Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 september 2010
Naar aanleiding van de motie Leerdam (Kamerstukken II 2009–2010, 31 568, nr. 42) met betrekking tot fiscale ondersteuning aan de Nederlandse Antillen, informeer ik u als volgt.
Aangezien de verantwoordelijkheid voor de werkzaamheden van de Nederlandse ambtenaren aldaar bij de Nederlandse Antillen ligt,
heb ik het verzoek tot rapportage doorgeleid naar de Minister van Financiën van de Nederlandse Antillen. Met het antwoord
van de Minister van 6 juli 2010 kan ik uw Kamer nader informeren over wat de geleverde fiscale ondersteuning aan de Nederlandse
Antillen heeft opgeleverd.
In de brief geeft de Minister aan dat: «...het niet mogelijk is over de voorgaande jaren specifieke cijfers te produceren
over wat de bijstand heeft opgeleverd. Dit komt omdat in de afgelopen tien jaren tientallen ambtenaren van de Nederlandse
Belastingdienst als technische bijstanders door het Ministerie van Financiën beschikbaar zijn gesteld. Het merendeel van hen
is ingezet in de reguliere productieprocessen, zonder dat per technische bijstander is bijgehouden welke productie werd geleverd,
noch in termen van aantallen noch in termen van uiteindelijke geïnde belastingen.
Naast deze technische bijstand in de productie heeft de Nederlandse Belastingdienst leidinggevenden geleverd, met name voor
de Stichting Belasting Accountants Dienst, om deze relatief jonge organisatie te helpen opbouwen naar een professionele controledienst.
Het heffen, innen en efficiënte controle van belastingen in de Nederlandse Antillen heeft mede dankzij de technische bijstand
uit Nederland de laatste jaren een positieve ontwikkeling doorgemaakt».
De Minister geeft verder aan dat voor de eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba op basis van door haar ontvangen rapportages
wel een ruwe inschatting gemaakt kan worden van hetgeen de technische bijstand uit Nederland op fiscaal gebied recent heeft
opgeleverd. Voor de periode augustus 2009 tot en met maart 2010 heeft de bijstand aan Bonaire, Sint Eustatius en Saba naar
schatting € 9,2 miljoen opgeleverd.
Verder merk ik in het kader van de motie op, dat de ondersteuning door Nederland op fiscaal gebied op verzoek van het bestuur van
de Nederlandse Antillen de afgelopen jaren een min of meer structureel karakter heeft gehad. De daarbij ingezette personele
capaciteit verschilde naar gelang de lokale behoefte. Bij deze ondersteuning behoorden verbetering in de inning van belastingen en
het overdragen van kennis op dit terrein tot de centrale doelstelling.
Ik vertrouw erop de betreffende motie hiermee te hebben afgedaan.
De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
A. Th. B. Bijleveld-Schouten