Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 april 2010
Bij brief van 31 maart 2010 (2010/2010D16083) verzoekt u mij uw Kamer een brief te sturen over de mogelijkheid om de zorgtoeslag
samen te voegen met de inkomstenbelasting. Naar aanleiding van uw verzoek bericht ik u mede namens minister Klink het
volgende.
Zoals u weet is vereenvoudiging van wetgeving, zowel op het gebied van de fiscaliteit, als op het gebied van toeslagen, een
speerpunt van beleid. Inmiddels heeft uw Kamer deze kabinetsperiode ook diverse vereenvoudigingswetsvoorstellen op beide gebieden
behandeld. Het doel van de vereenvoudigingen is tweeledig:
1. eenvoudiger, beter te begrijpen en na te leven wet- en regelgeving voor de burger; en
2. eenvoudiger, efficiënter en beter uit te voeren wet- en regelgeving voor de Belastingdienst.
Mijn antwoord op een lezersvraag of het een goed idee zou kunnen zijn om deze toeslag bij de inkomstenbelastingsystematiek
te betrekken is ook vanuit deze insteek ingegeven. Ongeveer 5 miljoen huishoudens krijgen jaarlijks een zorgtoeslag. Zij ontvangen
hierover eveneens jaarlijks minimaal twee beschikkingen. De uitvoering verloopt goed, maar dit zorgt voor een flinke regeldruk,
zowel voor de burger, als voor de Belastingdienst. In het interview heb ik aangegeven dat dit slimmer georganiseerd zou moeten
kunnen worden. Als voorbeeld heb ik het betrekken van de zorgtoeslag bij de inkomstenbelasting genoemd.
In hetzelfde interview heb ik aangegeven juist vanwege het belang van de burger en de Belastingdienst er voor te willen waken
dat het betrekken van de zorgtoeslag bij de inkomstenbelasting het systeem niet ingewikkelder moet maken. Zoals aangegeven
moest het idee daarom zorgvuldig worden bestudeerd.
In het kader van de Heroverwegingen is er onderzoek gedaan naar het vereenvoudigen van belasting- en toeslagprocedures. Op
1 april 2010 zijn de rapporten van de diverse heroverwegingscommissies gepresenteerd. Voor het afschaffen en omvormen van
de zorgtoeslag zijn voor de heroverweging Toeslagen twee opties onderzocht:
1. verlagen van de nominale premie naar 500 euro; ter compensatie het verhogen van de rijksbijdrage. Dit zou gefinancierd worden
door verhoging van de 1e drie schijven van de belastingtarieven, het verhogen van de algemene heffingskorting en verkorting
van de 1e schijf;
2. invoeren van een (al dan niet verzilverbare) heffingskorting ter vervanging van de zorgtoeslag.
In optie 1 wordt de zorgtoeslag op relatief eenvoudige wijze omgezet. Aandachtspunt bij deze optie is dat er een zekere spanning
kan ontstaan met de filosofie van het huidige zorgstelsel waarbij de nominale premie een duidelijke signaalwerking heeft met
betrekking tot de hoogte van de zorgkosten. In de kabinetsreactie op de evaluatie van de zorgverzekeringswet en de wet op
de zorgtoeslag heeft minister Klink ook al over de nominale premie gesproken (Tweede Kamer vergaderjaar 20092010 29 689, nr. 282 en 292). Zo staat in de kabinetsreactie dat bij de invoering van de zorgverzekeringswet ervoor is gekozen dat de financiering ervan
voor 50% uit de nominale premie komt. Het CPB had hierover destijds aangegeven dat het er vanuit het oogpunt van concurrentie
minder toe doet hoe hoog de nominale premie is. Dit op voorwaarde dat er flankerend beleid zou plaatsvinden. Dat is gebeurd
met de invoering van de zorgtoeslag, zodat mensen met een lager inkomen worden gecompenseerd
Bij optie 2 blijft de nominale premie op het huidige niveau, zodat ook de signaalwerking die daar vanuit gaat, in zijn geheel
gehandhaafd blijft. Door te gaan werken via de IB krijgt de Belastingdienst er echter wel 1,3 miljoen nieuwe klanten bij.
Hiermee verschuift een groot deel van de uitvoeringskosten van Belastingdienst/Toeslagen naar de reguliere Belastingdienst
en is er dus een besparingsverlies. Voorts ontstaat er bij deze optie het vraagstuk van de verzilverbaarheid van de heffingskorting.
In het rapport van de heroverweging Toeslagen wordt nader ingegaan op beide opties. In de verdere procedure over deze heroverwegingsrapportages,
zal besluitvorming plaatsvinden door een volgend kabinet (daar het huidige kabinet inmiddels demissionair is geworden) over
de toekomst van de zorgtoeslag. Dus net als in het antwoord op de lezersvraag in het betreffende interview kan ik ook nu niet
verder ingaan op een definitieve afweging van alle voor- en nadelen.
De rapporten van de heroverweging bieden mijns inziens voldoende aanknopingspunten om in de komende periode tot verdergaande
vereenvoudigingen te komen, maar dat is aan een volgend kabinet.
De minister van Financiën
J.C. de Jager