nr. 4
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 september 2008
Graag bied ik u hierbij, mede namens de minister voor Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap, de reactie aan op het verzoek van de vaste commissie voor Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap van 4 september 2008 met kenmerk 2008Z01735/2008D02620
inzake de toedracht van het vertrek van de ambassaderaad culturele aangelegenheden
te New York.
De heer Van Twist is per 1 februari 2008 aangesteld als ambassaderaad
culturele aangelegenheden te New York voor een periode van vier jaar en heeft
zijn werkzaamheden op 1 februari 2008 aangevangen. Op 15 augustus
stuurde de heer Van Twist ons zijn «visiedocument ruimte voor ambitie»
(bijgesloten)1, waarin hij onder meer een voorstel
deed voor de oprichting van een onafhankelijk instituut in New York voor kunst,
cultuur, onderwijs, wetenschap en onderzoek. Hij heeft dit voorstel zowel
op ambtelijk niveau als aan ons beiden uitgebreid kunnen toelichten. Het jaarlijks
budget voor een dergelijk huis zou 4 à 5 miljoen Euro belopen (afgezien
van de investeringskosten).
De twee departementen hebben vervolgens gezamenlijk een rondetafelgesprek
gehad met de belangrijkste Nederlandse culturele fondsen en sectorinstellingen.
Dit gesprek was overigens al gepland naar aanleiding van de motie Van der
Ham, over de mogelijkheden voor een Holland House.2
De fondsen en instellingen verklaarden unaniem geen behoefte te hebben aan
een onafhankelijk instituut te New York, en tevreden te zijn met de dienstverlening
zoals die de afgelopen jaren door het Consulaat-Generaal te New York is verleend
aan de Nederlandse culturele sector.
Minister Plasterk en ik hebben een gesprek gehad met de heer Van Twist
en het culturele veld over hoe het internationaal cultuurbeleid, met name
in New York, nog effectiever kan worden uitgevoerd. Dat gesprek was in onze
optiek nog niet afgerond. Wel hebben wij hem beiden gezegd er niet van overtuigd
te zijn dat een onafhankelijk instituut daarvoor de beste keuze zou zijn.
Het internationaal cultuurbeleid wordt uitgevoerd vanuit het principe dat
duurzame samenwerking gezocht wordt met lokale partners, musea,
theaters en festivals. Daarmee kan een groot publieksbereik worden gerealiseerd.
De vergelijking met het Goethe- en andere instituten gaat naar onze mening
niet op, omdat deze instituten er vooral op gericht zijn de bekendheid van
de eigen taal buiten het eigen taalgebied te vergroten. Het Nederlandse taalbeleid
wordt uitgevoerd door de Nederlandse Taalunie (via ondersteuning van universitaire
vakgroepen Neerlandistiek). Daarbij komt dat een instituut vele malen duurder
is dan het plaatsen van een cultureel attaché op een ambassade en dat
op dit moment een extra investering van vijf miljoen in een huis in New York
niet in onze begrotingen gevonden kon worden.
Volgend jaar wordt gevierd dat Henry Hudson in opdracht van de VOC zijn
verkenningstocht naar Noord-Amerika maakte. Wij zijn uiteraard van plan te
bezien of eventuele structuren na de geplande Hudsonviering in 2009, zowel
materieel als immaterieel, kunnen worden ingezet voor het internationaal cultuurbeleid
in New York. Wij staan vanzelfsprekend ook open voor verbindingen die kunnen
worden gelegd tussen onderwijs, cultuur en wetenschap, wij stimuleren onze
culturele attaché’s die verbindingen te leggen, ook met economie
(creative industries). Naar onze mening krijgt deze samenwerking goed vorm
in een ambassadestructuur, waar andere departementen ook vertegenwoordigd
zijn.
Wij konden de heer Van Twist echter geen garanties bieden dat er op de
door hem gevraagde deadline van 1 september 2008, duidelijkheid omtrent
de financiering van overheidswege voor een onafhankelijk instituut in New
York zou komen. Kennelijk was dit voor de heer Van Twist aanleiding om zijn
dienstverband met Buitenlandse Zaken te beëindigen.
De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,
F. C. G. M. Timmermans