Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 31 augustus 2012
Overeenkomstig art 4 lid 2 van de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten
dient het College financieel toezicht (Cft) eens per half jaar schriftelijk verantwoording
af te leggen over zijn werkzaamheden door tussenkomst van mij aan de raad van ministers
van het Koninkrijk, de besturen, de beide kamers der Staten-Generaal en beide Staten.
De rapportage is op 24 augustus behandeld in de raad van ministers van het Koninkrijk.
Bijgaand1 ontvangt u de rapportage over de periode januari 2012 tot half juli 2012. De conclusies
van de rapportage onderschrijf ik en zijn aan de orde geweest in de RMR.
In de RMR van 24 augustus is geconcludeerd dat de in de aanwijzing genoemde datum
van 1 september gehandhaafd blijft en dat de raad van ministers van Curaçao uiterlijk
op die datum over de stand van zaken zoals opgenomen in de aanwijzing aan de RMR reageert.
De aanwijzing is niet geschorst, dus de in de aanwijzing verlangde maatregelen dienen
tijdig te worden opgeleverd. In de Halfjaarrapportage memoreert het Cft ook dat Sint
Maarten nog steeds van mening is dat er betalingsachterstanden gesaneerd kunnen worden.
Voor de goede orde bevestig ik hierbij hetgeen ik reeds eerder met uw Kamer besproken
heb, namelijk dat het loket voor de sanering van de betalingsachterstanden gesloten
is. De transitie en het vraagstuk van betalingsachterstanden ligt achter ons, de regels
van de Rijkswet Financieel toezicht zijn leidend.
Ik informeer u bij deze ook over het verloop van het beroep dat de raad van ministers
van Curaçao hebben ingediend bij de Raad van State.
De voorzieningsinstantie van de Raad van State van het Koninkrijk heeft het verzoek
van de raad van ministers van Curaçao om het aanwijzingsbesluit van de Rijksministerraad
te schorsen, deels afgewezen en deels aangehouden. Dit blijkt uit de uitspraak van
23 augustus 2012. Curaçao had gevraagd om het aanwijzingsbesluit te schorsen zodat
tijdelijk de begrotingstekorten over 2010 en 2011 gedekt konden worden met eigen vermogen.
Ten tweede wilde Curaçao dat het verbod op het aangaan van nieuwe verplichtingen en
de vacaturestop zouden worden geschorst. Het eerste verzoek is afgewezen en het tweede
verzoek is aangehouden. Curaçao is daarbij in de gelegenheid gesteld voor het tweede
verzoek nadere informatie te verschaffen aan de voorzieningeninstantie. Op die eventueel
door Curaçao verstrekte informatie mag ik nader reageren.
Er staat nog geen behandeling van het beroep gepland bij de Raad van State van het
Koninkrijk. Wel is door de Raad van State aan mij gevraagd uiterlijk 6 september een
verweerschrift op het beroep door Curaçao in te dienen.
In de RMR van 14 september zal gesproken worden over de opvolging van de aanwijzing.
Over de uitkomsten zal ik uw Kamer uiteraard berichten.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
J. W. E. Spies