31 567
Bundeling van het WWB-werkdeel, budgetten voor inburgeringsvoorzieningen en de middelen voor volwasseneneducatie (Wet participatiebudget)

nr. 5
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID EN DE VERENIGING VAN NEDERLANDSE GEMEENTEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 september 2008

Aanleiding

Tijdens het algemeen overleg in de Tweede Kamer over het participatiebudget op 17 april 2008 (29 461, nr. 45) heeft dhr. Spekman (PvdA) verzocht om een brief van VNG en kabinet waarin zij aangeven op welke punten bij het participatiebudget zij overeenstemming hebben en op welke punten zij verschillen van mening. Met deze brief wordt aan dit verzoek gehoor gegeven.

Waar zijn we het eens

Kabinet en VNG zijn het eens over de hoofdlijnen van het participatiebudget, zoals die in het conceptwetsvoorstel zijn opgenomen. Het Kabinet en de VNG zijn het er over eens dat het einddoel één volledig ontschot participatiebudget is in de vorm van een specifieke uitkering. De gemeentelijke budgetten voor volwasseneneducatie (OCW), inburgering (WWI) en re-integratie (SZW) zullen in eerste aanleg worden betrokken. Ook zijn zij het erover eens dat de roc-infrastructuur zo belangrijk is dat deze bijzondere aandacht vereist.

Het ontschotten van budgetten maakt een samenhangende aanpak voor gemeenten mogelijk. Gemeenten krijgen meer ruimte om re-integratievoorzieningen, inburgeringsvoorzieningen en educatie-opleidingen of een combinatie hiervan gericht op participatie in te zetten. Er is een brede doelgroep geformuleerd, waarbij de gemeente kan bepalen wie welke voorzieningen nodig heeft. Kabinet en VNG zijn van mening dat het van belang is dat zowel educatie, inburgering als re-integratie wordt gerealiseerd. Kabinet en VNG zijn ervan overtuigd dat deze bundeling van middelen leidt tot een bijdrage aan het realiseren van de doelen uit de pijler sociale samenhang van het beleidsprogramma van dit kabinet en in het bijzonder aan de inburgeringsdoelen uit het deltaplan inburgering, de re-integratiedoelen uit het bestuursakkoord van rijk en gemeenten en aan de gewenste educatieprestaties die gemeenten en Rijk overeen zijn gekomen.

Op 11 juli hebben Rijk en VNG een principeakkoord bereikt over de ambities op het terrein van educatie. Uitgangspunt is het handhaven van het huidige niveau, daarbij is afgesproken dat de trajecten basiseducatie vooral gericht zullen zijn op het verwerven van basisvaardigheden, met name het alfabetiseren van werkenden en niet-werkenden in het licht van het convenant met sociale partners over de structurele aanpak van laaggeletterdheid in het bedrijfsleven en de samenleving.

Zowel VNG als Rijk zullen door respectievelijk een ledenraadpleging en gesprekken met stakeholders en experts de uitvoerbaarheid van en draagvlak voor deze afspraak toetsen. Wanneer deze toetsing positief uitpakt, is er een bestuurlijke afspraak en zal de oormerking voor educatie komen te vervallen. Het kabinet draagt er in dat geval zorg voor dat de benodigde AMvB begin september aan de Raad van State voorgelegd kan worden, zodat de oormerking met ingang van 1 januari 2009 kan komen te vervallen.

Kabinet en VNG zijn het eens over de condities voor de noodzakelijke overheveling van de vergoeding voor uitvoeringskosten inburgering op het moment van de inwerkingtreding van de wet participatiebudget van het inburgeringsbudget naar het Gemeentefonds. Structureel gaat het hierbij om een bedrag van € 48 mln. (prijspeil 2007). In 2009 is het over te boeken bedrag € 23 mln. omdat dit uitsluitend de niet-G31 gemeenten betreft. In 2010 en 2011 gaat het in beginsel om een bedrag van € 61 mln. (prijspeil 2007) als gevolg van de verwachte volumestijging die samenhangt met de uitvoering van het Deltaplan inburgering. In resp. 2009 en 2010 zal hiervoor een moment worden ingebouwd, waarbij Kabinet en VNG bezien of deze verwachte volumestijging actueel is.

Gemeenten ontvangen een, nog nader te bepalen, vast bedrag. De verdeling van het overige deel van de genoemde bedragen binnen het Gemeentefonds over gemeenten vindt plaats op grondslag van het aantal minderheden per gemeente.

Het Kabinet en de VNG zijn voorts van mening dat een vermindering van administratieve lasten ontstaat waar het de verantwoording betreft. Deze vermindering ontstaat door de overstap van drie verantwoordingen naar één verantwoording. Hiermee wordt een al langer bestaand verzoek van gemeenten gerealiseerd. De nieuwe verantwoordingssystematiek zal qua omvang minder omvangrijk zijn dat het totaal van de drie bestaande verantwoordingen, ook wanneer rekening wordt gehouden met het aanleveren van de informatie voor de outputverdeelmaatstaven via SISA. Of en hoevéél het totaal van informatiestromen (verantwoording, verdeelmaatstaven en beleidsinformatie) in de praktijk af gaat nemen is mede afhankelijk van flankerend beleid en van de inrichting van lokale processen. Dit zal zich vanaf 2009 de praktijk moeten bewijzen.

Op dit moment is het eindperspectief één ontschot participatiebudget. Voor de toekomst is van belang dat het conceptwetsvoorstel zo is vormgegeven dat het technisch eenvoudig is andere budgetten toe te voegen.

Waar verschillen we van mening?

Principiële vraag over sturing via outputverdeelmaatstaven

Het kabinet is van mening dat, gezien het belang van het onderwerp en de omvang van het betrokken budget, het wenselijk is enige mate van sturing te houden via bestuurlijke afspraken en outputverdeelmaatstaven.

De VNG is principieel van mening dat het uitgangspunt zou moeten zijn dat sturing via een prikkel via outputverdeelmaatstaven niet nodig is.

Overgangsperiode

De VNG wijst overgangsmaatregelen, bedoeld om de roc-infrastructuur te behouden niet af. In het huidige voorstel wordt echter de overgangssituatie in de wet geformaliseerd. De VNG wil het einddoel in de wet opgenomen zien en de overgangssituatie (tijdelijke bestedingsverplichting bij het roc) in AMvB’s en/of invoeringswetgeving met als een vastgestelde einddatum 31 december 2009. Door die duidelijkheid in de wet in te bouwen weten alle partijen waar ze, ook voor de nabije toekomst, aan toe zijn en kunnen zij zich daarop afdoende voorbereiden.

Het kabinet is van mening dat met het voorliggende wetsvoorstel het eindperspectief voldoende helder is weergegeven, evenals de overgangsfase naar dat eindperspectief toe. De bestedingsverplichting bij roc’s is bij de overgangsbepalingen onder gebracht. Om alle partijen duidelijkheid te bieden is helder aangegeven in de toelichting wanneer de bestedingsverplichting wordt afgebouwd. Conform eerdere afspraken met de MBO raad wordt bij het besluit hierover onderzoek in 2008 en 2009 naar de effecten van de introductie van de marktwerking bij de inburgering betrokken. Tenzij de resultaten van deze onderzoeken dit in weg staan, zal de bestedingsverplichting bij roc’s met ingang van 2011 worden afgebouwd.

Bestedingsverruiming

De VNG is van mening dat initiatieven die zich richten op preventie van schooluitval ook voor jongeren onder de 18 jaar gefinancierd moeten kunnen worden uit het participatiebudget. Zij bewegen zich qua doelgroep en methodiek, maar ook qua financiering op het raakvlak van onderwijs en participatie. In eerste instantie wordt ingezet op maatregelen om jongeren op school te houden maar het reguliere aanbod van het (speciaal) onderwijs voldoet niet altijd. Bij deze jongeren zijn maatwerkmaatregelen nodig die inzetten op discipline, begeleiding en structuur. Om een integrale en sluitende aanpak te realiseren en onnodige bureaucratie te voorkomen is het onwenselijk dat deze jongeren totdat zij officieel zijn ontheven van de kwalificatieplicht zijn uitgesloten in de bestedingsregels van het participatiebudget.

Reactie kabinet: De kwalificatieplicht staat voorop. Zolang sprake is van een kwalificatieplicht dienen jongeren zich via de reguliere routes te kwalificeren. Voor het voorkomen van voortijdig schooluitval en het handhaven van de kwalificatieplicht en leerplicht en het terugleiden naar school zijn bij gemeenten en scholen middelen beschikbaar. In incidentele gevallen waar een ontheffing van de kwalificatieplicht bestaat of al aan de kwalificatieplicht is voldaan, is er ruimte om het participatiebudget in te zetten.

Conclusie

Over de hoofdlijnen van het wetsvoorstel participatiebudget bestaat geen verschil van mening tussen VNG en het kabinet. Beide hechten belang aan een inwerkingtreding per 1 januari 2009. Op een drietal punten resteert verschil van inzicht. Bij de behandeling van het wetsvoorstel zal ook uw Kamer de mogelijkheid hebben zich over deze thema’s uit te spreken.

Mede namens minister Vogelaar voor Wonen, Wijken en Integratie en staatssecretaris Van Bijsterveldt van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. Aboutaleb

Voorzitter Vereniging van Nederlandse Gemeenten,

A. Jorritsma-Lebbink,

Naar boven