nr. 4
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 september 2008
Tijdens de behandeling van het wetgevingsoverleg (31 444 IXB/31 066,
nr. 8) is gevraagd naar een update van de studie naar indexleningen,
die het ministerie van Financiën in 2005 in samenwerking met het Centraal
Planbureau en De Nederlandsche Bank heeft uitgevoerd. Daarbij is specifiek
aandacht gevraagd naar 1) de risico’s van indexleningen voor de overheid,
2) de invloed van indexleningen op de stabiliteit van het EMU-saldo onder
huidige begrotingsregels, 3) de betekenis voor pensioenfondsen en spaarders.
Bijgevoegd treft u deze update aan.1
Indexleningen en daaraan gelieerde derivaten stellen spaarders en pensioenfondsen
in staat om inflatierisico’s af te dekken. Het aandeel van indexleningen
en inflatiederivaten in de portefeuille van Nederlandse pensioenfondsen neemt
toe. Ook het aantal landen dat indexleningen uitgeeft groeit gestaag. Ondanks
deze ontwikkelingen zijn er geen aanwijzingen dat indexleningen momenteel,
bij een gegeven risico, zouden bijdragen tot lagere leenkosten voor de staat
in vergelijking met de huidige nominale geld- en kapitaalmarktinstrumenten.
Wat betreft de «business case» voor de staat geeft de analyse
dan ook geen aanleiding tot herziening van de conclusies uit 2005.
Hierbij passen wel twee kanttekeningen. Ten eerste is de betalingsbereid
van Nederlandse investeerders voor indexleningen
gekoppeld aan de Nederlandse consumentenprijsindex
wellicht hoger dan de premie die investeerders betalen voor indexleningen
gekoppeld aan de Franse of Europese prijsindex. Dit mede vanwege de omvang
van de Nederlandse pensioenenbesparingen en de nadruk op «defined benefit»-stelsels.
Ten tweede kan het zijn dat in de toekomst de behoefte aan risicovermindering
toeneemt. Hoe ouder het deelnemersbestand van een pensioenfonds hoe lager
het gewenste risicoprofiel. Dit kan de vraag naar indexleningen positief beïnvloeden.
Het is dan ook niet uitgesloten dat op enig moment indexleningen wel een aantrekkelijk
bedrijfseconomisch alternatief vormen voor de financiering van de staatsschuld.
Naast bedrijfseconomische argumenten kan uitgifte van indexleningen ook
om andere redenen wenselijk zijn voor de overheid. Zo zouden indexleningen
tot een stabieler EMU-saldo kunnen leiden, in geval inflatie en EMU-saldo
een positieve correlatie vertonen. Dit komt omdat rentelasten dan meebewegen
met de inflatie. Deze redenatie wordt versterkt doordat sinds deze kabinetsperiode
de rentekosten buiten de uitgavenkaders vallen, waardoor mee- en tegenvallers
in de rentelasten niet leiden tot mutaties elders in de begroting. Het is
echter niet eenvoudig om de invloed van wijzingen in de begrotingsystematiek
om te zetten in eenduidige, op empirie gebaseerde, conclusies ten aanzien
van het effect van indexleningen op de stabiliteit van het EMU-saldo. Net
als in het vorige onderzoek wordt onvoldoende bewijs gevonden voor een positieve
correlatie tussen de Nederlandse inflatie en het EMU-saldo, en daarmee onvoldoende
reden om aan te nemen dat uitgifte van indexleningen leidt tot een stabieler
EMU-saldo. Het is echter niet uitgesloten dat de huidige begrotingsregels
leiden tot een robuuster verband tussen inflatie en EMU-saldo.
Een ander argument om structureel indexleningen uit te geven is dat dit
zou kunnen leiden tot financiële innovaties. De overheid zou dan fungeren
als aanjager voor de private markt van inflatiegeïndexeerde producten.
De wenselijkheid hiervan zou moeten worden bepaald door de maatschappelijke
baten van deze ontbrekende markt af te zetten tegen de extra kosten die de
overheid, bij een gegeven risico, verwacht.
Hoewel er geen aanwijzingen zijn dat indexleningen bedrijfseconomische
voordelen bieden voor de overheid, is een aantal conclusies ook met onzekerheden
omgeven. Zo hoeven conclusies op basis van ervaringen in ander landen ten
aanzien van de hoogte van de inflatierisicopremie niet per se op te gaan voor
Nederland. Ook is het lastig in te schatten welk effect uitgifte van indexleningen
heeft op financiële innovaties op de Nederlandse markt en wat de maatschappelijke
waarde daarvan is. Om hier meer zicht op te krijgen, heeft het ministerie
van Financiën de intentie om samen met Netspar binnenkort een conferentie
te organiseren.
De minister van Financiën,
W. J. Bos