31 568 Staatkundig proces Nederlandse Antillen

Nr. 115 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 juli 2012

In de brief van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken d.d. 1 juni 2012 deed u het verzoek de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken op korte termijn te informeren over de stand van zaken bij de totstandkoming van de inspraakverordening voor de BES-eilanden.

Op grond van artikel 154 van de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (WolBES) stelt de eilandsraad een eilandsverordening vast waarin regels worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van het beleid van het openbaar lichaam worden betrokken. Op grond van artikel 238 van de WolBES hadden de eilandsraden hier een jaar de tijd voor, gerekend vanaf 10 oktober 2010. De VNG heeft in 2010 een modelverordening opgesteld en beschikbaar gesteld aan de eilandsraden.

Naar aanleiding van uw verzoek ben ik bij de openbare lichamen nagegaan wat de stand van zaken is ten aanzien van de voorbereiding en de vaststelling door de eilandsraden van de in artikel 154 bedoelde verordening. Op basis van de verkregen informatie kan ik u mededelen dat de eilandsraad van Bonaire de inspraakverordening heeft vastgesteld, dat de eilandsraad van Sint Eustatius de inspraakverordening in ontwerp gereed heeft en dat de eilandsraad van Saba de voorbereiding van de inspraakverordening nog niet heeft afgerond.

De ontwikkelingen rondom het vaststellen van de inspraakverordening en de andere verordeningen op grond van de WolBES hebben mijn aandacht. Ik kan u melden dat ik nauw contact heb met de Rijksvertegenwoordiger over het aanspreken van de eilandsraden op de verplichtingen op grond van de WolBES ten aanzien van het vaststellen van deze en andere verordeningen.

Ik ga ervan uit u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J. W. E. Spies.

Naar boven