31 568 Staatkundig proces Nederlandse Antillen

Nr. 143 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 september 2014

Op uw verzoek, gedaan in het mondelinge vragenuur op 17 juni 2014 (Handelingen II 2013/14, nr. 94, item 4, Vragenuur: Vragen van het lid Van Laar), informeer ik u over de slaagpercentages van de leerlingen van het Liseo Bonaire van de Scholengemeenschap Bonaire (SGB). U wilt weten hoe de leerlingen ervoor staan na het 2e tijdvak en wat daarna nog mogelijk zou zijn voor de op één vak gezakte leerlingen. Ook verzocht u om een vooruitblik en met name hoe we ervoor gaan zorgen dat dit volgend jaar niet weer gebeurt.

Na het 1e tijdvak waren 6 van de 18 vwo leerlingen geslaagd. In het 2e tijdvak hebben 3 leerlingen alsnog hun diploma gehaald. Na het 2e tijdvak is daardoor het percentage geslaagden op 50% gekomen. In het vragenuur heb ik aangegeven dat ik zou bekijken wat na het 2e tijdvak nog mogelijk is voor die leerlingen die op één vak zijn gezakt. Na analyse gemaakt door de SGB na het 2e tijdvak, bleek dat 3 vwo leerlingen en 5 havo leerlingen baat konden hebben bij het afleggen van één nieuw centraal examen ten overstaan van de Staatsexamencommissie van het College voor examens. In augustus 2014 hebben 3 vwo leerlingen en 5 havo leerlingen van het Liseo Boneriano derhalve een centraal examen afgelegd, afgenomen door de Staatsexamencommissie. Van de 3 vwo leerlingen is er 1 alsnog geslaagd. Dit brengt het definitieve slaagpercentage vwo op 56%. Van de 5 havo leerlingen zijn er 2 geslaagd, dit brengt het slaagpercentage havo op 71%. Het definitieve havo slaagpercentage ligt daarmee boven de 64% van het schooljaar 2012/2013.

Het definitieve vwo slaagpercentage is nog steeds minder dan de 72% van het schooljaar 2012/2013. De tegenvallende resultaten hebben diverse oorzaken. Eén van de oorzaken is dat de betrokken kleine aantallen leerlingen leiden tot grote fluctuaties in percentages. Een andere oorzaak is dat de instructietaal niet de moedertaal is. Dit is niet alleen van invloed op het vak Nederlands, maar ook op de overige vakken. Daarnaast is de determinatie van de leerlingen niet optimaal. Voor een meer volledig beeld van de kwaliteit en de unieke situatie van de school verwijs ik naar het inspectierapport. Het huidige slagingspercentage vind ik een te lage score, zeker in het licht van de sinds 2010 ingezette onderwijsverbetering.

In mijn beleidsreactie op de themarapportage van de inspectie die ik u op 20 juni 2014 heb toegezonden (Kamerstuk 31 568, nr. 137), heb ik de aanpak van de verdere verbetering van de onderwijskwaliteit in Caribisch Nederland uiteengezet.

Voor deze verbetering stel ik voor de periode van 2015 tot 2018 voor de drie VO scholen in Caribisch Nederland aanvullende bekostiging beschikbaar. Deze dient om de VO scholen nog meer in staat te stellen de kwaliteit te verbeteren. Aan deze aanvullende bekostiging zijn maatwerk voorwaarden verbonden.

Voor de SGB is als bekostigingsvoorwaarde gesteld dat het bestuur een nieuw plan van aanpak maakt voor de verbetering van de onderwijskwaliteit en dat het bestuur zich laat ondersteunen door bestuurscoaches van de VO-raad, op basis van een overeenkomst tussen beide partijen. Het eerste contact tussen de bestuurscoaches en de SGB is gelegd. Ik hecht eraan dat het bestuur gebruik maakt van de ervaring en expertise van de coaches, omdat ik deze cruciaal acht voor de gewenste verbetering van de onderwijskwaliteit.

Er is alle reden om de voortgang in de kwaliteitsontwikkeling van de SGB nauwlettend te blijven volgen. Dat doet de Inspectie voor het Onderwijs via het toezicht. Ik zal de inspectie tijdens het aanstaande bezoek aan de SGB vragen hieraan aandacht te geven en zal de SGB houden aan de voorwaarden die ik aan de aanvullende bekostiging heb gesteld.

Alle maatregelen moeten leiden tot verbetering van de onderwijskwaliteit, die zich onder meer moet vertalen in een hoger slaagpercentage. Het is echter niet realistisch dat de slagingspercentages volgend jaar al op Nederlands niveau liggen, daarvoor moet nog te veel gebeuren en is de achterstand van de SGB nog te groot. Het is dus een zaak van lange adem. In de onderwijsagenda Caribisch Nederland (Kamerstuk 32 500 VIII, nr. 166) is afgesproken dat de scholen tot 2016 hebben om te voldoen aan de eisen van basiskwaliteit. Zoals ik in de bovengenoemde beleidsreactie heb aangegeven houd ik vast aan het doel om in 2016 (of zo spoedig mogelijk daarna) de basiskwaliteiten van de scholen op Caribisch Nederland op orde te hebben.

Ten slotte heeft de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties van uw Kamer Minister Plasterk en mij per brief van 26 juni 2014 verzocht om in deze brief ook in te gaan op de kwaliteit van het onderwijs in geheel Caribisch Nederland. In bovengenoemde beleidsreactie ben ik uitgebreid ingegaan op de beoordeling van de inspectie over de onderwijskwaliteit in Caribisch Nederland en ik beschouw daarmee dit verzoek dan ook als afgedaan. In het door Uw Kamer geagendeerde Algemeen Overleg over Caribisch Nederland op 15 oktober a.s. kunnen wij hierover in gesprek gaan.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker

Naar boven