31 568 Staatkundig proces Nederlandse Antillen

Nr. 119 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR IMMIGRATIE, INTEGRATIE EN ASIEL

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 augustus 2012

Tijdens het debat met uw Kamer op 6 februari jl. over het vreemdelingenbeleid in Caribisch Nederland (Kamerstuk 33 000 IV, nr. 63) heb ik toegezegd om een mogelijke rol van het regionaal service centrum (van de Rijksdienst Caribisch Nederland) bij de visumverlening in Caribisch Nederland te bespreken met de minister van Buitenlandse zaken en uw Kamer over de uitkomst hiervan te informeren. Met deze brief doe ik deze toezegging gestand. U ontvangt deze brief mede namens de minister van Buitenlandse Zaken.

Het uitgangspunt voor de transitie op 10 oktober 2010 in Caribisch Nederland was dat het bestaande Nederlands-Antilliaanse recht en het uitvoeringsbeleid zoveel mogelijk van kracht bleven. Alleen daar waar nodig zijn er aanpassingen gedaan.

Het beleid en de uitvoering voor wat betreft (Schengen-)visa in de Caribische Koninkrijksdelen zijn op basis van financiële en praktische overwegingen dan ook niet gewijzigd. Dat wil overigens niet zeggen dat er per 10 oktober 2010 geen verbetering is gerealiseerd voor de vreemdeling die een Schengenvisum wil aanvragen en legaal verblijf heeft in Caribisch Nederland (Bonaire, Saba en Sint Eustatius).

Tot 10 oktober 2010 kon een vreemdeling die rechtmatig verblijf in Aruba of de Nederlandse Antillen had, een Schengenvisum aanvragen bij het Kabinet van de Gouverneur in Aruba bij rechtmatig verblijf in Aruba, of bij rechtmatig verblijf in de Nederlandse Antillen bij het Kabinet van de Gouverneur te Willemstad in Curaçao. De Kabinetten van de Gouverneur waren conform de Schengenregelgeving bevoegd tot afgifte van een Schengenvisum voor zover Nederland het eerste punt van binnenkomst of hoofdreisdoel binnen Schengen was. Zij verstrekten ook een Schengenvisum indien via Nederland getransiteerd werd.

Voor visumaanvragers uit Bonaire, Sint Eustatius en Saba betekende dit dat zij hun aanvraag, in persoon, moesten indienen bij het Kabinet van de Gouverneur van de Nederlandse Antillen te Willemstad, Curaçao.

Sinds de transitie op 10 oktober 2010 is het ook mogelijk dat de aanvragen kunnen worden ingediend bij het Kabinet van de Gouverneur van Sint Maarten. Visumplichtige vreemdelingen woonachtig op Saba en Sint Eustatius (en Sint Maarten) hebben hiermee dus het voordeel dat zij voor hun visumaanvraag niet meer hoeven af te reizen naar Curaçao, maar terecht kunnen bij het Kabinet van de Gouverneur in Sint Maarten. Voor visumplichtige vreemdelingen van Bonaire is het daarnaast sinds 10 oktober 2010 mogelijk geworden om ook een visum aan te vragen bij het Kabinet van de Gouverneur in Oranjestad in Aruba, waar dit voordien slechts te Willemstad, Curaçao kon.

Daarnaast wordt de voortschrijdende samenwerking in Schengenverband benut om de Kabinetten van de Gouverneur ook in vertegenwoordiging Schengenvisa te kunnen laten afgeven. Vertegenwoordiging houdt in dit geval in dat Nederland namens een andere Schengenpartner een aanvraag in behandeling kan nemen, bijvoorbeeld indien de Schengenpartner ter plekke niet beschikt over een ambassade of consulaat, waardoor de aanvrager voor het indienen van zijn aanvraag naar een ander land zou moeten reizen waar deze Schengenpartner wel een ambassade heeft. Concreet betekent dit bijvoorbeeld dat een vreemdeling uit Caribisch Nederland die als hoofddoel Zwitserland heeft een Schengenvisum kan aanvragen bij het Kabinet van de Gouverneur.

Op dit moment kunnen de Kabinetten Gouverneur van Aruba en Curaçao in vertegenwoordiging Schengenvisa afgeven voor België, Hongarije, Litouwen, Noorwegen, Oostenrijk, IJsland, Zweden, Zwitserland en Spanje (per 17 september 2012). Naar verwachting zal hier binnenkort nog een aantal landen aan toegevoegd kunnen worden. Verder zal op korte termijn, naar verwachting dit najaar, ook het Kabinet van de Gouverneur van Sint Maarten in vertegenwoordiging Schengenvisa gaan afgeven voor de bovengenoemde landen.

Indien, naast de hier boven beschreven goed functionerende dienst-verlening, ook het regionaal service centrum een rol zou moeten vervullen in het afgeven van Schengenvisa, zou dit betekenen dat er op Bonaire, Sint Eustatius en Saba vergelijkbare beveiligde visum «loketten» moeten worden ingericht. Naast de uitrol en het onderhoud van noodzakelijke specifieke ICT-infrastructuur en apparatuur zouden onder meer noodzakelijke veiligheids- en beveiligingsmaatregelen moeten worden getroffen en dient per uitgiftepunt (extra) personeel te worden ingezet in het kader van functiescheiding. Dit zou hoge investerings- en structurele kosten met zich meebrengen. Gelet op het geringe aantal aanvragen van Schengenvisa door vreemdelingen woonachtig in Caribisch Nederland, zou deze investering niet rendabel zijn.

Ter illustratie: het betreft per jaar gemiddeld 33 visumaanvragen van vreemdelingen woonachtig in Caribisch Nederland (peiljaren 2008 tot en met 2011). De structurele kosten voor de instandhouding van de beveiligde ICT-verbinding met de drie Caribische Nederlandse eilanden zijn circa 147 000 euro per jaar. Dit betekent dat de gemaakte kosten voor alleen de ICT-verbinding per verstrekt Schengenvisum dan al ongeveer 4 455 euro zouden zijn, terwijl de ontvangen leges per visum slechts 65 euro zijn. In deze berekening zijn de incidentele investeringen en de overige structurele kosten nog buiten beschouwing gelaten.

Het eventueel uitsluitend inrichten van een visumloket op Bonaire zou voor visumaanvragers uit Saba en Sint Eustatius in praktijk betekenen dat zij voor hun visumaanvraag naar Bonaire in plaats van Sint Maarten zouden moeten reizen. Dit brengt dan weer extra kosten en reistijd voor de betrokken vreemdeling met zich mee. Kosten die zelfs hoger zouden zijn dan in de «oude» situatie ten tijde van de voormalige Nederlandse Antillen. Daarnaast valt niet in te zien waarom het openbare lichaam Bonaire wel een loket zou krijgen en Sint Eustatius en Saba niet.

Op grond van deze inventarisatie achten de minister van Buitenlandse Zaken en ik het niet nodig om de bestaande praktijk voor de afgifte van Schengenvisa met betrekking tot Caribisch Nederland te wijzigen.

De minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, G. B. M. Leers

Naar boven