nr. 4
AANVULLEND VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 24 oktober 2008
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel
van wet, heeft de eer aanvullend verslag uit te brengen in de vorm van een
lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
Met de vaststelling van het aanvullend verslag acht de commissie de openbare
behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie,
Leerdam
De griffier van de commissie,
Van Leiden
3
Waarom wordt vermeld dat «de Algemene Rekenkamer
(AR) zal zich ook in 2009 inspannen om te voldoen aan de eisen die rijksbreed
worden gesteld aan het financieel beheer, het materieel beheer en de administraties»?
Is dat niet het geval?
De door de Kamer bedoelde passage is een onderdeel van de bedrijfsvoeringsparagraaf.
Daarmee wil de Algemene Rekenkamer aangeven, dat zij een voorbeeld wil zijn
bij haar inspanningen om te voldoen aan de rijksbrede eisen. De Algemene Rekenkamer
voldoet – ook volgens haar eigen interne accountant – aan die
eisen, maar er is altijd ruimte voor verbetering. Haar inspanningen zijn erop
gericht die verbetering tot stand te brengen.
6
Is de AR betrokken bij de reorganisatie van de rijksdienst,
met name waar het de bedrijfsvoering raakt? Zijn de eerder gesignaleerde «risico’s»
in voldoende mate onderkend?
De Algemene Rekenkamer is op twee wijzen betrokken bij de reorganisatie
van de rijksdienst.
Ten eerste is zij geïnteresseerd in de risico’s voor de rijksdienst
die de reorganisatie met zich brengt. In het hoofdstuk Succesfactoren van
de begroting geeft de Algemene Rekenkamer ondermeer aan dat de ontwikkelingen
binnen de rijksdienst risico’s met zich brengen die ook consequenties
kunnen hebben voor het werk van de Algemene Rekenkamer. Zo draagt de «voorcontrole»
door de auditdiensten in belangrijke mate bij aan de resultaten van het werk
van de Algemene Rekenkamer. Veranderingen daarin kunnen consequenties hebben
voor de mate waarin de Algemene Rekenkamer gebruik kan maken van het werk
van de auditdiensten en daarmee dus voor de vervulling van de functie van
de Algemene Rekenkamer. De Algemene Rekenkamer is dan ook voornemens om de
consequenties van de herinrichting van de auditfunctie bij de departementen
voor haar eigen werkzaamheden en bedrijfsvoering vast te stellen. Dit kan
zodra er duidelijkheid ontstaat over de aard en de omvang van die consequenties.
De leden van de Tweede Kamer kunnen kennisnemen van de zienswijze van de Algemene
Rekenkamer op dit gebied in de bijlage van ons Verslag 2007, verschenen in
maart 2008.
Ten tweede volgt de Algemene Rekenkamer de ontwikkelingen met interesse
met het oog op haar bijzondere grondwettelijke positie en taak.
De Algemene Rekenkamer moet in dit kader in staat worden gesteld zelf
haar organisatie in te richten. Artikel 80 lid 1 van de Comptabiliteitswet
2001 (CW 2001) geeft de Algemene Rekenkamer dan ook de ruimte om haar eigen
personeelsbeleid te voeren. De Algemene Rekenkamer is daar het bevoegd gezag;
zij kan zelf haar medewerkers aannemen en ontslaan. Zij sluit daarbij overigens
zoveel mogelijk aan bij het rijksbreed gestelde personeelsbeleid. Ook op de
andere bedrijfsvoeringsgebieden voert de Algemene Rekenkamer haar eigen beleid.
Zij sluit daarbij aan bij het rijksbeleid als dat leidt tot verbetering in
de efficiency, tenzij haar positie en taak in het geding komen.
8
Is het niet curieus dat uitgerekend de ingediende conceptbegroting
van de AR dit jaar niet correct is onderbouwd met operationele doelstellingen,
inclusief prestaties en kosten? Is dat een goed voorbeeld? Hoe zou de Rekenkamer
oordelen over zo’n begroting van een willekeurig departement?
Neen, dat is niet curieus. Een Hoog College van Staat is nu juist niet
vergelijkbaar met een willekeurig departement. De inhoud van het werk van de Algemene Rekenkamer wordt bepaald
door het college van de Algemene Rekenkamer en valt buiten de politieke verantwoordelijkheid
van een minister, in casu de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Dit heeft gevolgen voor de mate waarin minister en Tweede Kamer over de inhoud van het werk van de Algemene Rekenkamer in het
kader van een begrotingsbehandeling van gedachten kunnen wisselen. In het
verlengde daarvan zijn de eisen die in het kader van artikel 5 van de CW 2001
aan begrotingen worden gesteld, vanwege hun bijzondere staatsrechtelijke positie
niet zonder meer van toepassing op de begroting van de Hoge Colleges van Staat.
Artikel 8 van de CW 2001 biedt de colleges de mogelijkheid om van die inrichtingseisen
af te wijken. De Algemene Rekenkamer biedt daarom de gewenste duidelijkheid
over de inhoud van haar werk in haar Strategie1.
Aanvullend geeft zij in haar werkprogramma jaarlijks uitleg over haar voorgenomen
prestaties (laatstelijk verschenen in december 2007) en zij verantwoordt zich
daar uitgebreid over in haar jaarlijkse Verslag (laatstelijk verschenen in
maart 2008).
XNoot
1Samenstelling:
Leden: Van Beek (VVD), Halsema (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), De
Pater-van der Meer (CDA), Van Bochove (CDA), Hessels (CDA), Gerkens (SP),
Sterk (CDA), Leerdam (PvdA), voorzitter, De Krom (VVD), ondervoorzitter, Griffith
(VVD), Boelhouwer (PvdA), Irrgang (SP), Kalma (PvdA), Schinkelshoek (CDA),
Van der Burg (VVD), Brinkman (PVV), Pechtold (D66), Van Raak (SP), Thieme
(PvdD), Kuiken (PvdA), Leijten (SP), Heijnen (PvdA), Bilder (CDA) en Anker
(ChristenUnie).
Plv. leden: Teeven (VVD), Azough (GroenLinks), Van der Vlies (SGP), Van
de Camp (CDA), Smilde (CDA), Knops (CDA), Polderman (SP), Spies (CDA), Wolbert
(PvdA), Aptroot (VVD), Zijlstra (VVD), Vermeij (PvdA), Van Gerven (SP), Heerts
(PvdA), Çörüz (CDA), Remkes (VVD), De Roon (PVV), Van der
Ham (D66), Van Bommel (SP), Ouwehand (PvdD), Timmer (PvdA), De Wit (SP), Kraneveldt-van
der Veen (PvdA), Van Haersma Buma (CDA) en Cramer (ChristenUnie).
XNoot
1Presteren en functioneren van het openbaar bestuur, Strategie van de Algemene
Rekenkamer 2004–2009, december 2003.