nr. 10
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN VAN VOLKSHUISVESTING,
RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 juni 2009
Tijdens het notaoverleg over het Derde Structuurschema Elektriciteitsvoorziening
(SEV-III) op 6 april 2009 (31 574, nr. 8), is gevraagd naar
de methode waarmee de magneetveldzones van hoogspanningslijnen worden bepaald,
en is de relatie tussen EU-regelgeving en de nationale regelgeving voor de
beoordeling van geluid door windturbines aan de orde geweest.
Berekenen magneetveldzone hoogspanningslijnen
Voor het berekenen van de magneetveldzone van een hoogspanningslijn is
de jaargemiddelde belasting van die lijn van belang. Deze jaargemiddelde belasting
is een bepaald percentage van de ontwerpbelasting van de lijn. De ontwerpbelasting
is tevens een fysieke grens die door de geleiders van de hoogspanningslijn
gedurende lange tijd kan worden doorstaan.
Uit een analyse van het RIVM van de jaargemiddelde belasting van hoogspanningslijnen
(http://www.rivm.nl/bibliotheek/rapporten/861020014.pdf) in 2003 kwam naar
voren dat de jaargemiddelde belasting voor de 220 kV en 380 kV hoogspanningscircuits
voor meer dan 90% van de circuits minder is dan 30% van de ontwerpbelasting.
Deze situatie is een typisch beeld voor de belasting van dit type hoogspanningslijnen,
ook in de toekomst. Daarom is er bij het uitbrengen van het VROM-advies in
2005 voor gekozen om de berekening van de magneetveldzone voor spanningsniveaus
van 220 kV en 380 kV te baseren op een jaargemiddelde belasting
van 30% van de ontwerpbelasting.
RIVM heeft een berekeningsmethodiek ontwikkeld om de breedte te bepalen
van de zone waarbinnen het magneetveld van hoogspanningslijnen gemiddeld over
een jaar de 0,4 microtesla overschrijdt (de magneetveldzone).
De breedte van de zone is afhankelijk van diverse parameters, waarvan de ontwerpbelasting één
van de meest bepalende is.
De ontwerpbelasting wordt voor bestaande bovengrondse hoogspanningslijnen
ontleend aan het Capaciteitsplan 2005–2012, zoals dat op 1 december
2005 bij de Directie Toezicht Energie (DTe) van de Nederlandse Mededingingsautoriteit
is ingediend. Voor een nieuw aan te leggen tracé wordt de ontwerpbelasting
uit de ontwerpgegevens afgeleid. De ontwerpbelasting is de maximale belasting
die de geleidende circuits van een hoogspanningslijn gedurende lange tijd
kunnen doorstaan zonder dat de geleiders beschadigd raken of hun levensduur
verkort wordt. Belasting van een hoogspanningslijn boven deze ontwerpbelasting
is onwenselijk en kan alleen tijdens storingen voorkomen. De ontwerpbelasting
is daarmee een harde grens op basis van de fysische eigenschappen van de toegepaste
geleiders.
Voor de grootschalige aanlandingspunten van windmolenparken op zee (in
SEV III voorzien in Borssele, Maasvlakte en Beverwijk) is de situatie niet
essentieel anders. De hoogspanningsverbindingen tussen die windmolenparken
en het 380 kV hoogspanningsnet moeten een zodanige ontwerpbelasting hebben
dat zij de maximale productie van het windmolenpark (bij optimale windsnelheid)
kunnen afvoeren. Het ontwerp van de hoogspanningsverbinding vraagt om goede
afstemming met het op zee geïnstalleerde en geplande vermogen. Omdat
de optimale windsnelheid gedurende een gedeelte van het jaar voorkomt, zal
de productie van het windmolenpark gemiddeld over een jaar lager zijn dan
de maximale productie. De jaargemiddelde belasting van de hoogspanningsverbinding
zal daarom ook lager zijn dan de ontwerpbelasting. De nationale netbeheerder
TenneT geeft aan dat voor hoogspanningsverbindingen tussen de windmolenparken
op zee en het 380 kV hoogspanningsnet overschrijding van een jaargemiddelde
belasting van 30% van de ontwerpbelasting onwaarschijnlijk is.
Beoordeling van geluid door windturbines
Tijdens het genoemde notaoverleg over SEV-III op 6 april 2009 is
voorts de relatie tussen EU-regelgeving en de nationale regelgeving voor de
beoordeling van geluid door windturbines aan de orde geweest. Specifiek is
de vraag gesteld in hoeverre de totstandkoming van EU-regelgeving een belemmering
vormt voor de herziening van de betreffende nationale regelgeving. We hebben
aangegeven dat hier geen sprake van is, maar ook toegezegd dit nader te bezien
en de Kamer over onze bevindingen te informeren.
Het is gebleken dat EU-regelgeving inderdaad geen enkele belemmering vormt
voor de beoogde herziening van de nationale regelgeving op een zodanige wijze
dat de beoordeling van het geluid van windturbines passend is voor de nieuwe
generatie turbines. Er wordt dan ook voortvarend gewerkt aan de totstandkoming
van nieuwe regelgeving.
Wij verwachten dat de ontwerpregeling u nog deze zomer zal bereiken in
het kader van de voorhangprocedure, als bedoeld in het vierde lid van artikel
21.6 van de Wet milieubeheer.
De minister van Economische Zaken,
M. J. A. van der Hoeven
De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
J. M. Cramer