31 568
Staatkundig proces Nederlandse Antillen

nr. 49
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 juni 2009

In het Algemeen Overleg met de vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken heeft de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties toegezegd inzicht te bieden in de huidige en toekomstige rechtspositionele regelingen voor de bestuurders van de BES-eilanden (Kamerstuk 31 568, nr. 46). Ik kom hier als volgt op terug.

Het toekomstige rechtspositiestelsel voor de politieke ambtsdragers zal zijn geënt op het gesloten rechtspositiestelsel voor gemeentelijke politieke ambtsdragers. Dat betekent dat buiten hetgeen bij of krachtens de wet is geregeld er geen inkomsten, in welke vorm dan ook, ten laste van het openbaar lichaam mogen worden genoten. De basis voor de rechtspositiebesluiten wordt gelegd in het equivalent van de Gemeentewet, de Wet openbare lichamen Bonaire, St. Eustatius en Saba, welke onlangs bij Uw Kamer is ingediend.

De huidige aanspraken van gezaghebbers, gedeputeerden en eilandsraadsleden zijn opgenomen in Nederlands-Antilliaanse rechtspositiebesluiten en het besluit pensioen politieke gezaghebbers. Deze vallen buiten mijn bevoegdheid; het land Nederlandse Antillen onderscheidenlijk de eilandgebieden zijn hiervoor verantwoordelijk. Deze regelingen zullen na de transitiedatum blijven gelden en zullen met het oog hierop door mij worden aangepast. De wijzigingsbesluiten stuur ik binnenkort ter consultatie aan de BES. Dit leek mij een geschikt moment om u te informeren over de huidige en toekomstige rechtspositionele aanspraken van deze ambtsdragers.

In de bijlage zijn de geldelijke aanspraken en de uitkerings- en pensioen-aanspraken van de benoemde en gekozen ambtsdragers van de BES opgenomen.1 Om het aansprakenniveau enig reliëf te geven is een vergelijking gemaakt met ambtsdragers van even grote Nederlandse gemeenten. Daarbij moet worden aangetekend dat door verschillen in het fiscale stelsel, het basisvoorzieningenniveau, de kosten van levensonderhoud, de premiedruk, het effect van wisselkoersen (de koers van de Antilliaanse gulden die gekoppeld is aan de Amerikaanse dollar ten opzichte van de euro) en het verschil in de indexeringswijze een dergelijke vergelijking nooit geheel zuiver kan zijn. Daarom kan de uitkomst van deze vergelijking slechts met enige terughoudendheid worden gehanteerd.

Bezoldiging en ambtstoelage

De gezaghebbers van de bovenwindse eilanden (Sint Eustatius en Saba) ontvangen thans een standplaatstoelage in verband met de hogere kosten van levensonderhoud. Daarmee is hun salaris vergelijkbaar met het salaris van een burgemeester van een gemeente met een gelijk inwonertal. De gezaghebber van Bonaire verdient minder dan een burgemeester van een gemeente met gelijk inwonertal. Deze ambtsdrager heeft geen standplaatstoelage. De ambtstoelage van de burgemeester is hoger, maar is wel belast.

Met uitzondering van Saba ligt de bezoldiging van de eilandgedeputeerden lager dan de wedde van een voltijdswethouder van een gemeente met een gelijk inwonertal. Gedeputeerden ontvangen een onkostenvergoeding van 6% van het salaris. De onkostenvergoedingen van de gedeputeerden liggen lager dan de (belaste) onkostenvergoeding van een wethouder. Daarnaast ontvangen eilandgedeputeerden in verband met het nu nog monistische stelsel op de BES-eilanden nog een tegemoetkoming en representatievergoeding voor het lidmaatschap van de eilandsraad. Deze vergoeding komt te vervallen als na de transitie een dualistisch bestuurssysteem wordt ingevoerd.

De vergoeding en onkostenvergoeding voor het lidmaatschap van de eilandsraad is voor Bonaire en Saba vrijwel gelijk aan de vergoeding van een raadslid van een even grote gemeente. Eilandraadsleden van Sint Eustatius ontvangen daarentegen een hogere vergoeding en onkostenvergoeding dan raadsleden van gemeenten met een gelijk inwonertal.

Uitkering bij aftreden

Gezaghebbers, gedeputeerden en eilandraadsleden hebben recht op een uitkering op grond van de Pensioenregeling politieke gezagdragers, waarin ook een uitkeringsregeling is opgenomen. De uitkeringsduur is minimaal één jaar en maximaal twee jaar. De hoogte van de uitkering is de eerste drie maanden 95%, dan zeven maanden 85%, vervolgens tien maanden 75% en tot het einde van de uitkeringsduur 70%. De regeling kent uitgebreide sanctiebepalingen als geen of onjuiste inlichtingen over neveninkomsten worden verstrekt.

De uitkeringsregeling in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) is het Nederlandse equivalent. De aanspraken in de Appa zijn iets lager maar de uitkeringsduur is significant langer. Zo kent de Appa thans recht op een verlengde uitkering tot 65 jaar boven de leeftijd van 50 jaar bij een ambtsvervulling van 10 jaar. De Appa kent geen sanctiebepalingen bij onjuiste inlichtingen over neveninkomsten. De uitkeringshoogte is het eerste jaar 80% en de daaropvolgende jaren 70%.

Nederlandse raadsleden hebben geen recht op wachtgeld. De gemeente kan wel besluiten op grond van het rechtspositiebesluit bij verordening een uitkering bij aftreden op kosten van de gemeente verstrekken. De leden van de eilandsraad hebben daarentegen op grond van de Pensioenregeling politieke gezagdragers wel recht op een wachtgelduitkering.

Pensioen

Gezaghebbers, gedeputeerden en leden van de eilandsraad hebben recht op een pensioen op grond van de Pensioenregeling politieke gezagdragers. De pensioenleeftijd is 60 jaar. De pensioenopbouw bedraagt 3% per jaar met een maximum van 70% van het salaris. Tijdens de uitkeringsperiode wordt ook jaarlijks 3% pensioen opgebouwd.

De pensioenleeftijd op grond van de Appa is 65 jaar. Pensioenopbouw in de Appa is 2%. Tijdens de wachtgeldperiode vindt de eerste vier jaar volledige pensioenopbouw plaats, daarna voor de helft.

De gemeenteraad kan voor raadsleden op grond van het Rechtspositiebesluit raadsleden bij verordening een pensioen op kosten van de gemeente verstrekken. De leden van de eilandsraad hebben op grond van de Pensioenregeling politieke gezagdragers altijd recht op een pensioen.

Conclusie

Een belangrijk uitgangspunt in de gesloten akkoorden over de nieuwe staatkundige verhoudingen is dat de bestaande rechten en aanspraken op grond van de Nederlands-Antilliaanse regelgeving bij aanvang van de nieuwe staatsrechtelijke positie van de BES-eilanden zoveel mogelijk zal blijven gelden. In lijn met dit uitgangspunt zal de nieuwe rechtspositie van politieke ambtsdragers BES zoveel mogelijk gelijk blijven aan de huidige rechtspositie. Er zal dus ook geen overgang naar het Nederlandse stelsel voor politieke ambtsdragers plaatsvinden. Dat ligt ook niet voor de hand gezien de al eerder aangehaalde verschillen in fiscaliteit, basisvoorzieningenniveau, munteenheid en uiteenlopende indexeringsniveaus.

Bovendien zie ik ook in het huidige aansprakenniveau nu geen aanleiding voor een ingrijpende herziening van de rechtspositie van gekozen en benoemde ambtsdragers. Een gebruikelijk moment om aanspraken te wijzigen is de nieuwe zittingstermijn na de eerstvolgende verkiezingen. Nu de transitiedatum op zijn vroegst eind 2010 kort voor de komende verkiezingen in maart 2011 op de BES-eilanden is voorzien, ligt het niet in de rede in de aanloop van juist deze verkiezingen de rechtspositie te wijzigen.

Ook gezien de onderlinge samenhang van de rechtspositie van de politieke ambtsdragers met de rechtspositie van het overheidspersoneel, zoals de politie, de Kustwacht, de Douane, het Gevangeniswezen, de rechterlijke macht en de eilandambtenaren, ligt een wijziging in de huidige aanspraken nu niet voor de hand.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven