nr. 90
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 april 2009
In het MIRT – notaoverleg van 15 december 2008 (Kamerstuk 31 700
A, nr. 78) heb ik u toegezegd om u nader te informeren over het overleg
met de regio over de W4 – overeenkomst. Hierbij geef ik invulling aan
deze toezegging.
Met de gemeenten Leiden, Leiderdorp en Zoeterwoude, de Provincie Zuid-Holland
en het ministerie van VROM is in 2002 de W4-Overeenkomst gesloten. Deze overeenkomst
maakt een verlengde verdiepte aanleg van de A4 tussen Leiden en Leiderdorp
mogelijk als onderdeel van een integrale gebiedsontwikkeling. Dit leidt tot
een win/win situatie voor mobiliteit en leefbaarheid.
Vanwege de vernietiging van het Tracébesluit A4 Burgerveen–Leiden
door de Raad van State in juli 2007 hebben de wethouders van de W4-gemeenten
mij gewezen op de gevolgen voor de gebiedsontwikkeling.
Ik heb daarop de heer Van Dijk, Gedeputeerde van Zuid-Holland en duo-bestuurder
voor het Randstad Urgent project Flessenhalzen A4–A12, om bemiddeling
en advies gevraagd.
Op basis van zijn advies heb ik op 4 februari 2008 een onderhoud
gehad met de wethouders van de betrokken gemeenten. Dit onderhoud heeft tot
een positief resultaat geleid. Daarbij hebben de partijen uitgesproken dat
zij vanuit de gemeenschappelijke verantwoordelijkheid voor het W4-proces eensgezind
zullen doorpakken.
Ik ben blij dat daarmee belemmeringen zijn weggenomen. Inmiddels heb ik,
in overeenstemming met mijn collega van VROM, op 13 februari het OTB
A4 Burgerveen–Leiden 2009, gedeelte Leiden–Leiderdorp vastgesteld.
De minister van Verkeer en Waterstaat,
C. M. P. S. Eurlings