31 568 Staatkundig proces Nederlandse Antillen

Nr. 83 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 december 2010

Op 17 december jl. heeft op Bonaire een referendum plaatsgevonden over de nieuwe staatkundige positie van het eiland. In de procedurevergadering d.d. 15 december jl. heeft de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties de wens uitgesproken dat de Tweede Kamer hier zo spoedig mogelijk over geïnformeerd zal worden. Met deze brief kom ik tegemoet aan deze wens.

De bevolking van het openbaar lichaam Bonaire heeft zich kunnen uitspreken over de vraag: «Ik ben het ermee eens dat Bonaire een openbaar lichaam in de zin van artikel 134 van de Nederlandse Grondwet is geworden.»

De opkomst was met 34,18 procent van de 9698 kiesgerechtigde Bonairianen lager dan de bij eilandsverordening (AB 2010, no. 10) vereiste 51 procent. Op grond van genoemde eilandsverordening behoeft de eilandsraad de uitslag dus niet over te nemen. De (voorlopige) uitslag is als volgt vastgesteld: «nee» 87,99%, «ja» 11,95%.

Gegeven deze opkomst, stel ik vast dat het animo voor dit referendum gering is geweest; slechts een kleine minderheid van de kiesgerechtigde Bonairianen heeft de gang naar de stembus gemaakt. Desondanks geeft de uitslag aan dat een deel van de bevolking nog niet enthousiast is over de nieuwe status van Bonaire als openbaar lichaam. Met respect daarvoor, betekent deze uitkomst voor mij dat ik gezamenlijk met het bestuur van Bonaire blijf werken aan een gezonde toekomst van dit eiland. Ik wacht voorts de conclusies van het eilandsbestuur ten aanzien van het referendum af.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. P. H. Donner

Naar boven