nr. 17
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 november 2008
Tijdens het wetgevingsoverleg over het wetsvoorstel Participatiebudget
op 3 november jl. heeft de fractie van de PvdA gevraagd om een brief
waarbij in wordt gegaan op de suggestie van het CDA en de PvdA om het educatie
aandeel in dit budget (dat in totaal ca. € 196 miljoen per jaar
bedraagt) te verlagen met bijvoorbeeld € 50 miljoen per jaar ten
gunste van taal en rekenen in het mbo. Waar het gaat om problemen met lezen,
schrijven en rekenen zou een dergelijke ingreep een verschuiving inhouden
van curatief beleid naar een preventieve aanpak. Het kabinet heeft toegezegd
schriftelijk te reageren op dit voorstel voorafgaand aan de plenaire behandeling
van het wetsvoorstel op 6 november a.s. en daarbij ook in te gaan op
de afschaffing van de bestedingsverplichting bij de regionale opleidingencentra
(roc’s).
Laaggeletterdheid
Het is juist dat curatief beleid – vooral het bereiken en scholen
van volwassen laaggeletterden – op termijn minder resultaten oplevert
dan preventie in het onderwijs. Ondanks doorlopende campagne activiteiten
volgden in 2007 slechts ongeveer 9000 volwassen laaggeletterden een cursus
aan een roc. Dat blijkt uit de Monitor Deelname lees- en
schrijfonderwijs door laaggeletterden 2007. Vier van de vijf volwassen
laaggeletterden onderkennen het eigen probleem niet en zijn dus moeilijk te
interesseren voor het cursusaanbod (bron: Hoe bekend zijn
wij met laaggeletterdheid? Cinop, 2007). Desondanks wil het Kabinet
samen met betrokken maatschappelijke organisaties inzetten op het verhogen
van het aantal van 9000 laaggeletterden dat een cursus gaat volgen.
Preventie in het onderwijs heeft belangrijke voordelen: de leerlingen
zitten in een leerproces en zijn veelal beter te motiveren. Het effect van
vroegtijdig ingrijpen is langdurig. Vandaar dat het Convenant Laaggeletterdheid
2000–2015 tussen kabinet en sociale partners wat betreft OCW vooral
ook inzet op preventie in het onderwijs onder het motto: «De kraan moet
dicht». In het verlengde van de investeringen voor rekenen en taal in
PO en VO kan hiermee nu ook substantieel geïnvesteerd worden
in het mbo. De uitstroom laaggeletterden in de huidige populatie van het mbo
is te hoog.
Bij het huidige budget voor de volwasseneneducatie binnen het Participatiebudget
wordt uitgegaan van het realiseren van 50 000 trajecten basisvaardigheden,
waaronder vooral trajecten voor laaggeletterden. Een verlaging van het budget
met € 50 miljoen per jaar impliceert dat de ambitie op dit onderdeel
verlaagd zou moeten worden tot een realistischer aantal van 25 000 trajecten,
waaronder dan wel ten minste 20 000 trajecten voor laaggeletterdheid.
Dit borgt ten opzichte van het aantal gerealiseerde trajecten in 2007, waarbij
er 9000 laaggeletterden werden bereikt via een cursus aan een roc nog altijd
een ruime verdubbeling. De inzet voor de overige educatiedoeleinden –
VAVO en NT2 – blijft in deze situatie ongewijzigd.
De suggestie gaat ervan uit dat het bedrag van de uitname volledig ten
goede komt voor taal en rekenen in het mbo. Op basis van een dergelijk bedrag
zou een Deltaplan voor taal en rekenen in het mbo mogelijk zijn.
Indien uw kamer de suggestie wenselijk acht, zou in de ogen van het Kabinet
invoering van de voorgestelde maatregel mogelijk zijn per 2010. Voor 2009
zijn al afspraken gemaakt:
• tussen Rijk en gemeenten (bekendmaking van de gemeentelijke budgetten
per 2009 in september 2008);
• tussen gemeenten en roc’s (educatiecontracten 2009 vóór
1 november 2008).
De educatiegelden voor de G-31 zijn in 2009 bovendien nog ondergebracht
in de Brede Doeluitkering (BDU) Sociale Integratie en Veiligheid (SIV) van
het grote stedenbeleid. Zij zijn soms gemengd met middelen voor andere doeleinden
binnen de bandbreedte van de BDU SIV om ambities te realiseren die de G-31
hebben vastgelegd in Meerjarige Ontwikkelingsprogramma’s (MOP’s).
Oormerking
Onze inzet blijft erop gericht om de oormerking voor de educatie te laten
vervallen als de prestatieafspraken met gemeenten tot stand zijn gekomen,
in de hierboven voorgestelde constructie zo mogelijk eveneens per 2010.
Dienen de oormerking van het educatiebudget of bestuurlijke afspraken
om te waarborgen dat de doelen van de volwasseneneducatie binnen het Participatiebudget
worden gerealiseerd, de bestedingsverplichting bij roc’s is bedoeld
om de bestaande infrastructuur voor de educatie te beschermen.
Bestedingsverplichting
Het in één keer invoeren van de marktwerking brengt een
aantal risico’s en claims met zich mee.
Bij de inburgering is ervaring opgedaan met de introductie van marktwerking
in één keer: op een budget van € 172 mln. dat werd
vrijgegeven, is een overgangsbudget van € 122 mln. beschikbaar gesteld.
Indien gekozen wordt om de marktwerking ook hier in één
keer in te voeren, zullen de roc’s opnieuw een overgangsbudget claimen.
Tevens bestaat het risico dat de roc’s besluiten de educatie-infrastructuur
af te bouwen.
Wel is denkbaar op enig moment de bestedingsverplichting bij roc’s
los te laten. Uit oogpunt van behoorlijk bestuur en om onnodige claims te
vermijden, acht het Kabinet het noodzakelijk te voorzien in een afbouwperiode.
Daarvoor moeten de resultaten van het onderzoek naar de marktwerking voor
de inburgering worden afgewacht. Dit is door voormalig staatssecretaris Rutte
toegezegd aan de roc’s en de Kamer (Kamerstukken 2007–2008, 29 461,
nr. 48). Deze resultaten worden in de eerste helft van 2009 verwacht.
Zo spoedig mogelijk daarna zou het eindperspectief van de bestedingsverplichting
bij roc’s bij amvb bekend gemaakt kunnen worden.
Mede namens de minister voor Wonen, Wijken en Integratie
en de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Van Bijsterveldt,
De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
A. Aboutaleb