Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 april 2015
Hierbij bied ik u twee rapporten aan die het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en
Milieu (RIVM) heeft opgesteld in opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en
Milieu1. Het RIVM heeft metingen verricht aan de magneetvelden van twee afzonderlijke hoogspanningslijnen
bij Maartensdijk en bij Zoetermeer. De rapporten met de resultaten van deze metingen
zijn in december 2014 afgerond en via de website van het RIVM voor het publiek beschikbaar
gesteld.
Stichting de Groene Landscheiding N470 te Zoetermeer heeft in 2008 het Ministerie
van Infrastructuur en Milieu om de meting van het magneetveld verzocht naar aanleiding
van de planvorming voor de hoogspanningslijn bij Zoetermeer. Ik heb de Stichting met
bijgaande brief over de metingen geïnformeerd2.
Het RIVM heeft een Handreiking3 opgesteld om bij bovengrondse hoogspanningslijnen zoals bij Maartensdijk en Zoetermeer
de zone te kunnen berekenen waarbinnen het magneetveld een jaargemiddelde sterkte
heeft, of in de toekomst kan hebben, van meer dan 0,4 microtesla (de magneetveldzone).
Het RIVM constateert dat op beide locaties de gemeten grens van de magneetveldzone
minder dan 5 meter afwijkt van de berekende grens. Deze afwijking stemt overeen met
hetgeen ook in het verleden is toegepast bij toelatingen en tests van het RIVM met
betrekking tot de berekening van de magneetveldzone.4
Het RIVM constateert dat bij de hoogspanningslijn in Maartensdijk de berekende en
de gemeten sterkte van het magneetveld een direct verband houdt met de sterkte van
de stroom door de hoogspanningslijn. Het monitoren of de jaargemiddelde stroombelasting
door de hoogspanningslijn onder de in de Handreiking gebruikte waarde blijft, is voldoende
om te waarborgen dat de magneetveldzone, binnen de genoemde marge van ± 5 meter blijft.
Er is daarom geen aanleiding voor nieuwe metingen bij vergelijkbare hoogspanningslijnen
om te onderzoeken of de berekende magneetveldzone met de praktijk overeenkomt.
Op basis van de rapporten van het RIVM kan geconcludeerd worden dat de Handreiking
een zorgvuldige toepassing bewerkstelligt van het voorzorgsprincipe uit het «Advies
met betrekking tot hoogspanningslijnen» van 2005.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
W.J. Mansveld