31 577
Regels met betrekking tot participatieplaatsen en loonkostensubsidies (Wet stimulering arbeidsparticipatie)

nr. 19
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 november 2008

Tijdens de behandeling van het voorstel van wet houdende regels met betrekking tot participatieplaatsen en loonkostensubsidies (Wet Stimulering arbeidsparticipatie) (31 577) is door het lid Karabulut een amendement ingediend dat ertoe strekt de premie voor mensen met een participatieplaats maandelijks uit te betalen (Kamerstukken II 2008/2009, 31 577, nr. 9). Door het lid Spekman is tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel op 6 november jl. gevraagd naar de mogelijkheid om de stimuleringspremie viermaal in plaats van tweemaal per jaar onbelast uit te betalen. Een en ander is voor mij aanleiding geweest om een schriftelijke reactie toe te zeggen, die ik u hierbij, mede namens de staatssecretaris van Financiën, doe toekomen.

Het kabinet onderkent dat er bij een periodieke premie voor de belanghebbende een directer verband is tussen de incentive en de inspanning waarvoor deze wordt verstrekt. Om hiermee rekening te houden, voorziet het voorliggende wetsvoorstel er in dat de premie tweemaal, in plaats van eenmaal, per jaar wordt verstrekt.

Naast vorenbedoeld verband spelen bij de bepaling van de periodiciteit van die premie de volgende factoren mee.

Naarmate de periodiciteit van de premie toeneemt, neemt ook het risico toe dat deze door inkomensgewenning aan effectiviteit als re-integratieinstrument verliest. Dit risico is maximaal bij invoering van een maandelijkse premie. Als de periodiciteit van de premie toeneemt, zou het bedrag van de premie verlaagd moeten worden om genoemd risico te ondervangen.

Zoals bekend is het recht op de premie gekoppeld aan een beoordeling door de gemeente over de medewerking van de belanghebbende aan de vergroting van zijn kans op inschakeling in het arbeidsproces. Bij een frequentie van tweemaal per jaar is die beoordeling goed uitvoerbaar. Bij een hogere frequentie legt deze beoordeling een onevenredig grote druk op de uitvoering.

Voorts acht de regering het van belang dat de premie onbelast is en niet doorwerkt in de inkomensafhankelijke regelingen. Naarmate de periodiciteit verder wordt verhoogd, krijgt de premie echter steeds meer het karakter van regulier inkomen en zou deze tot het belastbaar inkomen moeten worden gerekend. Tegen die achtergrond is het onbelast laten van de premie bij een hogere periodiciteit dan tweemaal per jaar onwenselijk.

Gelet op het vorenstaande houden wij vast aan een periodiciteit van tweemaal per jaar.

De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. Aboutaleb

Naar boven