31 574
PKB Randstad 380 kV verbinding Haarlemmemeer Oost

nr. 6
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 30 maart 2009

De vaste commissie voor Economische Zaken1, heeft een aantal vragen voorgelegd aan de regering over de brief van 18 december 2008 inzake het tracé voor de Randstad 380 kV verbinding Noordring (kamerstuk 31 574, nr. 4).

De regering heeft de vragen beantwoord bij brief van 27 maart 2009.

Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Tichelaar

De griffier van de commissie,

Franke

1

Is het, gelet op de slagaderfunctie van de verbinding enerzijds en de onbekende risico’s en beperkte kennis over verkabeling met een wattage van 2640 MW anderzijds, niet een onevenredig groot risico om te kiezen voor een verkabeling van deze lengte? Zo nee, waarom niet?

Nee dat is niet het geval. Verkabeling van deze lengte is een verantwoorde keuze. Op dit moment zijn wereldwijd enkele kabelverbindingen gerealiseerd. In onderstaande tabel worden deze verbindingen weergegeven en worden de belangrijkste kenmerken samengevat om een vergelijking met de Randstad 380 kV verbinding te kunnen maken. Bij de vier voorbeelden geldt dat of het aantal circuits lager is, of het vermogen (MVA) of de lengte. Een circuit is een verbinding tussen twee stations en bestaat doorgaans uit drie fasen. Bij de gegeven combinaties van lengte, transportver-mogen en het aantal circuits is de impact op het nettechnische systeem beheersbaar. De ervaring die is opgedaan met deze buitenlandse kabels, vormt input voor de ontwikkelingen op het gebied van verkabeling van 380 kV in Nederland.

Ervaringen met verkabeling 380 kV wereldwijd:

ProjectFunctieAantal circuitsVermogen per circuitLengte verbinding
Deense kabel*Ader1800 MVA22 km
Berlijnse kabel*Ader21 150 MVA12 km
Japanse kabel*Ader21 200 MVA40 km
Spaanse kabel*Ader21 720 MVA13 km
Randstad380Slagader22 640 MVA20 km

* Inmiddels gerealiseerde verbinding

In de tabel is uitgaande van het aantal circuits, aantal fases en aantal kabels per fase van de buitenlandse voorbeelden de 20 km voor de Randstad 380 kV verbinding herleid. De Japanse kabel bestaat uit 6 fase-kabels over de lengte van 40 km. Dit betekent een totaal van 6 x 40 = 240 km fase-kabel en is daarmee de langste ter wereld. De Randstad 380 kV verbinding bestaat door zijn hoge vermogen uit 12 fase-kabels en dat geeft teruggerekend 240 km / 12 = 20 km kabel.

2

Zou het niet raadzaam zijn eerst een korter proeftracé in werking te nemen? Zijn de mogelijkheden hiervoor, en het nut hiervan, voldoende onderzocht?

Proefprojecten zijn niet nodig. Er zijn reeds vele kabelverbindingen in het landelijk transportnet in bedrijf, waaronder ook enkele (korte) trajecten van 380 KV, zoals bij de kruising van de Nieuwe Waterweg en voor de specifieke aansluiting van centrales op het net. Ook 380 kV kabeltracés in het buitenland zoals onder de beantwoording van vraag 1 is aangegeven, geven een indruk hoe kabel zich gedraagt. Het innovatieve aspect van Randstad 380 kV is de toepassing van grotere lengtes op 380 kV-niveau voor zware transportverbindingen binnen het bestaande systeem in de ringstructuur van het hoofdtransportnet. Met betrekking tot de invloed van lange kabels op het systeemgedrag heeft TenneT aangegeven eerst enkele jaren praktijkervaring op te willen doen voordat een volgende stap naar inpassing van grotere lengtes kan worden gezet.

3

Wat zijn in het algemeen de bezwaren tegen een dubbele mast, waar deze technisch gezien mogelijk is?

In het zoekgebied voor de Randstad 380 kV verbinding is over een grote afstand sprake van een bestaande 150 kV verbinding. Technisch gezien zijn er geen bezwaren tegen het combineren van verschillende transportverbindingen (150 kV en 380 kV in één mast). Vandaar dat één van de onderzochte alternatieven uitging van de ’combinatie met de bestaande 150 kV’. In het voorgenomen tracé voor de Noordring is over een grote lengte ook gekozen voor deze combinatie. In bepaalde gevallen is hiervan afgeweken, niet vanwege technische belemmeringen maar vanwege bijvoorbeeld ecologische aspecten zoals bij de Wilck. In dit geval hebben bijvoorbeeld ecologische aspecten een doorslaggevende rol gespeeld om niet te kiezen voor een combinatie van de bestaande 150 kV en de 380 kV op één mast.

4

Kunt u een beeld geven van de concrete risico’s die gepaard gaan met ondergrondse aanleg?

Bij ondergrondse aanleg is sprake van de volgende risico’s: de invloed van kabels op de spanningsstabiliteit van het net, de storingskans en de hersteltijd na een storing.

Een kabel gedraagt zich elektrotechnisch anders dan een bovengrondse lijn. In het algemeen geldt dat kabels ten opzichte van bovengrondse lijnen afwijkend gedrag vertonen. Een kabel vormt de «weg van de minste weerstand». Kabels gedragen zich als condensatoren, hetgeen betekent dat ze de spanning omhoog duwen. Vanwege deze bijzondere elektrotechnische eigenschappen moeten er technische componenten worden aangebracht in het net om het afwijkende gedrag van een kabel te compenseren.

Deze componenten (compensatiemiddelen), bestaan uit grote elektrotechnische apparaten en worden normaal gesproken in de nabijheid van schakelstations geplaatst.

Kabels vergen verschillende soorten compensatiemiddelen. Deze com-pensatie-middelen moeten de blindstroom compenseren (parallelcompensatie), de vermogenstromen sturen, en de kortsluitstromen beheersen (seriecompensatie).

Door deze compensatiemiddelen toe te voegen kan de spanning en stroom-doorvoer in de kabel worden beheerst. Kabels op het hoogste spanningsniveau vergen omvangrijke compensatiemiddelen.

Bij een overwegend bovengronds net met minder componenten is dat veel eenvoudiger dan bij een ondergronds net, waaraan de noodzakelijke compensatiemiddelen zijn toegevoegd. Op systeemniveau gaan de kabels en hun compensatiemiddelen inwerken op het net als geheel, wat tot instabiliteit leidt: spoelen en condensatoren doen de spanning en frequentie zweven. Deze spanningsinstabiliteit is een bijzonder ver-schijnsel.

Afwijkingen in spannings- en frequentiegedrag kunnen dan weliswaar weer worden gecompenseerd of beter gezegd gestabiliseerd (middels filters), maar daarmee worden weer nieuwe elementen toegevoegd, die op hun beurt weer invloed uitoefenen op het netsysteem. Bedrijfsmiddelen gaan dan als het ware met elkaar resoneren, hetgeen tot net-instabiliteit leidt.

Hoe complexer het systeem, hoe groter de kans op storingen. Van belang daarbij is de hersteltijd van een verbinding. Als een storing optreedt, moet de verbinding snel worden hersteld, omdat anders de redundantie in het net wordt aangetast. Een volgende storing kan grote gevolgen hebben en uitval van de voorziening leidt tot grote schade. Een uur stroomuitval in de Randstad betekent een maatschappelijke schadepost van 72 miljoen euro. Ervaring met kabelverbindingen leert dat een circuit dat na een storing uit bedrijf is, tussen de 2 en 20 dagen uit bedrijf is. In de praktijk komen ook nog veel langere reparatietijden voor. Voorbeeld hiervan is de kabel in Berlijn die eind 2007 in gebruik is genomen. Deze is vorig jaar twee keer uit bedrijf geweest, de tweede keer heeft de reparatie meerder maanden in beslag genomen. De reparatieduur van bovengrondse verbindingen is veel korter: tussen de 8–48 uur.

Niet alle incidenten in bovengrondse verbindingen leiden tot uitval van een circuit vanwege het zelfherstellend vermogen van zo’n lijn. Bij een fout – een kortsluiting door blikseminslag bijvoorbeeld – kan een lijn zichzelf snel uitschakelen en vervolgens automatisch testen en weer inschakelen. Bij een ondergrondse kabel ligt dat gecompliceerder, automatisch weer inschakelen is risicovol. Wanneer sprake is van een foutmelding bij de ondergrondse verbinding betreft het vaak de verbinding van de stekker of de isolatie van de kabel. Als er na een foutmelding de verbinding weer wordt ingeschakeld wordt nog meer schade toegebracht aan de kabel, dit in tegenstelling tot de draden in de bovengrondse verbinding. Na de aanleg van de verbinding worden zoveel mogelijk maatregelen genomen gericht op het monitoren van de kabel.

5

Wat zijn de exacte gevolgen van een situatie waarin de netcapaciteit niet kan worden gegarandeerd? Is er dan sprake van stroomstoringen?

Een situatie waarin er onvoldoende netcapaciteit is, leidt niet tot stroomstoringen. Ook nu is tijdens onderhoud aan onderdelen van het net (hoogspannings-verbindingen, transformatoren e.d.) de netcapaciteit onvoldoende om alle aangeboden elektriciteit te transporteren. In die situaties zoekt de netbeheerder een producent die bereid is zijn productie gedurende de onderhoudsperiode terug te regelen; in de praktijk worden de onderhoudsperiodes van centrales en netonderdelen zo veel mogelijk op elkaar afgestemd.

Indien meer centrales worden aangesloten, zal het vaker voorkomen dat de netcapaciteit onvoldoende is. Vaker zullen dan centrales teruggeregeld moeten worden en daartoe zal de netbeheerder over een regulier toepasbaar systeem om congestie te managen moeten kunnen beschikken.

In het dossier aansluitbeleid komt dit onderwerp expliciet aan de orde; ik verwijs u naar mijn antwoorden van 20 maart 2009 op schriftelijke vragen in dat kader.

6

Kunt u een overzicht geven van alle onderzoeken ten aanzien van de maximale afstanden voor ondergrondse verkabeling?

Er zijn internationaal verschillende onderzoeken uitgevoerd, waarbij iedere situatie uniek is. Verder is gebruik gemaakt van expert views binnen het internationale CIGRE-netwerk:

– Machbarkeitsuntersuchung zur Gesamt- oder Teilverkabelung der 380-kV-Leitung

– St. Peter – Tauern im Bundesland Salzburg, KEMA IEV GmbH, Dresden, januari 2008

– APG-Stellungnahme Zur «Machbarkeitsuntersuchung zur Gesamt- oder Teilverkabelung der 380-kV-Leitung, St.Peter – Tauern im Bundesland Salzburg

– Projet Cotentin-Maine. Le choix de la technologie aerienne, RTE 2005400 kV AC new submarine cable links between Sicily and the Italian mainland.

– Outline of project and special electrical studies, CIGRE 2008

– ETSO position on use of underground cables to develop European 400 kV networks, ETSO January 2003

– General cost comparison between underground cables and Overhead line systems for High Voltage Transmission, April 2008 (Tractebel opdracht MEZ en VROM)

– Technical report on the future expansion and undergrounding of the electricity transmission grid, Elinfrastrukturudvalget, April 2008 (Denmark)

– CIGRE statistics on underground cable in transmission networks. Final report of CIGRE Working Group B1.07 (2007)

– Study on the Comparative Merits of Overhead Electricity Transmission Lines versus Underground Cables, Ecofys Germany 2007, (Opdracht ENR Ireland)

Bovenstaande rapporten hebben ertoe geleid dat ervoor is gekozen om bij verkabeling 20 kilometer als richtinggevend te hanteren. Wereldwijd hebben TSO’s veel aandacht voor de ontwikkeling en toepassing van 380 kV-kabel. De toepassing in het Randstad 380 kV project wordt, gezien de functie in het net, het vermogen per circuit en de tracélengte internationaal nauwgezet gevolgd. In CIGRE-verband is in 2008 een speciale taskforce opgericht voor uitwisseling van ervaringen en kennis voor toepassing van kabels. TenneT en de TU-Delft participeren in deze taskforce.

De tabel in het antwoord op vraag 1 geeft een aantal voorbeelden. Elke netsituatie is uniek: het aantal circuits, de lengte en het vermogen bepalen de mate van complexiteit van kabels in een vermaasd net.

7

Waarom wordt het door Tennet en Tractabel geadviseerde maximum aantal kilometers voor verkabeling met een wattage van 2640 MW volledig benut?

Het project zal worden gerealiseerd in de Randstad. Hier is sprake van zowel een zeer dichtbevolkt gebied als ook van een aantal waardevolle groengebieden. Naast de geldende doelstellingen in de Nota Ruimte is sprake van de maatschappelijke wens om deze verbinding ondergronds aan te leggen. In de overleggen die met Uw Kamer zijn gevoerd is eveneens de wens geuit om de verbinding in de Randstad zoveel als mogelijk ondergronds aan te leggen. In de afgelopen tijd is duidelijk geworden dat de 380 kV verbinding slechts gedeeltelijk ondergronds kan worden aangelegd. In de wetenschap dat er de komende jaren nog een aantal hoog-spanningsverbindingen moeten worden gerealiseerd is er toch voor gekozen vanwege bovenstaande en de geconstateerde knelpunten om de beschikbare hoeveelheid voor de verbinding in de Randstad te benutten.

8

Waarom zou er maar liefst zes tot acht jaar aan onderzoek nodig zijn om tot de conclusie te komen of meer verkabeling wel of niet mogelijk is? Waarom zou dat niet sneller kunnen, zeker nu op dit moment al een grote sprong gemaakt lijkt te worden?

Een dergelijke onderzoekstermijn is in de internationale elektriciteitssector een gebruikelijke periode. De termijn van zes tot acht jaar loopt inmiddels. Het monitoren van het gedrag van de kabel kan pas beginnen na ingebruikname (Zuidring 2011 en Noordring 2012/2013). Vervolgens is een langere periode nodig om de werking van de kabel in verschillende bedrijfs-voeringsituaties goed te kunnen monitoren en te analyseren. Er moet voldoende operationele ervaring worden opgedaan met kabels, ook in storingssituaties.

9

Kunt u een indicatie geven van de terugverdientijd van de naar schatting € 700 miljoen die met de voorgestelde aanleg zijn gemoeid?

Nut en noodzaak van deze investering is beschreven in de planologisch kernbeslissing. Daarbij is vastgesteld dat deze verbinding noodzakelijk is om de voorzieningszekerheid in de Randstad voor de toekomst veilig te stellen. Het faciliteren van voldoende transportcapaciteit voor nieuw productievermogen, waaronder straks ook de duurzame opwekking van windturbines op zee, is ook een reden waarom het elektriciteitsnet versterkt dient te worden. Bij de uitbreiding van de hoogspanningsverbindingen zal een ringstructuur worden gevormd, deze moet de leveringszekerheid beter kunnen garanderen. Een exacte indicatie van de terugverdientijd is echter niet te geven.

10

Kunt u aangeven, mede met het oog op toekomstige, soortgelijke planologische kernbeslissingen, wanneer verkabeling «technisch onvermijdelijk» is? Kunt u tevens aangeven hoe het kan zijn dat een relatief nieuwe en geenszins volledig ontwikkelde techniek als verkabeling van 2640 MW «technisch onvermijdelijk» kan zijn?

Hiermee wordt bedoeld een situatie als die bij het Noordzeekanaal. Dit kanaal kent nu geen beperking van de doorvaarhoogte. Hierbij is tevens sprake van een groot risico dat de schepen de lijnen zouden raken. Deze combinatie leidt ertoe dat verkabeling minder risico voor de leveringszekerheid oplevert dan het geval zijn zou zijn bij het bovengronds passeren van een dergelijk knelpunt. Bovendien wordt de doorvaarhoogte op deze wijze niet beperkt.

11

Wat is concreet de beperkende factor als het gaat om de verkabeling over langere afstanden? Is dat het percentage ondergronds, dat op de Zuidring immers al 50% gaat bedragen? Of is het de lengte als zodanig die het voornaamste obstakel vormt? Vanaf welke lengte in kilometers zou ondergrondse aanleg niet verantwoord zijn?

De beperkende factor is een combinatie van de lengte, de gewenste capaciteit (2640 MW) en de extra benodigde componenten, zoals blindstroomen seriespoelen die nodig zijn om de stabiliteit van het net te kunnen garanderen. Het gaat hierbij dus ook om de absolute lengte die verkabeld wordt, niet om het percentage dat ondergronds aangelegd zal worden. Een lengte van 20 km (aaneengesloten of in delen maakt geen verschil) is vastgesteld aan de hand van modellen van het Nederlandse net die gemaakt zijn door de TU Delft en TRACTABEL en op basis van ervaringen in het buitenland. De storingsgevoeligheid neemt toe naarmate de grens van 20 km overschreden wordt doordat er bij elke kilometer die ondergronds geplaatst wordt, 12 kilometer extra kabel nodig is. Eén kilometer van ondergrondse aanleg bestaat uit 2 circuits met elk 3 fases met 2 kabels (1 km* 2 circuits *3 fasen *2 kabels=12 km). Met een toename in lengte zal ook het aantal componenten en opstijgpunten toenemen, waardoor het net gevoeliger wordt voor storingen

12

Wat zijn de meerkosten voor ondergrondse aanleg van de 150 kV in het natuurgebied bij Wilck? Zijn deze meegenomen in de geraamde kosten van € 700 miljoen?

De meerkosten voor ondergrondse aanleg van het natuurgebied bij de Wilck van 150 kV zijn meegenomen in de genoemde € 700 miljoen.

Het gaat om vier tot vijf kilometer verkabeling. De extra investering bedraagt circa: € 2,5 miljoen per kilometer, exclusief opstijgpunten en amovering van de huidige 150 kV verbinding. De kosten van de opstijgpunten en het amoveren van de lijn bedragen tussen de € 2 en de € 5 miljoen.

13

Waarom behoort een gebundelde, bovengrondse combinatie van de 380 kV en de reeds bestaande 150 kV op een dubbele mast bij het Natura 2000 gebied De Wilck, niet tot de mogelijkheden? Indien dit wel mogelijk is, kunt u aangeven waarom dit niet gewenst is? Kunt u in dat geval tevens aangeven wat het kostenverschil is tussen gebundelde, bovengrondse combinatie enerzijds en een bovengrondse 380 kV verbinding in combinatie met een verkabelde 150 kV verbinding anderzijds?

Een gebundelde, bovengrondse combinatie van de 380kV en de reeds bestaande 150kV op een dubbele mast bij het Natura 2000 gebied De Wilck is niet aan de orde aangezien het effect van een dergelijke bovengrondse combiverbinding een aanzienlijke verslechtering (meer sterfte door vogelaanvaringen) betekent ten opzichte van de huidige situatie (150kV) en aldus zou kunnen leiden tot effecten die niet geoorloofd zijn op grond van de Natuurbeschermingswet.

14

Hoe zou het saneren van de bestaande 150 kV verbinding in de westflank van de Haarlemmermeer eruit moeten zien? Hoe verloop het overleg tussen de projectpartners en TenneT hierover?

Op nadrukkelijk verzoek van de regio is besloten om de nieuwe 380 kV verbinding aan de oostkant van Hoofddorp te realiseren. Hiervoor is een gedeeltelijke ondergrondse passage noodzakelijk en zullen portaalmasten worden geplaatst. Door deze keuze wordt de weg vrij gemaakt voor het project Westflank Haarlemmermeer om het door de regio beoogde ambitieniveau te realiseren. Met het oog op de door de regio gewenste kwaliteitsverbetering in de westflank zal de bestaande 150 kV ondergronds moeten worden gebracht. In het overleg dat met een aantal bestuurders uit de regio heeft plaatsgevonden is aangegeven dat het ondergronds brengen van deze verbinding nu de verantwoordelijkheid is van de regio. Zij hebben aangegeven zich daar goed van bewust te zijn. Het ondergronds aanleggen van de bestaande verbinding zou onderdeel moeten zijn van de nader uit te werken plannen voor dit gebied. Projectpartners zullen het initiatief moeten nemen om het overleg met Tennet hierover te starten.

15

Wanneer kan de aangekondigde structuurvisie verwacht worden?

In de brief van de brief van 18 december 2008 inzake het tracé voor de Randstad 380 kV verbinding Noordring wordt voorgesteld de planologische kernbeslissing ’Randstad 380 kV verbinding’ te wijzigen door middel van het doorlopen van een structuurvisieprocedure. Indien Uw kamer hiermee instemt tijdens het notaoverleg van 6 april a.s. zal de structuurvisie zo snel mogelijk ter inzage worden gelegd voor een periode van zes weken. Vervolgens zal de structuurvisie met inachtneming van de inspraak aan u worden toegestuurd.

16

Is het niet mogelijk om toch het Natura 2000 gebied De Wilck te sparen en ondergronds aan te leggen?

De keuze voor het alsnog ondergronds brengen van de 380 kV onder de Wilck naast de overige ondergrondse passages zou ertoe leiden dat in de Noordring 13 à 13,5 kilometer wordt verkabeld naast de reeds in de Zuidring toebedeelde 11 kilometer. Deze hoeveelheid is gezien de risico’s voor de netstabiliteit niet gewenst. Een keuze voor het alsnog verkabelen van de Wilck zou er aldus toe moeten leiden dat een ander deel in de Noord of Zuidring bovengronds wordt aangelegd.

17

Welke risico’s zijn er ten aanzien van de netcapaciteit als over een lengte van 85 km, niet 20 km maar 24 km ondergronds wordt aangelegd? Zijn deze niet verwaarloosbaar? Of heeft deze wijziging te hoge kosten tot gevolg, die ook van invloed zijn geweest op de besluitvorming? Is het juist dat deze kosten dan € 40 miljoen extra zouden bedragen? Op welke manier zijn de belangen van De Wilck en Haarlemmermeer tegen elkaar afgewogen?

In de brief van 23 mei 2008 over de Zuidring en de brief van 18 december 2008 over de Noordring is aangegeven wat de risico’s zijn wanneer over grote afstanden worden verkabeld. Hierin is tevens aangegeven waarom een afstand van 20 kilometer als richtinggevend wordt gehanteerd. Met het oog op de leveringszekerheid acht ik het niet verantwoord veel van de genoemde 20 kilometer af te wijken. Bij de keuze voor deze 20 kilometer zijn dus leveringszekerheid en niet de kosten maatgevend geweest. De meerkosten van vier kilometer extra verkabeling 380 kV zouden € 40 miljoen extra bedragen, exclusief de daarbij nog benodigde compensatiemiddelen.

Zoals aangegeven onder vraag 14 is bij de keuze voor een oostelijke passage van Hoofddorp sterk rekening gehouden met de grootschalige opgave waarvoor de regio staat in de westflank op het gebied van woningbouw, natuur, recreatie en water en de kwaliteitsverbetering in het gebied die plaats kan vinden door middel van het saneren van de be-staande 150 kV. Uit ecologisch onderzoek is gebleken dat uitgaande van de criteria op grond van de Natuurbeschermingswet, dat hiervoor het geëigende beoordelingskader is, het aanvaardbaar is om de 380 kV verbinding in de Wilck bovengronds aan te leggen, mits de bestaande 150 kV wordt verkabeld. Dit levert als het ware een neutrale situatie op. Dit heeft er toe geleid dat de opgave waar de regio Haarlemmermeer voor staat de doorslag heeft gegeven en dat ervoor is gekozen om een deel van de beperkte hoeveelheid beschikbare kilometers kabel in te zetten aan de oostkant van Hoofddorp waar een bovengrondse passage vanwege ruimtegebrek niet mogelijk is.

18

Wanneer is een besluit te verwachten over het tracé het Noordzeekanaal Spaarnwoude?

De afgelopen tijd is met alle relevante partijen gesproken over het tracé van het Noordzeekanaal tot en met Spaarnwoude. Dit heeft er toe geleid dat is gekozen voor het tracé van de bestaande 150 kV verbinding. Reden hiervoor is onder meer de technische beperkingen en risico’s voor de hoogspanningsverbindingen vanwege de bestaande leidingen die worden beheerd door Waternet, de mogelijk toekomstige verbreding van de A9 en de aanwezigheid van de bestaande 150 kV.

19

Welke natuur doeltype heeft het natuurgebied bij Wilck? Maakt het open karakter van het landschap deel uit van de landschappelijke waarde van het gebied?

De Wilck wordt aangemerkt als nat schraalland waarvan het zuidoostelijk deel een weidevogeldoelstelling heeft. De Wilck is in het vigerende aanwijzingsbesluitt aangewezen als Vogelrichtlijngebied en daarnaast aangewezen als Natura 2000-gebied vanwege de aanwezigheid van een internationaal belangrijk aantal overwinterende kleine zwanen en smienten. In de instandhoudingsdoelen voor De Wilck is onder meer opgenomen dat in het gebied de omvang en kwaliteit van leefgebied voor kleine zwaan en smient moet worden behouden met een draagkracht voor een populatie van gemiddeld 10 respectievelijk 2100 vogels (seizoensgemiddelde). Nagegaan is in hoeverre de alternatieven kunnen leiden tot additionele sterfte (draadslachtoffers) onder de kleine zwanen en smienten van De Wilck en of dit de staat van instandhouding kan be-dreigen. De kernkwaliteiten van het Groene Hart (Nationale Landschap) waartoe de Wilck behoort zijn: Hollands-Utrechts veenweidegebied; zeer open landschap, strokenverkaveling met waterland en een veenweidekarakter. De daarbij behorende waarden waarbij met de tracering rekening is gehouden zijn dan ook het verkavelingspatroon, groen (beplante dijken en kades) en het zeer open landschap.

20

Is het technisch mogelijk om de 0,5 à één km uitgespaarde ondergrondse aanleg in de noordelijke ring extra in te zetten in de zuidelijke ring? Zo nee, waarom niet?

Zoals aangegeven in de brief is steeds een totale afstand van 20 kilometer richtinggevend geweest bij de keuze voor het ondergronds aanleggen van delen van de nieuwe 380 kV verbinding in de Randstad. Hiermee is dit project zeer innovatief. Bij de keuze voor het tracé en de uitvoeringswijze in de Noordring is integraal gekeken naar de knelpunten in het gebied. Er is dus geen sprake van het uitsparen van 0,5 tot 1 kilometer. Bovendien is op basis van de nadere invulling besloten om in deelgebied 1 van de Zuidring alsnog extra te verkabelen tot aan mast 14.

21

Is het ook in de toekomst gegarandeerd dat slechts de Natuurbeschermingswet als het geëigende instrumentarium geldt om de belangen van de natuur voldoende te beschermen?

De Natuurbeschermingswet is ook in de toekomst het geëigende instrumentarium om de belangen van de natuur voldoende te beschermen.

22

Hoeveel zouden de kosten voor de verbinding tussen Zoetermeer–Beverwijk in totaal bedragen als deze voor 100% ondergronds zou worden aangelegd? Gaat het dan om 65 km? Bedragen de kosten in dat geval in totaal € 1.35 miljard, gebaseerd op de berekening dat de kosten € 10 miljoen bedragen per extra kilometer, dat in totaal € 650 miljoen is dat komt bovenop de genoemde € 700 miljoen?

Wanneer nu het tracé uit 65 km 380 kV kabel zou bestaan, bedragen de totale investeringskosten tussen de € 1,2 en 1.5 miljard. De marge zit in de vergunningseisen, het aantal knelpunten (meer horizontaal gestuurde boringen), koelhuisjes vanwege lage thermische geleiding van de grond en de blindstroomcompensatiemiddelen die voor deze grotere aantallen kilometers 380 kV kabel nog ontwikkeld moeten worden. Overigens is een volledig ondergrondse aanleg van het tracé Zoetermeer–Beverwijk vanuit het perspectief van leveringszekerheid niet realistisch (zie ook vraag 4).

23

Op welke manier zal de Kamer op de hoogte gehouden worden van de informatiebijeenkomsten met bewoners?

De data van de informatiebijeenkomsten worden bekendgemaakt in de staatscourant, huis-aan-huisbladen in de regio en middels de website. Daarnaast worden bewoners die eerder in het traject hebben gereageerd op de hoogte gehouden door middel van een brief. In januari heeft een aantal informatieavonden plaatsgevonden in de Noordring naar aanleiding van de brief van 18 december 2008. Naar verwachting zal begin 2010 een aantal informatieavonden worden gehouden naar aanleiding van de ter inzagelegging van alle ontwerpbesluiten voor de Noordring. Dit zal voor de Zuidring in mei van dit jaar het geval zijn. De Kamer wordt hierover in beginsel niet apart op de hoogte gehouden. De reacties van betrokken zijn en worden in de besluitvorming betrokken.

24

Hoe weet u zo zeker dat de vertraging op de Zuidring geen enkel gevolg heeft voor de leveringszekerheid in de Randstad? Er is toch sprake van congestiemanagement? Heeft de vertraging ook geen enkel gevolg voor aansluitingen van nieuwe productie-eenheden die wel of niet aangesloten worden?

Er is een scenario denkbaar waarbij in het hoogspanningsnet in Zuid-Holland congestie op zal treden: bij een vertraging van het R380-project en een snelle realisatie van nieuw productievermogen in de Rijnmond. Maar in een dergelijk scenario komt de leveringszekerheid ook niet in gevaar. De centrales in de Rijnmond zullen tijdens congestie niet vol vermogen kunnen produceren, maar elders in Nederland is dan nog voldoende elektrisch vermogen beschikbaar om aan de vraag te beantwoorden.

In het dossier aansluitbeleid komt het onderwerp expliciet aan de orde, inclusief de vragen omtrent het aansluiten van nieuw vermogen. Ik ver-wijs u daarom naar mijn antwoorden van 20 maart 2009 op schriftelijke vragen in dat kader.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Schreijer-Pierik (CDA), Vendrik (GL), Ten Hoopen (CDA), Tichelaar (PvdA), voorzitter, van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Samsom (PvdA), Irrgang (SP), Jansen (SP), Biskop (CDA), Ortega-Martijn (CU), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Van der Burg (VVD), Graus (PVV), Zijlstra (VVD), Besselink (PvdA), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD), Vos (PvdA), De Rouwe (CDA), Elias (VVD) en Vacature (CDA).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Van Dijk (CDA), Sap (GL), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Blom (PvdA), Koşer Kaya (D66), Ulenbelt (SP), Blok (VVD), Boelhouwer (PvdA), Kalma (PvdA), Karabulut (SP), Luijben (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU), Atsma (CDA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Madlener (PVV), Vacature (VVD), Van Dam (PvdA), Gerkens (SP), Thieme (PvdD), Heerts (PvdA), Uitslag (CDA), Weekers (VVD) en Aasted Madsen-van Stiphout (CDA).

Naar boven