31 590
Goedkeuring van de op 9 juli 2008 te Brussel totstandgekomen Protocollen bij het Noord-Atlantisch Verdrag inzake de toetreding van de Republiek Albanië en de Republiek Kroatië (Trb. 2008, 162)

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 24 september 2008

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, brengt als volgt verslag uit van haar bevindingen. Onder het voorbehoud dat de regering de gestelde vragen en gemaakte opmerkingen tijdig en voldoende zal hebben beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van dit wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.

De voorzitter van de commissie,

Ormel

De adjunct-griffier van de commissie,

Van Toor

De leden van de fractie van het CDA hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel dat strekt tot Nederlandse parlementaire goedkeuring van de toetreding van Albanië en Kroatië tot de NAVO. De leden van de fractie van het CDA zijn voorstander van het beleid waarbij Europese landen, mits zij aan alle beginselen, voorwaarden en waarden voldoen en mits zijzelf dit wensen, toe kunnen treden tot de NAVO. Tevens is het uitgangspunt van deze leden dat met het lidmaatschap van de NAVO niet alleen rechten ontstaan voor de nieuwe landen. Minstens zo belangrijk zijn de plichten die het lidmaatschap met zich meebrengt.

De regering betrekt in de memorie van toelichting de stelling dat beide landen in haar ogen hebben voldaan aan voorwaarden tot toetreding. Aangezien in voorkomende gevallen vaak sprake is van het voldoen aan de minimumstandaarden, menen de leden van de fractie van het CDA dat de ontwikkeling van deze landen niet stil moet komen te liggen zodra het lidmaatschap een feit is. Kan de regering aangeven of zij ook wil aandringen op verdere ontwikkeling, ook na toetreding en indien dat het geval is hoe zal zij aan dit voornemen vorm gaan geven?

De leden van de fractie van het CDA nodigen de regering uit om gemotiveerd aan te geven of zij van mening is dat het proces rondom de uitnodiging aan Albanië en Kroatië omgeven is geweest met de in haar ogen noodzakelijke waarborgen (inclusief alle rechten en plichten) die aan een zorgvuldig proces moeten worden gesteld. Eerder genoemde leden zijn van mening dat de uitnodiging aan ieder land op haar merites moet worden beoordeeld. Kan de regering aangeven of zij de mening van deze leden deelt en dat met het feit dat met het thans voorliggende voorstel van wet de toetreding van twee landen wordt geregeld, daar niets aan af wordt gedaan. De leden stellen het voorts op prijs wanneer de regering bevestigend zou antwoorden op de vraag dat de toetreding van beide landen in essentie los van elkaar staat en dat dit uitgangspunt altijd leidraad is bij toetreding van landen tot internationale organisaties.

De leden van de fractie van de PvdA hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel en de bijgehorende memorie van toelichting. De leden van de fractie van de PvdA steunen de goedkeuring van de toetredingsprotocollen van Albanië en Kroatië. Deze leden vragen echter wel blijvende aandacht voor de noodzakelijke hervormingsprocessen op het gebied van democratische ontwikkelingen. Met name Albanië kan op dit gebied nog grote vooruitgang boeken, aangezien de laatste verkiezingen (lokale verkiezingen, februari 2007) de OVSE-standaarden voor vrije en eerlijke verkiezingen niet haalden. De volgende vragen zijn derhalve opportuun: Is de regering bereid om binnen de NAVO te pleiten voor voldoende toezicht en sturing ten aanzien van de democratiseringshervormingen in, met name, Albanië? Zal, daar de memorie van toelichting hierover niet geheel duidelijk is, de ondersteuning van deze processen ook nog worden voortgezet na de officiële toetreding van Albanië en Kroatië tot de NAVO in het voorjaar van 2009? Zo ja, op welke manier en onder welke voorwaarden?

De leden van de fractie van de SP hebben kennis genomen van de beslissing van de regering om Kroatië en Albanië toe te laten als lid van de NAVO. In paragraaf 4 van de Memorie van Toelichting wordt opgemerkt dat de NAVO nog beziet of het nodig is bepaalde militaire infrastructuur in de twee landen op te zetten en, indien dit het geval is, of deze gefinancierd zullen worden op basis van common funding. Wat wordt bedoeld met «bepaalde militaire infrastructuur»? Wat zijn de afwegingen die tot een beslissing zullen leiden en wat heeft veroorzaakt dat deze beslissing niet is genomen voor de ondertekening van de betreffende Protocollen inzake de toetreding tot de NAVO? Het lijkt deze leden in ieder geval noodzakelijk dat hierover eerst duidelijkheid bestaat voordat beide landen lid kunnen worden.

Daarnaast maken de leden van de fractie van de SP om de volgende redenen bezwaar tegen de toetreding van Albanië en Kroatië tot de NAVO. Bij het einde van de Koude Oorlog en de instemming van Rusland met de hereniging van Duitsland in 1991 beloofde de NAVO aan de leiding van Rusland om de NAVO zeker niet in oostelijke richting uit te breiden. Dat is sindsdien in twee ronden echter wel gebeurd. In 1998 werden de voormalige leden van het Warschau Pact Hongarije, Polen en Tsjechië lid van de NAVO. In 2003 gebeurde hetzelfde met Bulgarije, Roemenië en Slowakije en ook de voormalige leden van de Sovjet-Unie Estland, Letland en Litouwen; alsmede ook Slovenië, voormalig deel van de republiek Joegoslavië. Zij allen werden lid van de NAVO. Dat was een schending van de belofte uit 1991, die ernstig voelbaar is geworden bij de recente oorlog in Georgië in augustus 2008. Rusland herinnerde de Europese landen er aan de uitbreiding van de NAVO in oostelijke richting als een bedreiging te ervaren. De vernietiging van de militaire infrastructuur van Georgië is daarvan een duidelijk en onheilspellend teken. Dat is voor de onderlinge vreedzame verhoudingen in Europa en de rest van de wereld als een serieus te nemen feit te beschouwen. Daarom is het verstandig te zoeken naar andere arrangementen voor de vrede in Europa dan door middel van het NAVO-lidmaatschap.

Ofschoon Kroatië en Albanië niet aan de grens met Rusland liggen, zijn ze wel betrokken bij latente conflicten met Servië. Zo lang de situatie op de Balkan niet volledig is opgelost is het te vroeg dat kandidaat-landen lid van de NAVO worden. Ook om een nieuw internationaal conflict te voorkomen.

In de NAVO wordt erkend dat een discussie over de toekomst van het bondgenootschap noodzakelijk is. In dat licht is het ook onverstandig om voordat deze discussie is gevoerd het bondgenootschap uit te breiden met twee nieuwe leden. Wellicht dat de uitkomst van de discussie noodzaakt om de NAVO niet uit te breiden.

Kroatië was onderdeel van de republiek Joegoslavië die in de jaren negentig in een serie bloedige oorlogen uiteen is gevallen. Ook de republiek Bosnië-Herzegowina is het gevolg van deze oorlogen, maar is vergeleken met Kroatië een stuk instabieler. Bovendien bestaat Bosnië-Herzegowina voor een deel uit Kroaten. Door diverse hooggeplaatste internationale functionarissen is gewaarschuwd voor het uiteenvallen van Bosnië-Herzegowina. Het lidmaatschap van Kroatië van de NAVO brengt het grote risico met zich mee dat alle leden van de NAVO verplicht worden, op basis van artikel 5, actief militair op te treden indien Kroatië betrokken raakt in een oorlog. De risico’s in Bosnië-Herzegowina op een nieuw gewapend conflict zijn te groot om Kroatië op te nemen in de NAVO.

Albanië was ten tijde van de Koude Oorlog stijf neutraal in de internationale politiek. Als gevolg van de oorlogen in voormalig Joegoslavië en met name de oorlog om Kosovo in 1999 heeft de Albanse regering besloten lid te worden van de NAVO. De instabiele ontwikkelingen in Kosovo, dat in meerderheid bewoond wordt door etnische Albanezen, veroorzaken het risico dat de NAVO betrokken zou kunnen worden bij een nieuwe conflicten in Kosovo. Tenslotte zou Albanië zich geruggesteund door de NAVO-bepalingen van onderlinge steun gesterkt kunnen voelen de etnische Albanezen in Kosovo te hulp te schieten bij problemen met de republiek Servië of met Serviërs in Kosovo dan wel zou Albanië kunnen streven naar een groot Albanië. Het zou buitengewoon onverstandig zijn dat de NAVO daarbij direct betrokken raakt. Het is verregaand te verkiezen dat de onderlinge conflicten op de Balkan eerst definitief worden opgelost voordat een deel van de partijen lid wordt van een militair bondgenootschap.

De omvorming van de krijgsmachten van Kroatië en Albanië naar «meer flexibele gevechtseenheden met het accent op interoperabiliteit en inzetbaarheid bij de «nieuwe» NAVO-taken», zoals wordt gesteld in de memorie van toelichting, is in het licht van het bovenstaande voor de leden van de fractie van de SP geen geruststellende gedachte.

De leden van de fractie van de SP zijn voorstander van verbetering van de economische basis en een stabilisering van de politieke en militaire situatie in de Balkan en de rest van Europa. Een lidmaatschap van de NAVO voor Albanië en Kroatië past daarin niet en daarom kunnen deze leden niet instemmen met goedkeuring van de toetreding van van Albanië en Kroatië tot de NAVO.

De leden van de fractie van de VVD hebben met veel belangstelling kennis genomen van het voorstel van wet betreffende de goedkeuring van de protocollen bij het NAVO-verdrag die de toetreding van Albanië en Kroatië behelzen. De leden van de fractie van de VVD willen in dit verband vooral meer informatie vragen over de mate waarin Albanië en Kroatië hebben aangetoond dat zij kunnen en willen bijdragen aan «nieuwe» NAVO-taken respectievelijk aan veiligheid en stabiliteit in crisis- en conflictgebieden. Kan een beschrijving worden gegeven van de militaire eenheden die Albanië en Kroatië in dat verband thans kunnen leveren en van de eenheden die zij in dat verband reeds daadwerkelijk hebben geleverd aan internationale operaties zoals de door de NAVO geleide ISAF-operatie in Afghanistan? Naar de mening van de leden van de fractie van de VVD zijn de verhoudingen binnen de NAVO betreffende het leveren van eenheden door afzonderlijke NAVO-lidstaten aan internationale operaties (zoals ISAF) scheef en dient zeker ook de opmaat naar de feitelijke toetreding tot de NAVO van nieuwe lidstaten maximaal te worden benut om te bevorderen dat krijgsmachten van aspirant-lidstaten zodanig worden ingericht dat sprake is van een adequate internationale inzetbaarheid van de betreffende krijgsmachten. Wat is in dat opzicht in Albanië en Kroatië reeds bereikt en welke verdere voortgang kan tegemoet worden gezien? Is de Nederlandse regering positief gestemd over het tijdpad dat door Albanië en Kroatië is beschreven om de noodzakelijke hervormingen binnen hun krijgsmachten door te voeren en zijn naar de mening van de Nederlandse regering die hervormingen toereikend?


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van Bommel (SP), Van der Staaij (SGP), Wilders (PVV), Waalkens (PvdA), Van Baalen (VVD), Çörüz (CDA), Ormel (CDA), voorzitter, Ferrier (CDA), Van Velzen (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Haverkamp (CDA), Blom (PvdA), Eijsink (PvdA), Van Dam (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Irrgang (SP), Knops (CDA), Boekestijn (VVD), Voordewind (CU), Pechtold (D66), ondervoorzitter, Ten Broeke (VVD), Van Raak (SP), Gill’ard (PvdA), Thieme (PvdD) en Diks (GL).

Plv. leden: De Wit (SP), Van der Vlies (SGP), De Roon (PVV), Vermeij (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Omtzigt (CDA), Spies (CDA), Aasted-Madsen-van Stiphout (CDA), Van Dijk (SP), Ten Hoopen (CDA), Jonker (CDA), Besselink (PvdA), Leerdam (PvdA), Arib (PvdA), Neppérus (VVD), Lempens (SP), Schermers (CDA), Griffith (VVD), Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU), Koşer Kaya (D66), Van Beek (VVD), Gesthuizen (SP), Samsom (PvdA), Ouwehand (PvdD) en Vendrik (GL).

Naar boven