31 570 Herziening Grondwet

D BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 oktober 2012

In vervolg op het plenaire debat dat ik op 7 februari 2012 met uw Kamer mocht voeren over de kabinetsreactie op het advies van de staatscommissie Grondwet en de na afloop daarvan aangenomen motie-Engels c.s. (Kamerstukken I 2011/12, 31 570 B) en motie-Lokin-Sassen c.s. (Kamerstukken I 2011/12, 31 570 C), deel ik u het volgende mee.

De motie-Engels c.s. verzoekt de regering om vóór 1 oktober 2012 een voorstel te (doen) ontwikkelen voor de formulering van een algemene bepaling in de Grondwet, waarin wordt uitgedrukt dat Nederland een democratische rechtsstaat is, zo mogelijk uitgewerkt dan wel aangevuld met nadere voorschriften. De motie-Lokin-Sassen c.s. dringt er bij de regering op aan om in de Grondwet een artikel op te nemen, waarbij een algemeen recht op een eerlijk proces voor een onafhankelijke en onpartijdige rechter wordt opgenomen.

Aan het slot van voornoemd debat heb ik uw Kamer te kennen gegeven (nadere) besluitvorming inzake de uitvoering van de moties mede te willen bezien in het licht van het toen nog te houden algemeen overleg van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken van de Tweede Kamer over de genoemde kabinetsreactie op 11 april 2012 en eventueel in dat kader aan te nemen moties. Pas zeer recent is mij duidelijk geworden dat destijds ingediend verzoek tot het houden van een VAO in de Tweede Kamer is ingetrokken op 23 juni jl. Dit betekent dat alsnog kan worden bezien of, en op welke wijze, uitvoering kan worden gegeven aan de genoemde moties.

Na voornoemd plenair debat in uw Kamer en het AO in de Tweede Kamer is het kabinet echter demissionair geworden en is er een nieuwe Tweede Kamer geïnstalleerd. Ik acht het daarom niet in de rede liggen dat het huidige demissionaire kabinet een besluit voorbereidt inzake de uitvoering van de betreffende moties.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J. W. E. Spies