31 568 Staatkundig proces Nederlandse Antillen

Nr. 155 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 maart 2015

De vaste commissie voor Koninkrijksrelaties heeft de Minister van Veiligheid en Justitie en mij verzocht de Tweede Kamer nader te informeren over de staat van het bestuur in de landen in het Caribische deel van het Koninkrijk. Hierbij is verzocht nader in te gaan op de verhouding tussen de onder- en bovenwereld (ook met betrekking tot de gokindustrie), op de recent geopenbaarde stukken afkomstig van de Veiligheidsdienst Curaçao en op de stand van zaken met betrekking tot de voortgang van de gesprekken tussen Nederland en de andere landen van het Koninkrijk inzake de versterking van de rechtshandhaving in de drie Landen. Hierbij bericht ik u, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, als volgt.

De rechtshandhaving is een autonome aangelegenheid van de drie landen in het Caribische deel van het Koninkrijk. Dit geldt ook voor het toezicht op de Veiligheidsdienst van Curaçao (VDC) en het toezicht op loterijen en casino’s in Curaçao. Met inachtneming van dit uitgangspunt heb ik de Kamervragen over de nauwe banden op Curaçao tussen het bestuur en de (illegale) gokindustrie (Aanhangsel Handelingen II 2014/15, nr. 1428) en de recent geopenbaarde stukken afkomstig van de Veiligheidsdienst Curaçao (Aanhangsel Handelingen II 2014/15, nr. 1280) beantwoord.

Ondanks het feit dat de rechtshandhaving een autonome aangelegenheid betreft, ondersteunt Nederland, in het kader van de waarborgfunctie, de landen vanuit begrotingshoofdstuk IV met jaarlijks € 60 miljoen voor de inzet van de Kustwacht, het Recherche Samenwerkingsteam, de Koninklijke Marechaussee en de plaatsing van Nederlandse rechters en officieren van justitie. Ten behoeve van de aanpak van financieel-economische criminaliteit draag ik in financiële zin bij aan het project Duradero. Dit project beoogt te komen tot een duurzame uitbreiding en versterking van de handhavingscapaciteit in Curaçao ten behoeve van de aanpak van financieel-economische criminaliteit.

Gelet op de uitkomsten van de commissies Wit en Oosting over de integriteitsproblematiek op Sint Maarten heeft de Rijksministerraad besloten tot de instelling van een Integriteitscommissie. Afgelopen maanden heb ik met de regering van Sint Maarten nader overleg gevoerd om te komen tot een gezamenlijke aanpak van de integriteitproblematiek. Het binnen alle lagen van de samenleving en het openbaar bestuur van Sint Maarten aanwezige systeem van onderlinge steun en afhankelijkheden, met alle bijbehorende integriteitproblemen vereist immers een zorgvuldige en onafhankelijke aanpak met voldoende capaciteit en middelen. Het overleg heeft tot op heden niet tot overeenstemming geleid. De regering van Sint Maarten heeft zich onvoldoende bereid getoond haar plannen tot instelling van de Integriteitscommissie op zodanige wijze vorm te geven, en over te gaan tot voortvarende uitvoering, dat een effectieve aanpak van de problematiek is gewaarborgd. Daarom heeft de Rijksministerraad van 6 maart op mijn voorstel besloten om met een algemene maatregel van rijksbestuur (AMvRB) op grond van artikel 51 Statuut een toezichthouder integriteit (Integriteitcommissie) in te stellen en voor te leggen aan de Raad van State van het Koninkrijk. Gedurende dit proces blijft gelegenheid bestaan met de regering van Sint Maarten tot overeenstemming te komen over de instelling van een Integriteitscommissie op basis van samenwerking.

In het Justitieel Vierpartijenoverleg (JVO) op 15 januari 2015 spraken in mijn aanwezigheid de ministers van Justitie over de versterking van de rechtshandhaving. Tijdens dit overleg hebben de ministers de problematiek in de rechtshandhavingsketen en in hoofdlijnen onderschreven. Voorts is besloten dat de vier landen uit het Koninkrijk gezamenlijk zullen werken aan een nadere uitwerking ten behoeve van een meerjarige, fundamentele, ketenbrede aanpak voor de versterking van de rechtshandhavingsketen en deze in te brengen in de Rijksministerraad. Met deze aanpak voorzie ik een versterking van het Openbaar Ministerie, het Recherche Samenwerkingsteam (RST) en de Koninklijke Marechaussee. De uitwerking hiervan is nog gaande. Ik verwacht u in het tweede kwartaal van 2015 hierover nader te kunnen informeren.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

Naar boven