nr. 29
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 februari 2009
Naar aanleiding van mijn brief van 9 december 2008 (Kamerstuk 31 700
IV, nr. 26) met mijn reactie op de mediaberichten over de zaak Holloway
hebt u mij verzocht om aanvullende informatie.
Het strafrechtelijk onderzoek naar de verdwijning van Natalee Holloway
betreft geen Nederlands onderzoek maar vindt plaats onder leiding van het
Arubaanse Openbaar Ministerie en is nog niet afgerond. De keuze om bepaalde
onderzoeksresultaten al dan niet in de openbaarheid te brengen ligt daarmee
bij het Land Aruba. Wel is onlangs een zeer gedetailleerde persverklaring
uitgebracht door het Arubaanse Openbaar Ministerie met een beschrijving van
de laatste stand van het onderzoek. Dit persbericht zend ik u hierbij ter
informatie toe.1
Tevens heeft het Arubaanse Openbaar Ministerie bekend gemaakt dat er door
de Landsrecherche een feitenonderzoek is ingesteld naar de uitlatingen die
de Arubaanse minister van Justitie, de heer Croes, deed over de beginfase
van het onderzoek naar de verdwijning van Natalee Holloway. Tijdens het onderzoek
zullen er door het Arubaanse Openbaar Ministerie geen mededelingen worden
gedaan.
Graag maak ik van deze gelegenheid gebruik om uiteen te zetten welke inspanningen
er van Nederlandse zijde zijn gedaan om deze zaak op te lossen. In de beginfase
van het onderzoek is op Arubaans verzoek op diverse terreinen bijstand verleend.
Zo hebben Nederlandse militairen de zoektocht ondersteund en is door het KLPD
bijstand verleend met speurhonden. Tevens zijn F-16’s met speciale camera’s
ingezet.
Begin september 2006 is op verzoek van Aruba verdergaande bijstand toegezegd.
Deze bijstand is toegezegd in de vorm van een herziening («collegiale
toets») van het onderzoek op basis van het bestaande dossier. Dit onderzoek
is in eerste instantie voornamelijk in Nederland uitgevoerd door een team
van specialisten uit diverse korpsen en stond onder leiding van
het KLPD. Deze herziening gaf voldoende aanknopingspunten om het onderzoek
op Aruba voort te zetten.
In 2007 en een deel van 2008 is door het Nederlandse team samen met de
Arubaanse collega’s een vervolgonderzoek uitgevoerd naar nog openstaande
scenario’s. Hiervoor zijn alle noodzakelijke middelen ingezet. Deze
inzet heeft tot op heden (nog) niet geleid tot het oplossen van de zaak. Momenteel
wordt het onderzoek nog voortgezet door het Korps Politie Aruba. Op grond
van rechtshulpverzoeken van het Arubaanse Openbaar Ministerie zijn daarbij
ook in Nederland onderzoekshandelingen verricht.
Naar mijn mening is met de hierboven geschetste inspanningen redelijkerwijs
alles gedaan wat van Nederlandse zijde mogelijk was om deze zaak op te lossen.
De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
A. Th. B. Bijleveld-Schouten