nr. 59
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 november 2008
Aansluitend aan mijn bezoek aan China heb ik van 26 t/m 29 oktober
een bezoek gebracht aan Japan en Zuid-Korea. Met deze brief wil ik u graag
informeren over dit bezoek.
Mijn officiële bezoek aan Japan vond plaats tegen de achtergrond
van de viering van 150 jaar diplomatieke betrekkingen tussen Nederland en
Japan in 2008.
Aan het begin van mijn bezoek heb ik samen met een vertegenwoordiger van
het Japanse ministerie van Buitenlandse Zaken en Japanse schoolkinderen een
krans gelegd op de erebegraafplaats in Yokohama waar 21 Nederlandse krijgsgevangenen
hun laatste rustplaats hebben gevonden.
Tijdens mijn bezoek sprak ik onder andere met mijn Japanse counterpart
Nakasone. Ik heb gezegd dat voor Nederland het oorlogsverleden een belangrijk
onderwerp bleef. Onder verwijzing naar de motie van het lid Van Baalen c.s.
vroeg ik om aandacht voor drie kernelementen van deze motie: bevestiging van
de Kono-verklaring als het Japanse regeringsbeleid ten aanzien van de voormalige
dwangprostituees, aandacht in het onderwijs voor het oorlogsverleden en een
aanvullend gebaar richting de slachtoffers. Ik zei ervan uit te gaan dat de
Kono-verklaring nog steeds de Japanse regeringspositie weergaf. Het feit dat
een overheidsvertegenwoordiger net als ik een krans heeft gelegd in Yokohama
zie ik ook in dat licht. De aanwezigheid van veel schoolkinderen bij die ceremonie
gaf aan dat de Japanse regering zeker wil stellen dat kinderen geïnformeerd
worden over het verleden, inclusief de zwarte bladzijden. Ik heb tegenover
minister Nakasone de hoop uitgesproken dat, hoewel er geen verplichting bestaat
voor een aanvullend gebaar, de Japanse regering zulk een gebaar niettemin
zou willen overwegen.
Minister Nakasone herbevestigde de Japanse positie als vervat in de «Kono-verklaring»
en benadrukte dat de inhoud ervan – die hij letterlijk citeerde –
ook persoonlijk door premier Aso en hemzelf geheel werden gedeeld.
Minister Nakasone stelde expliciet dat Japan de eer en de waardigheid van
de zogenaamde troostmeisjes ernstig had geschaad. Daarvoor bood Japan oprechte
excuses aan en betuigde het spijt voor het aangerichte leed. Hij zegde toe
de mogelijkheid van verlenging van het in 2009 aflopende Japan Netherlands
Peace Exchange Programme, dat specifiek gericht is op slachtoffers van het
oorlogsverleden en hun families, te onderzoeken.
Ik heb verder zowel tijdens een toespraak als bij de bilaterale consultaties
met minister Nakasone een oproep aan Japan gedaan om ondanks de constitutionele
beperkingen zijn inspanningen op het gebied van vredesoperaties te vergroten.
Minister Nakasone gaf aan dat de mogelijkheden daartoe beperkt waren, maar
dat hij creatief zou blijven zoeken. Wat betreft de financiële crisis
deelden minister Nakasone en ik de mening dat het internationale financiële
systeem versterkt moest worden. Ik heb aangegeven dat voorkomen moest worden
dat nieuwe handelsbarrières werden opgeworpen. Voorts hebben minister
Nakasone en ik van gedachten gewisseld over de situatie in Noord-Korea, waarbij
we beiden onze zorgen hebben uitgesproken over de mensenrechtensituatie aldaar,
alsmede over Georgië. Ten aanzien van China sprak Nakasone de hoop uit
dat de EU het wapenembargo niet zou opheffen. Ik heb gezegd dat de context
er naar mijn mening nog niet was om tot opheffing over te gaan.
Minister Nakasone vroeg aandacht voor het optreden van de Sea Shepherd
Conservation Society tegen de Japanse walvisjacht. Ik heb benadrukt dat vrijheid
van meningsuiting altijd moet kunnen worden uitgeoefend, maar wel met respect
voor veiligheid en wettelijke kaders. Ik heb nogmaals gezegd dat Nederland
tegenstander is van de walvisjacht. Tegelijkertijd mogen tegengestelde visies
constructieve samenwerking niet in de weg staan.
In Zuid-Korea vroeg ik bij mijn collega Yu op economisch gebied aandacht
voor de non-tariff barriers waarmee het Nederlandse bedrijfsleven bij zowel
handel als investeringen geconfronteerd wordt; een level
playing field is essentieel. Wat betreft de relaties tussen de EU
en Zuid-Korea wisselden we van gedachten hoe de toekomstige relatie het beste
vorm kon worden gegeven, rekening houdend met de gedeelde normen en waarden.
Daarnaast vond een uitgebreide discussie plaats over de ontwikkelingen rond
Noord-Korea, mede naar aanleiding van een bezoek dat ik heb gebracht aan de
gedemilitariseerde zone tussen Zuid- en Noord-Korea. Minister Yu kondigde
aan dat zijn land dit jaar voor het eerst als co-sponsor zou optreden van
de EU-resolutie over de mensenrechtensituatie in Noord-Korea in de AVVN. Ten
aanzien van Afghanistan zei minister Yu te onderzoeken hoe Zuid-Korea zijn
inspanningen kon vergroten. Daarbij zou hij ook kijken naar Uruzgan. Ik heb
deze Zuid-Koreaanse houding van harte verwelkomd. Tot slot zei minister Yu
dat Zuid-Korea zijn ODA-hulp zou verviervoudigen tot 0,25% BNP in 2015
en het gebonden deel van de hulp zou verlagen.
De minister van Buitenlandse Zaken,
M. J. M. Verhagen