nr. 30
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 februari 2009
De commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken heeft mij
gevraagd om een reactie te geven op een artikel in het Antilliaanse Dagblad
van 5 februari jl. waarin wordt gemeld dat de Arubaanse minister van
Justitie aangeeft het vertrouwen op te zeggen in Nederland (08-NAAZ-B-000/2009D04855).
Dit krantenartikel verscheen naar aanleiding van een interne ambtelijke rapportage
van de Nederlandse Vertegenwoordiging in Aruba aan mij die openbaar is geworden.
Het lid mevrouw Ortega-Martijn (CU) stelde mij een aantal vragen inzake deze
kwestie (kenmerk 2009Z02100/2080912630). Naar aanleiding van het verzoek en
de vragen wil ik u in deze brief een toelichting geven op de kwestie. Ik ga
er vanuit dat met deze brief de vragen van mevrouw Ortega beantwoord zijn.
In de eerste plaats hecht ik eraan op te merken dat ik het buitengemeen
ernstig vind dat deze rapportage bij derden terecht is gekomen, waarna de
rapportage door de minister van Justitie van Aruba, de heer Rudy Croes, in
de publiciteit is gebracht. Ik heb daarom direct opdracht gegeven voor een
intern onderzoek. Uitgezocht wordt hoe dit kon gebeuren, of maatregelen nodig
zijn en welke lessen getrokken kunnen worden. U zult begrijpen dat ik gedurende
dit onderzoek niet op de uitkomsten daarvan vooruit kan lopen. Ik verwacht
u voor het geplande Algemeen Overleg met de commissie voor Nederlands-Antilliaanse
en Arubaanse Zaken op 3 maart te kunnen informeren over de uitkomst van
het onderzoek. Vooruitlopend op de uitkomst van het onderzoek, heb ik direct
maatregelen genomen teneinde te voorkomen dat in het vervolg deze rapportages
onbedoeld bij anderen dan de geadresseerden terechtkomen. Uit het onderzoek
zal blijken of nog aanvullende maatregelen nodig zijn.
Het is de taak van de vertegenwoordiging van Nederland in Aruba om mij
te rapporteren over politiek en maatschappelijk relevante ontwikkelingen in
Aruba. Waar ambassades deze rol hebben voor het Koninkrijk in het buitenland,
heeft de vertegenwoordiging deze rol binnen het Koninkrijk voor Nederland.
Deze reguliere ambtelijke rapportages geven informatie over de
ontwikkelingen in en samenwerking met het betreffende land, in casu Aruba.
In zijn algemeenheid is het aan de vertegenwoordiging om in te schatten of
informatie relevant is om aan mij te melden en of deze informatie gerubriceerd
moet worden. De rapportages zijn voor intern gebruik en worden indien daar
aanleiding toe bestaat gebruikt bij de voorbereiding van beleid, bijvoorbeeld
in het kader van de staatkundige veranderingen.
Ten aanzien van de gewraakte passage in de rapportage waarnaar het Antilliaans
Dagblad verwijst, merk ik op dat deze passage geen oordeel of analyse van
de vertegenwoordiging betreft, maar een parafrasering van een gesprekspartner.
Ik heb kennisgenomen van deze reguliere (overigens vanwege de informatie erin
door de vertegenwoordiging gerubriceerde) rapportage.
Ik heb de afgelopen week twee keer met minister-president Oduber gebeld
om aan te geven dat ik het een buitengewoon vervelend incident vind en dat
ik de publiciteit die eraan gegeven is betreur. De Nederlandse regering heeft
er alle vertrouwen in dat Aruba en Nederland gezamenlijk verder zullen werken
aan het versterken van het welzijn van en de rechtzekerheid voor de Arubaanse
bevolking. Minister-president Oduber komt in maart naar Nederland. Dan zullen
we vanzelfsprekend de relatie tussen onze twee landen bespreken.
De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
A. Th. B. Bijleveld-Schouten