nr. 24
GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID JANSEN TER VERVANGING VAN
DAT GEDRUKT ONDER NR. 15
Ontvangen 14 oktober 2009
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
In artikel II, onderdeel C, wordt in de aanhef «drie hoofdstukken»
vervangen door «vier hoofdstukken» en wordt aan het onderdeel
toegevoegd:
HOOFDSTUK IVA. VOORSCHRIFTEN OVER TE STELLEN MINIMUMEISEN
AAN OVEREENKOMSTEN TOT IN BRUIKLEEN GEVEN
Artikel 8
1. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen minimumeisen worden
gesteld aan overeenkomsten tot het in bruikleen geven van een gebouw.
2. De voordracht voor een krachtens het eerste lid vast te stellen
algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat
het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
Toelichting
Het aantal kraakwachten/antikrakers in Nederland is vrijwel zeker groter
dan het aantal krakers, zo blijkt impliciet ook uit de nota naar aanleiding
van het verslag (31 560-8, pag. 12). De rechtsbescherming van deze
groep is vrijwel nihil. Contracten kunnen op zeer korte termijn beëindigd
worden. De eigenaar kan op ieder moment onaangekondigd het pand betreden.
Ook lijkt er een tendens dat de gevraagde gebruiksvergoeding stijgt, met name
op locaties met een hoge marktwaarde.
De indiener onderschrijft de logica van een beperktere rechtsbescherming
bij gebruikscontracten dan bij reguliere huurcontracten, maar is van mening
dat er wel een bodem in markt gelegd moet worden. Enerzijds om recht te doen
aan de rechtsbescherming van kraakwachten, anderzijds om te voorkomen dat
steeds meer eigenaren de bruikleenovereenkomst gaan gebruiken als U-bochtconstructie
om een reguliere huurovereenkomst te vermijden, in situaties waarin
ze behoefte hebben aan extra flexibiliteit voor het toekomst gebruik van een
gebouw.
Het amendement biedt de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur
minimumeisen aan de gebruiksvoorwaarden in bruikleenovereenkomsten te stellen.
Het amendement ziet derhalve niet op overeenkomsten op grond van de Leegstandwet
(artikelen 7, eerste lid, en 15, eerste lid).
Er is gekozen voor een kan-bepaling, zodat de sector de gelegenheid wordt
geboden om zelf regels te stellen aan de kwaliteit van bruikleencontracten.
Indien de sector een jaar na het van kracht worden van de wet zelf nog geen
bindende regeling voor kwaliteitsborging van bruikleencontracten heeft vastgesteld,
dan wel de vastgestelde regeling kwalitatief onder de maat is, kan de minister
alsnog bij AMvB minimumeisen stellen aan de bruikleencontracten.
Jansen