31 568 Staatkundig proces Nederlandse Antillen

Nr. 188 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 juni 2017

In uw brief van 7 juni 2017 verzoekt u mij de vraag te beantwoorden «wie uiteindelijk een beslissende stem heeft bij beantwoording van de vraag of Sint Eustatius al dan niet een onafhankelijke status verkrijgt: het eilandsbestuur van Sint Eustatius of de bevolking van Sint Eustatius.» In reactie op uw verzoek informeer ik u graag als volgt.

Het zelfbeschikkingsrecht is een recht van een volk (artikel 1 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten). De eerste stap naar onafhankelijkheid moet dus gezet worden door het tot uitdrukking brengen van de wil van de bevolking. Een referendum is daartoe een geschikt middel, al is het niet de enige weg die daartoe bewandeld kan worden. Het is in ieder geval aan de bevolking om zich over de onafhankelijke status uit te spreken.

Op 17 december 2014 heeft een referendum over de staatkundige positie in Sint Eustatius plaatsgevonden. Zoals ik in mijn brief aan het bestuurscollege van Sint Eustatius van 12 mei 2017 heb geconstateerd, is met een opkomst van 45,2% van de stemgerechtigden de opkomstdrempel, die door de eilandsraad was vastgesteld op 60%, niet gehaald. Het referendum was daarmee ongeldig. Uw Kamer ontving eerder een afschrift van deze brief van 12 mei aan het bestuurscollege (bijlage bij Kamerstuk 31 568, nr. 186).

Ik ga ervan uit u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

Naar boven