nr. 73
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 november 2008
Met verwijzing naar uw brief van 29 oktober jl. met bovengenoemd
kenmerk bericht ik u het volgende.
Op vrijdag 24 oktober 2008 is het Openbaar Ministerie door het Gerechtshof
Amsterdam in het kader van de behandeling in hoger beroep van de strafzaak
tegen twee verdachten van de gewelddadige overval op discotheek Jimmy Woo
niet-ontvankelijk verklaard, omdat het strafdossier was zoekgeraakt. Het College
van procureurs-generaal acht dit incident dermate ernstig dat het onmiddellijk
een diepgaand onderzoek heeft gelast naar de gang van zaken. Dit onderzoek
is op 28 oktober jl. feitelijk van start gegaan onder leiding van mr.
D.W. Steenhuis, voormalig lid van het College van procureurs-generaal.
Het onderzoek richt zich onder meer op de feitelijke gang van zaken rond het
zoekraken van de ontbrekende stukken, op de in- en externe communicatie in
deze kwestie en op het verloop en de afloop van de strafzaak. Tenslotte heeft
het College opdracht gegeven te onderzoeken of de bevindingen aanleiding geven
tot het doen van aanbevelingen.
De onderzoeksresultaten zullen naar verwachting binnen vier weken worden
voorgelegd aan het College. Uiteraard zal ik daarna de Kamer over de conclusies
van dit onderzoek informeren.
Het gerechtshof te Amsterdam heeft in zijn arrest van 24 oktober
2008, LJN: BG2013, geoordeeld dat blijkens mededeling van de advocaat-generaal
onvoldoende schaduwstukken beschikbaar zijn voor een verdere behandeling van
de strafzaak en diverse zoekacties naar het dossier geen resultaat hebben
opgeleverd. Het gerechtshof heeft vervolgens overwogen: «Nu het hof
niet beschikt over het strafdossier in onderhavige zaak en, gelet op voorgaande
mededelingen van de advocaat-generaal, naar het oordeel van het hof ook niet
de verwachting gerechtvaardigd is dat het binnen afzienbare tijd de beschikking
hierover zal hebben, kan geen onderzoek van de zaak door het hof plaatsvinden,
welke omstandigheid aan het openbaar ministerie moet worden toegerekend.»
Om de betrouwbaarheid en de integriteit van het strafproces te waarborgen,
ligt de nadruk bij het voeren van het strafproces op de authenticiteit van
het dossier en de daarin opgenomen stukken. Het voeren van een strafproces
met behulp van een kopie van het dossier waarvan genoegzaam vaststaat dat
het conform origineel is, is niet uitgesloten. Ik zie dan ook vooralsnog geen
aanleiding voor een wetswijziging zoals genoemd in uw brief.
De minister van Justitie,
E. M. H. Hirsch Ballin