nr. 10
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 december 2008
Hierbij ontvangt u de studie van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP)
Maten voor gemeenten 2008.1 Maten voor gemeenten
2008 is de zevende studie van een reeks. De studies werden verricht in opdracht
van de directie Bestuurlijke en Financiële Organisatie (BFO) van het
ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Na de reorganisatie
van het departement in 2008 is de directie Openbaar Bestuur en Democratie
de opvolger van BFO en de nieuwe opdrachtgever van al geplande volgende studies.
De studies zijn een uitvloeisel van het Plan van Aanpak Transparantie in de
financiële verhouding en zijn bedoeld om een beter inzicht te krijgen
in de relatie tussen taken en middelen op gemeentelijk niveau. Maten voor
gemeenten bevat een terugblik op gemeentelijke uitgaven en prestaties op macroniveau.
Ik acht het voor mijn beleid ten aanzien van gemeenten van belang te beschikken
over zowel financiële gegevens als productiegegevens. Op die wijze wordt
zichtbaar wat gemeenten met hun collectieve middelen tot stand brengen. De
terugblik houdt vooral een actualisatie in van de ontwikkelingen van de uitgaven
en de productie, nu voor de periode 2001–2006. Daar ga ik allereerst
in deze brief in het kort op in. Verder ga ik in op enkele specifieke onderwerpen
als verdieping van het onderzoek.
Trendmatige uitkomsten SCP over de periode 2001–2006
In de periode 2001–2006 daalden de reële gemeentelijke uitgaven
met 0,5% per jaar. Dat kwam vooral door ontwikkelingen in de laatste
drie jaren. Hiermee reageerden de gemeenten vertraagd op de ontwikkelingen
in de marktsector, waar al in 2001 stagnatie in de groei optrad. De uitgaafontwikkeling
bij de gemeenten wordt ook neerwaarts beïnvloed door verzelfstandiging
van een aantal taken, zoals in de sectoren woningbedrijven, zorg, onderwijs
en openbaar vervoer. Voor 2007 en 2008 verwacht het SCP weer een matige groei.
Dit heeft onder meer te maken met de invoering in 2007 van de Wet maatschappelijke
ondersteuning (Wmo).
Ook het productievolume is gedaald, met gemiddeld 1,2% per jaar.
Aangezien het productievolume sneller daalt dan de reële kosten, stijgt
de (relatieve) kostprijs van de geleverde producten, en wel met gemiddeld
0,8% per jaar. Dit is een betrekkelijk normale ontwikkeling voor publieke
goederen en diensten. In de marktsector is juist sprake van een daling van
de (relatieve) kostprijs. De arbeidsproductiviteitsgroei van 1–2%
geeft in de marktsector ruimte voor algemene salarisverhogingen. De overheid
volgt deze trend om een concurrerende werkgever te blijven. Maar de arbeidsproductiviteitsgroei
bij de overheid ligt rondom nul, door gebrek aan automatiserings- en mechaniseringsmogelijkheden.
Integendeel, «meer blauw op straat», «meer handen aan het
bed», «klassenverkleining» laten zien dat de overheid, en
ook de gemeentelijke overheid, een relatief zeer arbeidsintensieve productiesector
is.
Verder zijn bij overheidsproductie wel eens paradoxen op te merken, zoals
minder is beter. Want in de periode 2001–2006 komt de daling van de
uitgaven en van het productievolume ook door het – vermoedelijk actiever –
beheersen van het gemeentelijke bijstandsvolume. Van 370 000 cliënten
in 2001 tot 353 000 cliënten in 2006, ondanks de tegenvallende conjunctuur
in de jaren 2001–2004.
Verder vond de sterkste groei van de productie plaats in de sector openbaar
bestuur en in de prioritaire sector openbare orde en veiligheid.
Verdiepingsonderwerpen: WMO en gentrification
In 2007 is de huishoudelijke hulp (Wet maatschappelijke ondersteuning:
Wmo) naar de gemeenten overgeheveld. Beeldbevestigend is dat deze zorg sterk
afhankelijk is van het aandeel van ouderen, inwoners met een beperking, lage
inkomens, lage opleidingen en eenoudergezinnen. Er zijn geen indicaties dat
grotere gemeenten goedkoper produceren dan kleinere. Verder gaat het onderzoek
in op gentrification, dat is wijkverbetering met een belangrijke inbreng van
particuliere investeringen in de eigen woning. Hoewel soortgelijke processen
ook voorkomen in middelgrote en kleine gemeenten is de typische gentrification
die gepaard gaat met een toestroming van nieuwe bewoners met een hoog opleidingsniveau
vooral een (groot)stedelijk fenomeen.
Nieuwe toepassingen
Een interessante ontwikkeling is dat de Drechtsteden (Alblasserdam, Dordrecht,
Hendrik-Ido-Ambacht, Papendrecht, Sliedrecht en Zwijndrecht) perspectief zien
in het toepassen van de Maten-methodiek. De doelstelling van de samenwerking
van de Drechtsteden is het bevorderen van effectiviteit en efficiëntie.
De Matenmethodiek is daarbij één van de invalshoeken om ontwikkelingen
in dit kader inzichtelijk te maken. Voor een aantal taakvelden zijn in een
bijlage bij het rapport al enkele voorlopige uitkomsten gerapporteerd.
Tot Slot
Het rapport zit opnieuw vol informatie over allerlei ontwikkelingen op
een veelheid van gemeentelijke beleidsterreinen en is een aanrader voor iedereen
die daarvoor belangstelling heeft.
De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
A. Th. B. Bijleveld-Schouten