nr. 65
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 januari 2010
In het algemeen overleg van 28 oktober 2009 (Kamerstuk 31 568,
nr. 60) met de vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse
Zaken heeft de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
toegezegd inzicht te bieden in de mogelijkheid voor bestuurders op de Nederlandse
Antillen om pensioenaanspraken te stapelen. Ik kom hier als volgt op terug.
Op 24 juni 2006 is de Pensioenregeling politieke gezagdragers door
de Staten van de Nederlandse Antillen aanvaard. Deze nieuwe regeling maakte
een einde aan de oude, buitengewoon dure pensioenregelingen. In de nieuwe
regeling is het stapelen van pensioenen uit verschillende kortdurende functies
niet meer mogelijk en is het opbouwpercentage geüniformeerd. Bovendien
is in de nieuwe regeling een einde gemaakt aan de zeer korte opbouwtijd en
de vroege pensioenleeftijd. De gedachte is verlaten dat gedurende de politieke
loopbaan per functie een volledig pensioen moet worden opgebouwd.
Onder politieke gezagdragers worden in de nieuwe regeling ministers, de
gevolgmachtigd minister, staatssecretarissen, statenleden, gezaghebbers, gedeputeerden
en eilandsraadsleden van Bonaire, Saba, Sint Eustatius en Sint Maarten verstaan.
De politieke gezagdragers van Curaçao vallen echter niet onder deze
regeling maar hebben een eigen pensioenregeling behouden.
De Pensioenregeling is geënt op de voor Nederlandse ambtsdragers
geldende Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa). Eerder heb ik
u al geïnformeerd over de overeenkomsten en verschillen tussen de Pensioenregeling
politieke gezagdragers en de Algemene pensioenwet politieke ambtdragers (TK
31 568, nr. 49).
Net als in de Appa wordt voor elke politieke functie afzonderlijk op basis
van diensttijd, opbouwpercentage en franchise een pensioen bepaald. Het opbouwpercentage
is 3% per jaar van de wedde tot een maximum van 70% van de pensioengrondslag
per functie. Als verschillende politieke functies zijn vervuld,
is het uiteindelijke pensioen dan de optelsom van deze afzonderlijke pensioenen.
Voor de Appa geldt dezelfde systematiek. Een wethouder die gedeputeerde
en vervolgens minister wordt, krijgt bij het bereiken van de leeftijd van
65 jaar een pensioen van de gemeente, provincie en het Rijk. Per politieke
functie wordt een pensioen bepaald en uitbetaald door het betrokken bestuursorgaan.
Alleen kent de Appa daarbij in tegenstelling tot de Pensioenregeling politieke
gezagdragers geen maximum van 70% per politieke functie van de pensioengrondslag.
Het Appa-pensioen is niet gemaximeerd in verband met de mogelijkheid van waarde-overdracht
van pensioenaanspraken.
In de Pensioenregeling politieke gezagdragers zijn de verschillende afzonderlijke
pensioenregelingen voor politieke gezagdragers ingetrokken. Daarvoor geldt
wel overgangsrecht. Voor de pensioengeldige tijd voor inwerkingtreding van
de wet blijven de oude pensioenregelingen voor ministers, staatssecretarissen,
statenleden of gezaghebbers van kracht. Dit overgangsrecht kan wel nog leiden
tot stapeling van pensioenaanspraken voor ambtsdragers.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
G. ter Horst