nr. 10
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 oktober 2008
Achtergrond
In de memorie van toelichting van het wetsvoorstel participatiebudget
(Kamerstuk 31 567, nr. 3) is aangegeven dat wanneer bestuurlijke afspraken
over educatie met gemeenten zijn gemaakt de specifieke oormerking voor educatie
komt te vervallen.
Op 11 juli hebben VNG en Rijk een onderhandelaarsakkoord over bestuurlijke
afspraken educatie gemaakt. Uitgangspunt bij de formulering van deze macroambities
was dat de inspanningen op het gebied van educatie gehandhaafd bleven op het
niveau dat gold vóór de komst van het Participatiebudget. Daarbij
is afgesproken dat de trajecten basiseducatie vooral gericht zullen zijn op
het verwerven van basisvaardigheden, met name het alfabetiseren van werkenden
en niet-werkenden in het licht van het convenant met sociale partners over
de structurele aanpak van laaggeletterdheid in het bedrijfsleven en de samenleving.
Bij het onderhandelaarsakkoord is afgesproken dat het draagvlak voor de
bestuurlijke afspraken zal worden getoetst zowel aan de zijde van het Rijk
als aan de zijde van de VNG. Afgelopen zomer heeft de VNG haar achterban geraadpleegd
over de voorgestelde macroambities ten aanzien van de educatieprestaties na
invoering van het Participatiebudget. Tevens heeft de afgelopen maanden raadpleging
van diverse partijen door het Rijk plaatsgevonden om het draagvlak te toetsen.
In de schriftelijke ledenraadpleging door de VNG stemde een (gewogen)
meerderheid van gemeenten in principe in met deze bestuurlijke afspraken.
Drie van de vier grote gemeenten hebben tegengestemd. Daarom is in het kader
van de draagvlaktoetsing van de zijde van het Rijk overleg gevoerd met de
G4. Immers een groot deel van de educatieambities moet in deze steden worden
gerealiseerd. In het aparte overleg met de G4 is gepoogd tot een aanvullend
convenant te komen. Amsterdam had eerder aangegeven niet mee te
willen doen aan een convenant specifiek voor de educatie, maar wel aan een
convenant waarin afspraken zouden worden gemaakt over het hele participatiebudget.
Met Den Haag, Rotterdam en Utrecht is overleg gevoerd, maar dit heeft
niet geleid tot instemming van Den Haag en Rotterdam.
Conclusie
Gezien het belang van de G4 voor het realiseren de landelijke doelstellingen
en de mening van drie van hen in dezen, concluderen wij dat er op dit moment
onvoldoende draagvlak bestaat voor de educatiedoelstellingen. Dit betekent
dat het budget dat wordt ingebracht door de minister van OCW in het participatiebudget
vooralsnog nog geoormerkt zal zijn voor besteding aan educatiedoeleinden.
De komende tijd zal benut worden voor verder overleg om het draagvlak
voor de educatiedoelstellingen te borgen, zodat zo spoedig mogelijk de oormerking
voor educatie kan komen te vervallen.
Mede namens minister Vogelaar voor Wonen, Wijken en Integratie en staatssecretaris
Van Bijsterveldt van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
A. Aboutaleb