nr. 8
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 januari 2009
Naar aanleiding van het algemeen overleg dat ik samen met de minister
van Justitie in tweede termijn heb gevoerd op woensdag 21 januari jl.
met de vaste Kamercommissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
heeft het kabinet zich beraden over de voorgenomen opdrachtverlening aan de
in te stellen staatscommissie Grondwet. In verband hiermee kan ik u, mede
namens de minister van Justitie, het volgende meedelen.
Het kabinet heeft, gehoord hetgeen gewisseld is in het debat, besloten
in de opdrachtverlening aan de staatscommissie Grondwet de volgende onderwerpen
op te nemen:
– de toegankelijkheid en de betekenis van de Grondwet voor burgers;
– de opneming van een preambule, waarin begrepen een concreet tekstvoorstel,
tenzij de staatscommissie het kabinet zou willen adviseren hiertoe niet over
te gaan;
– de verhouding tussen de opgenomen grondrechten en de uit internationale
verdragen voortvloeiende rechten, zoals het recht op een eerlijke procesgang
en het recht op leven;
– de grondrechten in het digitale tijdperk;
– de invloed van de internationale rechtsorde op de nationale rechtsorde;
– de verhouding tussen wezenlijke Nederlandse constitutionele waarden
en besluiten van volkenrechtelijke organisaties of verdragsbepalingen;
– de beperkingsystematiek van grondrechten.
Het kabinet is van mening dat met bovenstaande onderwerpen een goede en
samenhangende opdracht aan de staatscommissie wordt meegegeven.
De constitutionele positie van de politieke partijen en de herzieningsprocedure
van de Grondwet zullen niet in de taakopdracht aan de staatscommissie
worden opgenomen. Het kabinet zal de Kamer afzonderlijk informeren over zijn
standpunt inzake grondwetswijzigingen ten aanzien van deze punten.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
G. ter Horst