31 700 VI
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie (VI) voor het jaar 2009

nr. 90
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 december 2008

1. Inleiding

Tijdens de begrotingsbehanding van Justitie is door de leden Pechtold (D66) en Teeven (VVD) een motie ingediend die is aangenomen door uw Kamer. In de motie wordt verzocht «bij het tegengaan van tekorten in de «togaberoepen» geen nadere concessies te doen aan het opleidingsniveau» (Tweede Kamer 2008–2009, 31 700 VI, nr. 63). Bij de begrotingsbehandeling heb ik reeds aangegeven dat ik de motie overbodig acht. De toegang tot de juridische beroepen is immers goed geregeld in weten regelgeving. Recent is wel onder voorwaarden de toegang tot de juridische beroepen mogelijk gemaakt voor juristen die vanuit het hbo zijn doorgestroomd naar de universiteit. Deze juristen krijgen, op voorwaarde dat zij een intensief schakeljaar hebben gevolgd voorafgaand aan het behalen van een universitaire master recht, toegang tot deze beroepen. Zij hebben daarmee een universitaire opleiding afgerond en zijn derhalve geen hbo-jurist meer. Er worden derhalve geen concessies gedaan aan het vereiste opleidingsniveau.

2. Huidige wettelijke vereisten aangaande het vereiste opleidingsniveau

Afgelopen 1 sepember is de algemene maatregel van bestuur Gelijkstelling Bachelor hbo-rechten voor de toegang tot gereglementeerde juridische beroepen (Staatsblad 2008, 383) in werking getreden. Met de inwerkingtreding van deze algemene maatregel van bestuur (verder amb) zijn de volgende hoofdlijnen vastgelegd voor toegang tot de juridische (toga)beroepen:

voor wat betreft de graden is vereist:

– dat op grond van het met goed gevolg afsluiten van een wetenschappelijke opleiding (verder wo) op het gebied van het recht de graden van bachelor en master zijn verkregen; of

– dat op grond van het met goed gevolg afsluiten van een wetenschappelijke opleiding op het gebied van het recht het recht om de titel meester te voeren is verkregen; of

– dat op grond van het met goed gevolg afleggen van een afsluitend examen van de opleiding hbo-rechten aan een hogeschool de graad hbo-bachelor is verkregen, dat tevens met goed gevolg de tentamens van de tot een schakelprogramma behorende onderwijseenheden zijn afgelegd en dat vervolgens op grond van een met goed gevolg afgesloten wetenschappelijke opleiding op het gebied van het recht de graad van master is verkregen.

De eerdergenoemde amvb vormt de grondslag voor de voorwaardelijke gelijkstelling1 van deze specifieke hbo-bachelor graad aan de graad wo-bachelor in het recht. Verder is en blijft vereist dat naast de hbo-bachelor de in het wetenschap-pelijk onderwijs verkregen graad van master in het recht (wo-master recht) is verkregen.

voor wat betreft de nadere beroepsvereisten:

In de nadere beroepsvereisten is vastgelegd ten aanzien van welke vakken of rechtsgebieden vereist is dat grondige kennis is verkregen.

De graden-eis en daarnaast de nadere beroepsvereisten hebben tot doel om de kwaliteit van de togaberoepen te waarborgen.

3. Korte terugblik

Voor de volledigheid geef ik een korte terugblik op de totstandkoming van de amvb. In de kabinetsreactie naar aanleiding van het advies van de commissie-Hoekstra (Tweede Kamer, 2005–2006, 30 300 VI, nr. 175) is het advies van de commissie overgenomen en is gesteld dat de in het hoger onderwijs verkregen bachelor graad in het kader van de hbo-rechten opleiding, op grond van de amvb niet van een gelijkwaardig niveau en grondigheid wordt geacht als de kennis die wordt verkregen met de wo-bachelor recht. Alleen de combinatie van de bachelor in het kader van de opleiding hbo-rechten, aangevuld met een zogeheten «schakelprogramma» en daarbij de graad van wo-master recht wordt gelijkwaardig geacht aan de combinatie van wo-bachelor recht en wo-master recht. Het «schakelprogramma» strekt er expliciet toe om het kennisverschil tussen de hbo-bacheloropleiding en de wo-bacheloropleiding te overbruggen.

De minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin


XNoot
1

Voorwaarde voor gelijkstelling van andere graden met de graad wo-bachelor recht is derhalve geweest dat een zodanige kennis van het recht is verkregen dat de kwaliteit van de juridische beroepsbeoefening gewaarborgd blijft.

Naar boven