is dat conform
het begrotingsvoorschrift van het ministerie van Financiën een voorschot
wordt verstrekt tot maximaal 80% van de verleende subsidie. Bij de
vaststelling van de subsidie vindt afrekening plaats van de resterende € 40 000.
Daarnaast is door vertegenwoordigers van mijn ministerie een regulier
overleg met het bestuur van de vereniging gestart, is de vakvereniging betrokken
bij landelijke beleidsontwikkelingen als het besluit veiligheidsregio’s
en het besluit kwaliteit personeel veiligheidsregio’s en heb ik door
middel van een brief de vakvereniging onder de aandacht gebracht van bestuurders
en het brandweerveld.
Al deze activiteiten waren erop gericht de VBV te helpen bij de opstart
van haar activiteiten. Daarbij ging en ga ik ervan uit dat de VBV zelf ook
inspanningen heeft verricht en blijft verrichten die er op gericht zijn zelf
draagvlak te krijgen voor haar activiteiten in het bestuurlijke en het brandweerveld.
Het is namelijk, mede gelet op de verantwoordelijkheid van andere partijen
in het bestuurlijke en brandweerveld, niet verdedigbaar en verantwoord als
een organisatie als de vakvereniging uitsluitend steunt op bijstand van de
rijksoverheid.
Bijgaand treft u een afschrift van de brief die ik op 6 oktober 2008
aan het bestuur van de vakvereniging heb verzonden1.
In deze brief wordt ingegaan op de door de vakvereniging naar voren gebrachte
aandachtspunten en worden aan de vakverenging suggesties voor het verkrijgen
van meer draagvlak in het bestuurlijke en brandweerveld gedaan.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
G. ter Horst