nr. 101
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 mei 2009
Tijdens het AO Tsjaad van 18 februari jl. (Kamerstuk 29 521,
nr. 96) heb ik toegezegd u nader te informeren over het lot van de verdwenen
Tsjadische oppositieleider Mahamat Oumar Saleh. Hierover kan ik u thans het
volgende berichten.
In Tsjaad is op 27 mei 2008, onder forse druk van de internationale
gemeenschap een onderzoekscommissie ingesteld, die onder meer de schendingen
van mensenrechten zou onderzoeken, naar aanleiding van de aanval van rebellen
(met steun van Sudan) op de hoofdstad N’Djamena tussen 28 januari
en 8 februari 2008. De onderzoekscommissie zou tevens de toedracht onderzoeken
van een aantal arrestaties van prominente oppositieleiders die in februari
2008 in N’Djamena hadden plaatsgevonden, waaronder de arrestatie van
Mahamat Oumar Saleh op 3 februari 2008 door de Tsjadische veiligheidsdienst.
Drie internationale organisaties kregen bij deze Tsjadische onderzoekscommissie
de status van waarnemer, waaronder de EU. De commissie heeft zijn rapport
ingeleverd bij president Déby op 5 augustus 2008. Het rapport
maakt melding van ernstige mensenrechtenschendingen tijdens de genoemde periode.
De commissie is echter niet in staat gebleken om opheldering te verschaffen
over de verdwijning van oppositieleider Mahamet Oumar Saleh. De commissie
kon slechts concluderen dat de regering Déby verantwoordelijk was voor
de arrestatie en verdwijning van een aantal personen, waaronder de heer Saleh,
maar heeft geen antwoord gekregen op vragen over zijn lot. Het is dus onduidelijk
of hij nog in leven is. President Déby heeft het rapport van de commissie
zwaar bekritiseerd. Voorts is een «comité de suivi» opgericht
dat nu verder actie moet ondernemen. Een aantal overheidsfunctionarissen,
dat (mogelijk) betrokken was bij de arrestatie, is inmiddels verhoord, maar
de voortgang op dit dossier is erg traag. Door Amnesty International wordt
aangenomen dat Mahamat Oumar Saleh niet meer leeft.
Nederland heeft de zaak opgebracht in de Afrika Werkgroep in Brussel van
25 maart 2009 en daarna contact gezocht met de speciale Rapporteur van
de EU voor Tsjaad, ambassadeur Georg Lennkh. Deze kon ook geen verder uitsluitsel
over de toedracht van de arrestatie geven, maar drong wel aan op het onder
druk blijven zetten van het regime Déby teneinde de zaak niet te laten
versloffen.
Nederland zal deze kwestie tevens opbrengen tijdens de vijfde sessie van
de Universal Periodic Review (UPR) van de VN Mensenrechtenraad, waar de mensenrechtensituatie
in Tsjaad aan de orde komt. De UPR vindt plaats van 4–15 mei 2009.
Ten slotte leverde verdere navraag door de ambassade in Yaoundé
ter plekke en bij de Europese Commissie ook geen aanvullende inzichten op.
Concluderend kan gesteld worden dat men er over het algemeen vanuit gaat,
dat Mahamat Oumar Saleh niet meer in leven is, maar dat het harde bewijs daarvoor
ontbreekt. Nederland zal zich er actief voor in blijven zetten om deze kwestie
opgehelderd te krijgen.
De minister van Buitenlandse Zaken,
M. J. M. Verhagen