nr. 123
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 mei 2009
In vervolg op mijn brief aan uw Kamer van 20 november 2008 over de
resultaten van het onderzoek naar aanleiding van de aangifte van de ouders
van Denise Schouten bericht ik u het volgende.
Het Openbaar Ministerie heeft besloten enkele kwesties in deze zaak door
middel van onderzoek door de Rijksrecherche verder uit te diepen, teneinde
geen ruimte voor speculatie open te laten. Tot het nader (verduidelijkend)
onderzoek is besloten na een gesprek met een medewerker van de actualiteitenrubriek
NOVA. Daaraan is in de uitzending van 15 december jongstleden ook aandacht
besteed. Het onderzoek is thans afgerond.
Er is naar aanleiding van het gesprek met de medewerker van de actualiteitenrubriek
NOVA onderzoek verricht naar drie kwesties.
Ten eerste is nader gekeken naar de mogelijke herkomst van het zg. «AZM-hart».
De medewerker van de actualiteitenrubriek NOVA stelde kennis te dragen van
de mogelijke identiteit van degene van wie dit hart was. Het nadere onderzoek
heeft – onder andere aan de hand van DNA-vergelijking – uitgewezen
dat onomstotelijk vaststaat dat het hart niet toebehoorde aan degene die was
gesuggereerd.
Ten tweede is nader onderzoek verricht naar een vermeende tegenstrijdigheid
in het dossier met betrekking tot het hartweefsel van Denise Schouten op basis
waarvan is geconcludeerd dat er sprake is van een natuurlijke dood. Het nadere
onderzoek heeft uitgewezen dat van tegenstrijdigheid geen sprake is. Er heeft
een misinterpretatie van terminologie plaatsgevonden. Uit het dossier is op
te maken dat met betrekking tot twee hartblokjes een deskundige op basis vanmoleculair onderzoek heeft vastgesteld dat deze beide
afkomstig waren van Denise Schouten. Een andere deskundige stelt dat alleen
met DNA-vergelijkingsonderzoek de beide hartblokjes
met zekerheid aan elkaar kunnen worden gekoppeld. Gebleken is dat het genoemde
moleculair onderzoek heeft bestaan uit een vergelijkingsmethode gebaseerd
op DNA. De terminologie moleculair onderzoek heeft
ten onrechte de suggestie gewekt dat geen zijn sprake zou zijn geweest van
een DNA-vergelijkingsonderzoek. Gelet hierop is geen sprake van een tegenstrijdigheid.
Ten derde is het dossier nader bestudeerd om te bezien of het aanleiding
gaf voor de suggestie dat het NFI de uitkomsten van een Y-chromosomenonderzoek
(om vast te stellen dat het om het hart van een man ging) zou hebben willen
maskeren en daarmee heeft willen achterhouden dat er mogelijk een verwisseling
heeft plaatsgevonden.
De conclusie op dit punt is dat uit niets is gebleken dat het NFI onderzoeksresultaten
duidend op mannelijk hartweefsel van het AZM-hart heeft willen maskeren. Ook
voor de derde suggestie is derhalve geen steun gevonden.
Eind 2008 rapporteerde het NFI opnieuw weefsel te hebben gevonden. Op
24 september 2008 zijn vier potjes hartweefsel aangetroffen. Op 15 december
2008 zijn 3 weefselblokjes aangetroffen. Dit is gebleken als resultaat van
een 100%-controle bij het NFI. Deze 100%-controle is in juli
2008 gestart en heeft ten doel alle stukken van overtuiging die bij het NFI
opgeslagen zijn, te inventariseren, teneinde de juiste registratie van deze
stukken van overtuiging te verifiëren of te bewerkstelligen. De 100%-controle
bij de afdeling Pathologie/Toxicologie van het NFI is in december 2008 afgerond.
Het aangetroffen weefsel is betrokken in het nadere onderzoek van het
Openbaar Ministerie. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat van de vier
potjes die op 24 september 2008 zijn gevonden, twee potjes hoogstwaarschijnlijk
hartweefsel van het AZM-hart bevatten en twee potjes hoogstwaarschijnlijk
hartweefsel van Denise Schouten. De weefselblokjes die op 15 december
2008 zijn gevonden, zijn hoogstwaarschijnlijk ook van Denise Schouten. Het
bepalen van een DNA-profiel bij de gevonden stukjes weefsel van het AZM-hart
is echter niet gelukt, waardoor geen vergelijking kon worden gemaakt.
Geconcludeerd kan worden dat het onderzoek niet leidt tot een andere conclusie
dan ik verwoordde in mijn brief van 20 november 2008 aan uw Kamer (Aanhangsel
Handelingen der Kamer II, vergaderjaar 2008–2009, nr. 733).
De behandeling van de klacht tegen niet vervolging op basis van artikel
12 Wetboek van Strafvordering, die de ouders van Denise Schouten hebben ingediend
bij het Gerechtshof te Den Bosch, is in december 2008 uitgesteld in verband
met het aanvullend onderzoek. De ingediende klacht zal, nu de uitkomsten van
het onderzoek bekend zijn, opnieuw worden aangebracht bij het Gerechtshof
te Den Bosch. Wanneer de klacht zal worden behandeld is nog niet bekend.
De advocaat van de familie van Denise Schouten is over de resultaten van
het nadere onderzoek door de hoofdofficier van justitie te Breda ingelicht.
Daarbij is tevens aangeboden dat het alsnog gevonden lichaamsmateriaal van
Denise Schouten wordt teruggegeven aan de ouders, mochten dezen daarop prijs
stellen.
De minister van Justitie,
E. M. H. Hirsch Ballin