31 571 Voorstel van wet van het lid Thieme tot wijziging van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren in verband met het invoeren van een verplichte voorafgaande bedwelming bij ritueel slachten

A GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET

28 juni 2011

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om een verplichte voorafgaande bedwelming bij het ritueel slachten in de wet op te nemen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Gezondheids- en welzijnswet voor dieren wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel 44, derde lid, komt te luiden:

  • 3. Het slachten van dieren volgens de israëlitische of de islamitische ritus is slechts toegestaan, indien de slachtdieren voorafgaand zijn bedwelmd. Onze Minister verleent, op grond van bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels, op aanvraag, en voor een periode van niet meer dan vijf jaar, ontheffing van het bepaalde in de vorige volzin, mits op basis van onafhankelijk vastgesteld bewijs is aangetoond dat het welzijn van de slachtdieren bij de slacht volgens één van de in de vorige volzin genoemde ritussen niet in grotere mate wordt benadeeld dan de mate van benadeling waarvan sprake is bij het slachten volgens het bepaalde bij of krachtens het eerste en tweede lid.

2. In artikel 44, achtste lid, wordt de zinsnede «zonder voorafgaande bedwelming» vervangen door: , bedoeld in het derde lid,.

3. Artikel 44, negende lid, komt te luiden:

  • 9. Bij algemene maatregel van bestuur worden in het belang van de bescherming van het slachtdier, telkens voor een periode van vijf jaar, regels gesteld omtrent het slachten volgens de israëlitische of de islamitische ritus. Deze regels bevatten in elk geval voorschriften met betrekking tot:

    • a. de bij het slachten te volgen handelswijze;

    • b. de wijze van bedwelming;

    • c. de procedure die wordt gevolgd voor de verlening van de ontheffing, en

    • d. de wijze waarop de aanvrager voldoet aan de in het derde lid bedoelde bewijsplicht.

4. Aan artikel 44 wordt na het tiende lid, een lid toegevoegd, luidende:

  • 11. De voordracht voor een krachtens het derde of negende lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet gedaan dan nadat het ontwerp in de Staatscourant is bekendgemaakt en aan een ieder de gelegenheid is geboden om binnen vier weken na de dag waarop de bekendmaking is geschied, wensen en bedenkingen ter kennis van Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie te brengen. Gelijktijdig met de bekendmaking wordt het ontwerp aan de beide kamers der Staten-Generaal overgelegd.

5. In artikel 110, eerste lid, wordt «44, eerste en negende lid» vervangen door: 44, eerste lid.

ARTIKEL IA

A

Indien het bij koninklijke boodschap van 19 maart 2008 ingediende voorstel van wet houdende een integraal kader voor regels over gehouden dieren en daaraan gerelateerde onderwerpen (Wet dieren) (Kamerstukken II, 2008/09, 31 389) tot wet is of wordt verheven, en artikel 2.10 van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als, artikel I van deze wet, wordt die wet met ingang van de datum waarop deze wet in werking treedt als volgt te gewijzigd:

1. In artikel 2.10, vierde lid, komt de eerste volzin te luiden: Het doden van dieren volgens de israëlitische of islamitische ritus is slechts toegestaan, indien de slachtdieren voorafgaand zijn bedwelmd.

2. In artikel 2.10 wordt, onder vernummering van het vijfde lid tot zesde lid, na het vierde lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 5. Onze Minister verleent, op grond van bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels, op aanvraag, en voor een periode van niet meer dan vijf jaar, ontheffing van het bepaalde in het vierde lid, mits op basis van onafhankelijk vastgesteld bewijs is aangetoond dat het welzijn van het dier bij het doden volgens één van de in dat lid genoemde ritussen niet in grotere mate wordt benadeeld dan de mate van benadeling waarvan sprake is bij het doden volgens het bepaalde bij of krachtens het eerste tot en met het derde lid. De algemene maatregel van bestuur, bedoeld in de vorige volzin, wordt telkens voor een periode van ten hoogste vijf jaar vastgesteld, en bevat in elk geval regels ten aanzien van:

    • a. de bij het slachten te volgens handelswijze;

    • b. de wijze van bedwelming;

    • c. de procedure die wordt gevolgd voor de verlening van de ontheffing, en

    • d. de wijze waarop de aanvrager voldoet aan de bewijsplicht.

3. Aan artikel 2.10 wordt na het zesde lid (nieuw), een lid toegevoegd, luidende:

  • 7. De voordracht voor een krachtens het vierde of vijfde lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet gedaan dan nadat het ontwerp in de Staatscourant is bekendgemaakt en aan een ieder de gelegenheid is geboden om binnen vier weken na de dag waarop de bekendmaking is geschied, wensen en bedenkingen ter kennis van Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie te brengen. Gelijktijdig met de bekendmaking wordt het ontwerp aan de beide kamers der Staten-Generaal overgelegd.

4. In artikel 8.6, eerste lid, wordt «2.10, tweede, derde en vierde lid,» vervangen door: 2.10, tweede, derde, vierde, en vijfde lid,.

5. In artikel 10.10, wordt «2.10, eerste, derde en vierde lid,» vervangen door: 2.10, eerste en derde lid,.

B

Indien het bij koninklijke boodschap van 19 maart 2008 ingediende voorstel van wet houdende een integraal kader voor regels over gehouden dieren en daaraan gerelateerde onderwerpen (Wet dieren) (Kamerstukken II, 2008/09, 31 389) tot wet is of wordt verheven, en artikel 2.10 van die wet later in werking treedt dan artikel I van deze wet, wordt die wet met ingang van de datum waarop die wet in werking treedt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 2.10, vierde lid, komt de eerste volzin te luiden: Het doden van dieren volgens de israëlitische of islamitische ritus is slechts toegestaan, indien de slachtdieren voorafgaand zijn bedwelmd.

2. In artikel 2.10 wordt, onder vernummering van het vijfde lid tot zesde lid, na het vierde lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 5. Onze Minister verleent, op grond van bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels, op aanvraag, en voor een periode van niet meer dan vijf jaar, ontheffing van het bepaalde in het vierde lid, mits op basis van onafhankelijk vastgesteld bewijs is aangetoond dat het welzijn van het dier bij het doden volgens één van de in dat lid genoemde ritussen niet in grotere mate wordt benadeeld dan de mate van benadeling waarvan sprake is bij het doden volgens het bepaalde bij of krachtens het eerste tot en met het derde lid. De algemene maatregel van bestuur, bedoeld in de vorige volzin, wordt telkens voor een periode van ten hoogste vijf jaar vastgesteld, en bevat in elk geval regels ten aanzien van:

    • a. de bij het slachten te volgens handelswijze;

    • b. de wijze van bedwelming;

    • c. de procedure die wordt gevolgd voor de verlening van de ontheffing, en

    • d. de wijze waarop de aanvrager voldoet aan de bewijsplicht.

3. Aan artikel 2.10 wordt na het zesde lid (nieuw), een lid toegevoegd, luidende:

  • 7. De voordracht voor een krachtens het vierde of vijfde lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet gedaan dan nadat het ontwerp in de Staatscourant is bekendgemaakt en aan een ieder de gelegenheid is geboden om binnen vier weken na de dag waarop de bekendmaking is geschied, wensen en bedenkingen ter kennis van Onze Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie te brengen. Gelijktijdig met de bekendmaking wordt het ontwerp aan de beide kamers der Staten-Generaal overgelegd.

4. In artikel 8.6, eerste lid, wordt «2.10, tweede, derde en vierde lid,» vervangen door: 2.10, tweede, derde, vierde, en vijfde lid,.

5. In artikel 10.10, wordt «2.10, eerste, derde en vierde lid,» vervangen door: 2.10, eerste en derde lid,.

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag van de twaalfde kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Naar boven