nr. 4
NADER RAPPORT
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het
uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat (artikel 25a, vierde lid,
onderdeel b, van de Wet op de Raad van State).Hieronder is opgenomen het nader
rapport d.d. 19 augustus 2008, aangeboden aan de Koningin door staatssecretaris
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 4 juni
2008 (kenmerk 08.001.674), machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn
advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen
toekomen. Dit advies, gedateerd 2 juli 2008, nr. W04.08.0198/I, bied
ik U hierbij aan. Het voorstel geeft de Raad van State geen aanleiding tot
het maken van inhoudelijke opmerkingen.
De redactionele opmerking van de Raad, om in de aanhef van artikel 99,
vijfde lid, «natuurlijke personen» te vervangen door «natuurlijke
personen, die niet handelen in de uitoefening van beroep of bedrijf»
is niet overgenomen. Bij de registratie van schulden en financiële verplichtingen
is immers niet van belang of een schuld of financiële verplichting is
aangegaan in het kader van de uitoefening van beroep of bedrijf, dan wel in
het kader van consumptieve uitgaven. Doelstelling van de registraties is het
mogelijk maken van een beoordeling van de kredietwaardigheid van natuurlijke
personen. De kredietwaardigheid van natuurlijke personen wordt bepaald door
het totaal van financiële verplichtingen, ongeacht of deze zijn aangegaan
binnen en buiten de uitoefening van beroep of bedrijf.
Daarnaast is een tweetal zinnen in de memorie van toelichting aangepast.
De laatste zin van de eerste alinea in § 3 is vervangen, aangezien
daaruit zou kunnen worden afgeleid dat verificatie in de GBA slechts mogelijk
is op een bepaald tijdstip, terwijl artikel 99, vijfde lid, slechts beoogt
een doel aan te geven met betrekking tot het gebruik van gegevens uit de GBA.
Een wijziging van gelijke strekking is doorgevoerd in de vierde alinea van § 4
van de memorie van toelichting.
Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde voorstel van wet en de gewijzigde
memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.
De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
A. Th. B. Bijleveld-Schouten