nr. 4
OORSPRONKELIJKE TEKST VAN HET VOORSTEL VAN WET EN VAN DE MEMORIE VAN
TOELICHTING ZOALS VOORGELEGD AAN DE RAAD VAN STATE EN VOORZOVER NADIEN GEWIJZIGD
Voorstel van wet
Artikel II
Artikel 2 Wet Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen
In het eerste lid wordt «Gouda» vervangen door: Rotterdam.
Memorie van Toelichting
Algemeen
In de derde alinea is na de tweede zin toegevoegd:
De alimentatiegerechtigde opdrachtgever zal in eerste instantie zelf de
kosten voor de inschakeling van de gerechtsdeurwaarder moeten betalen. Deze
kosten kunnen op de schuldenaar worden verhaald tot het maximumtarief dat
geldt voor schuldenaren (bijv. € 107,12 bij beslag onder derden
op periodieke betalingen). De alimentatiegerechtigde loopt echter het risico,
dat de kosten voor zijn rekening blijven, als de vordering niet inbaar blijkt
te zijn. Voorts kan aan de opdrachtgever een hoger tarief in rekening worden
gebracht als er extra inspanningen van de gerechtsdeurwaarder nodig zijn.
Deze omstandigheden kunnen voor de alimentatiegerechtigde een drempel vormen
om een deurwaarder in te schakelen.
Voordelen inning partneralimentatie via LBIO
Na de zesde zin is toegevoegd:
Aan bemiddeling door het LBIO zijn, anders dan bij bemiddeling door de
deurwaarder, geen kosten verbonden voor de alimentatiegerechtigde enplichtige.
Het vooruitzicht dat er een kostenopslag verschuldigd is als het LBIO alsnog
de bemiddeling moet overnemen, zal de alimentatieplichtige stimuleren mee
te werken aan vrijwillige betaling.
Financiële consequenties
Na «enkelvoudige aanvragen» is toegevoegd:
Deze veronderstelling kan als volgt worden onderbouwd. Uit het eindrapport
van de werkgroep alimentatiebeleid «Het kind centraal de verantwoordelijkheid
blijft» (Bijlage 5: p. 63) blijkt dat 13 procent van de alleenstaande
gescheiden moeders partneralimentatie ontvangen. Hiervan ontvangen 8 procent
zowel partner- als kinderalimentatie en 5 procent slechts partneralimentatie.
Het aandeel samenloop van deze groep bedraagt derhalve 62 procent (8/13).
Naast gescheiden moeders zullen ook ex-partners zonder kinderen een beroep
doen op het LBIO voor de inning van partneralimentatie. Bij deze groep kan
van samenloop geen sprake zijn. Gewogen zal naar schatting de samenloop van
inning van partner- en kinderalimentatie circa 45 procent bedragen.
Artikel II
Voor «de taakuitbreiding» is toegevoegd:
Artikel 2 wordt op twee onderdelen gewijzigd. In verband met de verhuizing
van het LBIO naar Rotterdam in mei 2008, dient de vermelding van de plaats
van vestiging in het eerste lid gewijzigd te worden.