31 700 V
Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2009

nr. 12
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 oktober 2008

Graag wil ik u hierbij informeren over de wijze waarop mijn collega Verhagen en ikzelf opvolging geven aan twee specifieke toezeggingen die gedaan zijn tijdens het Algemeen Overleg van 29 mei 2008 over de Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie (IOB) (Kamerstuk 31 200 V, nr. 136). Alle overige toezeggingen zijn al geëffectueerd en daarbij is afgesproken dat de Directeur van de IOB verantwoordelijk is voor de vaststelling van de programmering van alle evaluaties op het gebied van Ontwikkelingssamenwerking.

De Kamer ontvangt een IOB-rapport samen met de beleidsreactie uiterlijk drie maanden na vaststelling van het rapport door de directeur IOB

IOB zal met onmiddellijke ingang, de datum van vaststelling van IOB-evaluatierapporten door directeur IOB op haar rapporten vermelden. Zowel de minister van Buitenlandse Zaken als ikzelf gaan er op toezien dat u alle IOB evaluaties zowel op het terrein van buitenlands beleid als ontwikkelingssamenwerking, voorzien van een beleidsreactie, uiterlijk drie maanden na vaststelling van het rapport door directeur IOB ontvangt. Zoals tijdens het overleg door mij beargumenteerd, lijkt het mij niet wenselijk dat IOB vervolgens standaard op deze beleidsreactie reageert op de door mij in de beleidsreactie geuite beleidsvoornemens met het oog op de noodzakelijke afbakening van verantwoordelijkheden. De positie van IOB als interne – zij het onafhankelijke – evaluatiedienst, verschilt wezenlijk van die van bijvoorbeeld de Algemene Rekenkamer.

Uitwerking van het voorstel om een raad van advies te vormen om advies uit te brengen over de bruikbaarheid en het gebruik van IOB-evaluaties

Een Panel van Advies zal mij – en via mij zowel directeur IOB als Directeur Generaal Internationale Samenwerking (DGIS) – van advies dienen over respectievelijk de bruikbaarheid en het gebruik van IOB-evaluaties op het terrein van ontwikkelingssamenwerking. Dit panel brengt, zowel gevraagd als ongevraagd, adviezen uit over:

– De bruikbaarheid van evaluatieonderzoek waarbij gekeken wordt naar de mate waarin evaluatieonderzoek gebruikt kan worden voor het (verbeteren) van beleid; en

– het gebruik van evaluatieonderzoek waarbij gekeken wordt naar het daadwerkelijk benutten van evaluatieonderzoeken voor verbetering van beleid en/of beleidsuitvoering (de leerfunctie).

Deze vorm van kritische advisering ondersteunt mijn streven om het leren van evaluatieresultaten voor beleidsontwikkeling en uitvoering te bevorderen en beter te verankeren binnen het Directoraat Generaal Internationale Samenwerking. Externe adviseurs voor dit Panel worden aangezocht uit kringen van evaluatiedeskundigen uit Nederlandse universiteiten danwel andere ministeries. Het Panel kiest een externe deskundige als onafhankelijke voorzitter uit zijn midden en regelt zelf zijn werkzaamheden en frequentie van vergaderen. De voorzitter is verantwoordelijk voor het vaststellen en uitbrengen van adviezen.

Een lichte doch effectieve structuur genoot van meet af aan de voorkeur en het Panel kan rekenen op de nodige steun, zowel inhoudelijke als financieel, om zonder bureaucratisering op flexibele wijze kwaliteitswerk te leveren. De IOB zal het initiatief hierin nemen in nauw overleg met de directie FEZ zodat het Panel snel en voortvarend aan de slag kan gaan.

Tot slot bevestig ik mijn streven naar meer samenwerking op het terrein van evaluatieonderzoek, samenwerking met partnerlanden en samenwerking met andere donoren. Daarbij teken ik aan dat ook nu al een belangrijk deel van het werk van IOB plaatsvindt in samenwerking met partners. Doorgaans is er sprake van onderlinge taakverdeling tussen donoren, waardoor dubbelwerk wordt vermeden en leren van elkaar wordt gestimuleerd. Samenwerking met partnerlanden draagt bij aan capaciteitsopbouw op het terrein van evaluatie in de landen zelf en versterkt de verantwoordingsfunctie van overheden naar de eigen bevolking.

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

A. G. Koenders

Naar boven